ECLI:NL:RBDHA:2024:12051
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Algerijnse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan de eiser, een Algerijnse vreemdeling, was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 8 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 26 juli 2024 is eiser, ondanks bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere uitspraak op 27 mei 2024 rechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen nieuwe gronden heeft aangevoerd tegen het voortduren van de maatregel, behalve de standaard beroepsgrond dat de maatregel onrechtmatig is. Aangezien eiser niet ter zitting is verschenen en geen aanvullende argumenten heeft gepresenteerd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het voortduren van de maatregel niet onrechtmatig is.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.