ECLI:NL:RBDHA:2024:12060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
10/120991-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor (poging) diefstal en afpersing; veroordeling voor medeplegen poging afpersing met mes

Op 5 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en momenteel gedetineerd. De zaak betreft een poging tot diefstal en afpersing, gepleegd op 6 april 2024 in Dordrecht. De verdachte en een medeverdachte hadden het plan om een drugsdealer te beroven, maar hebben in plaats daarvan een jonge vrouw, [naam 2], van haar scooter getrokken en bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen goederen zijn weggenomen, waardoor de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal en afpersing. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing. De verdachte is veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, [naam 2], toegewezen tot een bedrag van € 3.070,-, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade, die voortvloeit uit de gewelddadige gebeurtenis die de benadeelde partij heeft meegemaakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 10/120991-24
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Huisman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. de Wit naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Het komt er kort gezegd op neer dat hem wordt verweten onder feit 1 primair een diefstal met geweld gepleegd te hebben, die subsidiair als poging daartoe is ten laste gelegd, en onder feit 2 primair een afpersing gepleegd te hebben, die subsidiair als poging daartoe is ten laste gelegd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
Als feit 1 primair is een voltooide diefstal en als feit 2 primair is een voltooide afpersing ten laste gelegd. Vast staat dat er geen goederen zijn weggenomen of afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat derhalve geen sprake is van een voltooide diefstal of een voltooide afpersing, zodat deze feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat het rukken of trekken aan de tas, ten laste gelegd als de feitelijke gedraging van de poging tot diefstal, niet is komen vast te staan.
De verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2024113396, van de politie eenheid Rotterdam, afdeling Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 9 (proces-verbaal relaas) en 1 t/m 80).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 6 april 2024, voor zover inhoudende (p. 1-5):
Omschrijving aangifte
Feit : Straatroof (poging)
Plaats delict : Zuidendijk ter hoogte van nummer [huisnummer] , [postcode] Dordrecht
(Wielwijkpark)
Pleegdatum/tijd : Tussen zaterdag 6 april 2024 om 18:20 uur en zaterdag 6 april 2024 om 19:32 uur
Omstreeks 18.00 uur reed ik in het Wielwijkpark. Ik stopte. Ik voelde ineens mijn helm vast gepakt worden aan beide zijdes. Ik voelde dat dit vanachter gebeurde aangezien ik geen persoon zag. Ik voelde dat ik achterwaarts van mijn scooter getrokken werd. Toen ik op de grond lag voelde ik dat mijn keel werd dichtgeknepen door diezelfde persoon als wie mij achterwaarts van mijn scooter trok. Toen ik op de grond lag keek ik omhoog en zag een persoon met een mes. Ik zag dat persoon 1 met een mes richting mijn keel bewoog. Ik voelde een aantal keer het mes tegen mijn keel aankomen.
Ik hoorde persoon l zeggen "Je moet alles inleveren, geef alles wat je heb" Persoon 2 zei "Geef alles wat je heb, ik schiet je". Ik hoorde vervolgens persoon 1 zeggen "Ik wil dope" Ik vroeg aan persoon 1 "Wat wil je". Ik hoorde persoon 1 zeggen "Geef alles wat je heb" Ik zei "Ik heb geen drugs kijk maar in mijn tas". Ik zag dat persoon 1 in mijn tas ging kijken terwijl persoon 2 nog steeds mijn keel vast hield met een mes op mijn keel. Ik zag dat persoon 1 in mijn tas keek en ik daarbij het idee had dat hij specifiek op zoek was naar drugs zoals hij al eerder aangaf. Ik zag en hoorde dat persoon 1 tegen persoon 2 zei "Shit, we hebben de verkeerde. Hoezo pak je ook een meid" Ik hoorde dat persoon 1 vervolgens tegen mij zei "Ik dacht dat je een dealer was" Ik zag dat beide personen vervolgens opstonden en tegen mij zeiden dat ik mij scooter moest pakken mijn bek moest houden en weg moest gaan.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 juli 2024, voor zover inhoudende:
We hadden met zijn drieën op de kamer van [medeverdachte] afgesproken en waar [naam 1] bij was hebben we afgesproken dat we een dealer zouden beroven. [naam 1] heeft de bestelling geplaatst en hij zou op de uitkijk staan. Ik ben degene die haar tasje heeft doorzocht.
3. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] , afgelegd op de terechtzitting van 22 juli 2024, voor zover inhoudende:
Ik was zwaar onder invloed. Ik heb haar van achteren gepakt, ik heb haar helm met mijn hand gepakt. Ik zette kracht alsof ik een man zou pakken, maar ze viel gelijk van de scooter af en toen scheurde haar broek. Er viel een roze tasje op de grond. Ik had het mes in mijn rechterhand. Ik denk wel dat zij dat mes zag, want ik heb dat mes voor het vizier van haar helm gehouden. Ik heb gezegd ‘je moet alles inleveren’ en ‘geef me je dope’. Het was een voorgenomen plan om drugs te gaan rippen, helaas hadden we de verkeerde persoon. Eerst waren we met zijn drieën. [naam 1] wilde eerst ook meedoen maar hij heeft zich later teruggetrokken. Hij was erbij toen we een beetje een plan maakte.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt – kort gezegd – dat de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] van plan was om een drugsdealer op een scooter van zijn drugs te beroven. In plaats van het beoogde doelwit hebben zij [naam 2] , een jonge vrouw, van haar scooter getrokken en haar onder het uiten van dreigende woorden en bedreiging met een mes opgeroepen om haar spullen af te geven. Daarbij is de tas van [naam 2] doorzocht. Toen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] er achter kwamen dat zij geen dealer maar een toevallige passant voor zich hadden, is de tas aan [naam 2] teruggegeven en is tegen haar gezegd dat zij weg moest gaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde feitelijke gedraging, dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] [naam 2] hebben gedwongen tot afgifte van haar tas, niet is komen vast te staan. Dit volgt niet uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank acht dit niet bewezen, zodat de verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de overige feitelijke gedragingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, bewezen. Deze gedragingen vinden steun in de aangifte van [naam 2] , die de rechtbank tot uitgangspunt neemt. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring betrouwbaar is en ziet geen reden om aan de inhoud van de verklaring van [naam 2] te twijfelen. Deze verklaring vindt bovendien op essentiële punten bevestiging in de overige bewijsmiddelen, te weten de grotendeels bekennende verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Anders dan de verdediging aanvoert, is niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel moet worden ondersteund. Dat de verklaring van [naam 2] wordt gestaafd met betrekking tot bepaalde onderdelen van haar verklaring is voldoende. De rechtbank sluit bovendien niet uit dat de discrepantie tussen de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] en de aangifte van [naam 2] voortvloeit uit het feit dat de medeverdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit, onder invloed was van drugs.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] een aandeel hebben gehad in de afpersing van [naam 2] . Vast staat dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het gezamenlijke plan hadden opgevat om een drugsdealer te beroven. De medeverdachte [medeverdachte] heeft [naam 2] van de scooter getrokken en bedreigd met een mes, terwijl de verdachte de tas van [naam 2] heeft doorzocht. De rechtbank is van oordeel dat met de gezamenlijke planvorming en de gezamenlijke uitvoering sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en dat de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 6 april 2024 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2] te dwingen tot de afgifte van enig goed, dat geheel aan die [naam 2] toebehoorde
- die [naam 2] van achteren bij haar helm heeft gepakt en
- van achteren met kracht die [naam 2] van haar scooter heeft getrokken en
- vervolgens haar keel heeft dichtgedrukt en
- vervolgens dreigend een mes heeft getoond aan die [naam 2] en
- vervolgens dreigend meermaals het genoemde mes tegen haar keel heeft gedrukt en
