ECLI:NL:RBDHA:2024:12058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
09/133258-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van fietsaccessoires met een lange strafrechtelijke voorgeschiedenis en ISD-maatregel

Op 5 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een wiel en een zadel van een fiets. De verdachte, geboren in 1976 en momenteel gedetineerd, heeft een lange strafrechtelijke voorgeschiedenis, waaronder meerdere ISD-maatregelen in 2005 en 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 april 2024 in Leiden een wiel en een zadel heeft weggenomen van een fiets die toebehoorde aan een ander, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de plaats van het misdrijf door middel van braak.

Tijdens de zitting op 22 juli 2024 heeft de officier van justitie, mr. N.C. Neelis, gevorderd dat de verdachte opnieuw een ISD-maatregel opgelegd zou krijgen, gezien zijn eerdere misdrijven en het falen van eerdere reclasseringstrajecten. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor effectieve hulpverlening en om herhaling van delictgedrag te voorkomen. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaar opgelegd, waarbij de verdachte niet in aanmerking komt voor vermindering van de duur vanwege eerdere detentie.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en de inbeslaggenomen goederen, waaronder gereedschap, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/133258-24 en 09/064237-24 (tul)
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats],
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats], locatie [locatie],
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.C. Blok naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Leiden een wiel en een zadel van een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel te verstrekkend is voor het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de verdediging.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024120961, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 34), tenzij anders vermeld.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam], opgemaakt op 12 april 2024, voor zover inhoudende (p. 6-7):
Omschrijving aangifte
Feit : Diefstal fiets
Plaats delict : Herensingel [huisnummer] thv
[postcode] Leiden
Pleegdatum/tijd : tussen donderdag 11 april 2024 om 23:05
en vrijdag 12 april 2024 om 1:55
Merk/type : Gazelle Paris C7+ Hmb Dli53 N7
Kleur : Zwart
Framenummer : 61960389
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 17 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 9-10):
Op 17 april 2024 waren wij ter plaatse op de Mare Singel te Leiden. Ik zag dat de man aan kwam lopen met een wiel en een zadel. Ik zag dat er nog een U-slot vast zat aan het wiel. Ik hield de man staande en vroeg hoe hij aan het wiel en het zadel kwam. Ik hoorde dat de verdachte zei dat hij die van die zwarte fiets had gehaald. Ik zag dat de verdachte naar een zwarte Gazelle damesfiets wees. Ik zag dat de zwarte Gazelle fiets een voorwiel en een zadel miste. Het framenummer GZ61960389.
Wij hebben foto's gemaakt van het aantreffen van de fiets en het aangetroffen gereedschap.
3. Het proces-verbaal van bevindingen (PL1500-2024120788-12), opgemaakt op 20 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 1):
Op 17 april op de Maresingel in Leiden troffen wij verdachte [de verdachte] aan met wiel en een zadel die afkomstig waren van een grijze Gazelle damesfiets. Ik zag dat het voorwiel en de zadel van de grijze Gazelle damesfiets waren gehaald. Ik zag dat het spatboord dat boven het voorwiel bevestigd zit beschadigd en verbogen was. Ik zag dat de aansluitingen van het spatboord naar buiten toe waren verbogen. Ik vroeg aan verdachte [de verdachte] hoe hij het voorwiel en de zadel had losgekregen van de fiets. Ik hoorde verdachte [de verdachte] het volgende zeggen "ik heb gereedschap bij mij
en hiermee heb ik het voorwiel en de zadel losgekregen".
3.4.
Bewijsoverwegingen
Bij zijn aanhouding verklaarde de verdachte het wiel en het zadel van de fiets te hebben gehaald. In zijn verhoor bij de politie en op zitting heeft de verdachte verklaard dat hij het zadel en het wiel niet van de fiets heeft gehaald, maar dat hij het wiel en zadel los van de fiets heeft aangetroffen en vervolgens heeft meegenomen. Daarnaast verklaart hij dat het een oude fiets was en dat op die plek al veel langer zulke fietsen staan.
De rechtbank gaat voor de beoordeling van de zaak uit van de verklaring die de verdachte heeft afgelegd bij zijn aanhouding. De latere verklaringen van de verdachte acht de rechtbank onaannemelijk. Gebleken is immers dat die fiets, anders dan de verdachte stelde, pas een paar dagen voordat de verdachte is aangehouden bij die fiets, is gestolen. Dat niet verdachte maar een ander de twee fietsonderdelen zou hebben gedemonteerd en ze naast de fiets zou hebben laten liggen is evenmin aannemelijk.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak van het wiel en het zadel van de fiets.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 april 2024 te Leiden een wiel en een zadel van een fiets
