ECLI:NL:RBDHA:2024:12055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van eiser in het kader van vreemdelingenrechtelijke procedures en voortvarendheid van de staatssecretaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring, die op 18 maart 2024 is opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, is door de rechtbank eerder getoetst en als rechtmatig bevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een lange termijn is verstreken zonder dat de eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel.

De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de maatregel nog voldoet aan de eisen van het Unierecht, zoals gesteld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022. De Staatssecretaris heeft de rechtbank op de hoogte gesteld van de voortgang van de procedure en de eiser is verzocht om medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure en dat de eiser niet in voldoende mate heeft meegewerkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarmee de maatregel van bewaring in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2024 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.24664
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: L. Verhaegh).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 18 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 8 april 2024 (in de zaak NL24.12672) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt rechtmatig was.
Deze maatregel duurt nog voort. Inmiddels is een lange termijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858) toetst de rechtbank nu ambtshalve of deze maatregel nog voldoet aan de eisen die daaraan door het Unierecht worden gesteld.
De staatssecretaris heeft de rechtbank door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop een reactie gegeven.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 21 juni 2024 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt als volgt.
Het voortvarendheidsvereiste
2. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. De staatssecretaris rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een laissez passer (lp), laatstelijk op 18 juni 2024. Daarnaast heeft de staatssecretaris op 24 april 2024, 22 mei 2024 en 18 juni 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op eiser rust de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen. Niet gebleken is dat eiser hieraan in voldoende mate invulling heeft gegeven. Eisers standpunt dat de staatssecretaris nader onderzoek dient in te stellen bij de Italiaanse autoriteiten volgt de rechtbank dan ook niet. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de uitzetting van eiser voldoende voortvarend ter hand neemt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

3. Los van wat door eiser is aangevoerd, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens ook geen grond om ambtshalve tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet (langer) is voldaan.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 juni 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.