- vervolgens aan haar dreigend de woorden heeft toegevoegd "Je moet alles inleveren, geef alles wat je heb" en/of "Geef alles wat je heb, ik schiet je" en "ik wil dope",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in lijn met de oriëntatiepunten en de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie, waarvan een deel voorwaardelijk, met oplegging van bijzondere voorwaarden die de rechtbank noodzakelijk acht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met een ander het plan opgevat om een drugsdealer te beroven. Vervolgens hebben zij, op klaarlichte dag, in het openbaar in een park, de eerste de beste die langskwam op een scooter, een jonge vrouw, van achteren van haar scooter getrokken. Het slachtoffer is gevallen en daarbij is haar broek gescheurd en heeft zij een grote schaafwond op haar bil opgelopen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag is zij onder bedreiging van een mes dat op haar keel werd gezet, opgeroepen op alles af te geven. Pas toen de verdachte en de medeverdachte er achter kwamen dat het slachtoffer geen drugsdealer was, mocht de zij gaan. Het kwaad was toen al geschied. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat deze gebeurtenis voor het slachtoffer een traumatische ervaring is geweest, waarvan zij nog steeds de gevolgen ondervindt. Het spreekt voor zich dat dergelijke gewelddadige gebeurtenis een diepe indruk maakt op het nog jonge slachtoffer en dat zij nog geruime tijd kan lijden onder de gevolgen daarvan. De verdachte en de medeverdachte hebben enkel oog gehad voor hun drang naar drugs en hebben geen rekening gehouden met de consequenties van hun handelen. Dergelijke berovingen brengen ook bij omstanders en mensen die erover lezen in de media gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Strafblad
Het strafblad van de verdachte van 20 juni 2024 bestaat uit 29 pagina’s. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in 2018 en 2020 tot lange gevangenisstraffen is veroordeeld vanwege soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de retourzending rapportageverzoek van de reclassering van 5 juni 2024. De verdachte heeft de reclassering laten weten dat hij weigert mee te werken.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten. Daarin is voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging voor een first offender als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Hoewel er geen sprake is van een voltooide afpersing merkt de rechtbank op dat alle voorbereidende gedragingen wel zijn voltooid, namelijk dat er geweld is gebruikt en het slachtoffer gewond is geraakt. Dat het hier om een poging tot afpersing gaat, heeft alleen te maken met het feit dat de verdachte niets van zijn gading aantrof. Het slachtoffer was immers geen dealer.
Volgens de oriëntatiepunten is bedreiging met een wapen een strafverzwarende factor. In dit geval acht de rechtbank tevens strafverzwarend dat het bewezen verklaarde feit in vereniging is gepleegd en wel op klaarlichte dag op een openbare plek. Ten slotte houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Vanwege het ontbreken van een reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen mogelijkheid om een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam 2] , bijgestaan door mr. W.J. Backer, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 3.070,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij verzoekt verder de verdachte samen met zijn medeverdachte, hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor deze schade.
Het schadebedrag bestaat uit € 70,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade verzoekt zij de rechtbank de vordering te matigen tot € 1.000,-.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Het gevorderde bedrag van € 70,- bestaat uit kosten voor het vervangen van de gescheurde broek. Deze schadepost staat in rechtstreeks verband tot het bewezenverklaarde feit en is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade – te weten lichamelijk letsel en psychisch letsel (PTSS) – heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek – de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon aangetast. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de vordering van € 3000,00 voor geleden immateriële schade toewijzen. De rechtbank acht dit bedrag passend, ook met het oog op de vergoeding, die in de jurisprudentie voor soortgelijke gevallen wordt toegekend.