toebehorendeaan [naam] heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen. De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat hulp van de reclassering noodzakelijk is omdat de verdachte al twee keer eerder een ISD-maatregel heeft gehad en dat dit twee keer niet tot gedragsverandering heeft geleid. De verdediging verzoekt aan de rechtbank daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 maanden, waarin de reclassering kan beginnen met de voorbereiding van begeleid wonen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een wiel en een zadel. Dit is een vervelend en hinderlijk feit dat schade en overlast oplevert. Met de diefstal heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Voorwaarden ISD
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Het feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij dit feit pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het feit waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van een stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Reclasseringsadvies
De rechtbank beschikt over een reclasseringsadvies van 21 juni 2024 van Fivoor. De reclassering heeft geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat nagenoeg alle leefgebieden van de verdachte worden aangemerkt als risicofactoren. Op alle leefgebieden is er sprake van instabiliteit en er is sprake van problematisch drugsgebruik. De verdachte is dakloos en heeft geen passende dagbesteding. Er is sprake van een pro-criminele houding voortkomend uit zijn problematiek, problemen op financieel gebied en het ontbreekt hem aan een steunend netwerk. De verdachte is van goede wil, maar door zijn onmacht (en niet per se onwil) lukt het niet om mee te werken aan interventies om tot de gewenste gedragsverandering te komen. Toezicht en werkstraffen zijn tot op heden bijna altijd voortijdig negatief beëindigd, terwijl de verdachte al vanaf 2000 bij de reclassering bekend is. De onvoorwaardelijke ISD-maatregel biedt een strikt kader, van waaruit ingezet moet worden op diagnostisch onderzoek en behandeling binnen een klinische setting buiten de regio. Aansluitend moet er in de extramurale fase ook buiten de regio ingezet te worden op een ambulant behandelcontact en stabilisatie op het gebied van huisvesting, financiën en dagbesteding. Fivoor schat in dat de structuur van de ISD-maatregel nodig is om het gedrag van de verdachte te kunnen beïnvloeden.
Op de terechtzitting heeft de opsteller van het rapport nog gesteld dat diagnostisch onderzoek wenselijk en geboden is, omdat er bij de verdachte mogelijk sprake is van cognitieve schade.
Conclusie
Dit alles bij elkaar genomen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en schade veroorzaakt, gaat nu het belang van de samenleving voor. De rechtbank ziet, net als de reclassering, dat de verdachte van goede wil is, maar dat het door zijn onmacht niet lukt om mee te werken aan interventies om tot een gewenste gedragsverandering te komen. Daarom is het voor de veiligheid van goederen nodig om opnieuw de ISD-maatregel op te leggen. De ISD-maatregel kan namelijk een bijdrage leveren aan het oplossen van de verslavingsproblematiek en mogelijk andere problemen van de verdachte en om herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel te voorkomen.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om een mogelijke oplossing van de problemen van de verdachte alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaar en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft op 11 juni 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 27 februari 2024 (09/064237-24). Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen omdat zij verzoekt om een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage 1aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp zal worden teruggegeven aan [naam] en dat de onder 2 en 3 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder 2 en 3 van de beslaglijst genoemde goederen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar aangezien zij aan de verdachte toebehoren en vast is komen te staan dat het bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen – gereedschap - is begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het onder 1 van de beslagglijst genoemde voorwerp (fiets) aan de rechtmatige eigenaar, [naam].

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 38m, 38n, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
twee (2) JAREN;
vordering tenuitvoerlegging
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Den Haag op 27 februari 2024, onder parketnummer 09/064237-24, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Handgereedschap;
1. STK Gereedschap;
gelast de teruggave aan [naam] van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Fiets Heren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. Kramer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 augustus 2024.
Bijlage:
1. Beslaglijst