Toewijzing en wettelijke rente
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.070,-. De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 6 april 2024 omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een medeverdachte heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover één van de medeverdachten een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.070,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f, 45, 47, en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 3.070,-, bestaande uit € 70,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 april 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, aan [naam 2] te betalen;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.070,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 3.070,- niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen: de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag van € 3.070,- aan de benadeelde partij [naam 2] de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen en dat de gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan [naam 2] in zoverre doet vervallen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten van [naam 2] begroot op nihil en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.B. Haverhoek, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. Kramer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 augustus 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg,
een tas, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- die [naam 2] (van achteren) bij haar hoofd en/of helm te pakken en/of
- ( van achteren)(met kracht) die [naam 2] van haar scooter te trekken en/of
- ( vervolgens) haar keel/nek/hals dicht te knijpen/drukken en/of
- ( vervolgens)(dreigend) een mes te tonen/voor te houden aan die [naam 2] en/of
- ( vervolgens)(dreigend)(meermaals) het genoemde mes tegen haar keel/nek/hals te
houden/drukken en/of
- ( vervolgens) aan haar dreigend de woorden toe te voegen "Je moet alles inleveren,
geef alles wat je heb" en/of "Geef alles wat je heb, ik schiet je" en/of "ik wil dope",
althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking
en/of
- ( vervolgens)(met kracht) de tas van die [naam 2] (af) te pakken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
- aan de genoemde tas heeft gerukt en/of getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die
voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- Die [naam 2] (van achteren) bij haar hoofd en/of helm te pakken en/of
- ( van achteren)(met kracht) die [naam 2] van haar scooter te trekken en/of
- ( vervolgens) haar keel/nek/hals dicht te knijpen/drukken en/of
- ( vervolgens)(dreigend) een mes te tonen/voor te houden aan die [naam 2] en/of
- ( vervolgens)(dreigend)(meermaals) het genoemde mes tegen haar keel/nek/hals te
houden/drukken en/of
- ( vervolgens) aan haar dreigend de woorden toe te voegen "Je moet alles inleveren,
geef alles wat je heb" en/of "Geef alles wat je heb, ik schiet je" en/of "ik wil dope",
althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [naam 2] en/of een derde toebehoorde(n)
door
- Die [naam 2] (van achteren) bij haar hoofd en/of helm te pakken en/of
- ( van achteren)(met kracht) die [naam 2] van haar scooter te trekken en/of
- ( vervolgens) haar keel/nek/hals dicht te knijpen/drukken en/of
- ( vervolgens)(dreigend) een mes te tonen/voor te houden aan die [naam 2] en/of
- ( vervolgens)(dreigend)(meermaals) het genoemde mes tegen haar keel/nek/hals te
houden/drukken en/of
- ( vervolgens) aan haar dreigend de woorden toe te voegen "Je moet alles inleveren,
geef alles wat je heb" en/of "Geef alles wat je heb, ik schiet je" en/of "ik wil dope",
althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of strekking
en/of
- ( vervolgens) die [naam 2] te dwingen tot de afgifte van haar tas;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 2] te dwingen tot de afgifte van een tas, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [naam 2] en/of een derde toebehoorde(n)
- die [naam 2] (van achteren) bij haar hoofd en/of helm heeft gepakt en/of
- ( van achteren)(met kracht) die [naam 2] van haar scooter heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) haar keel/nek/hals heeft (dicht)geknepen en/of (dicht)gedrukt en/of
- ( vervolgens)(dreigend) een mes heeft getoond/heeft voorgehouden aan die
[naam 2] en/of
- ( vervolgens)(dreigend)(meermaals) het genoemde mes tegen haar keel/nek/hals
heeft gehouden/heeft gedrukt en/of
- ( vervolgens) aan haar dreigend de woorden heeft toegevoegd "Je moet alles
inleveren, geef alles wat je heb" en/of "Geef alles wat je heb, ik schiet je" en/of "ik
wil dope", althans woorden van een dergelijke dreigende en/of dwingende aard of
strekking en/of
- ( vervolgens) die [naam 2] heeft gedwongen tot afgifte van haar tas
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;