ECLI:NL:RBDHA:2024:12049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.26409, NL24.26410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Sierra Leoonse eiser en de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024, wordt het beroep van een eiser uit Sierra Leone behandeld, die een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Eiser, geboren in 1984, heeft in 2001 Nederland bereikt en heeft sindsdien verschillende asielaanvragen gedaan. De meest recente aanvraag, ingediend op 4 juli 2021, werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 26 juni 2024 als kennelijk ongegrond. Eiser heeft in zijn aanvraag verwezen naar zijn eerdere ervaringen van geweld en trauma's die hij heeft ondergaan in Sierra Leone, waaronder ontvoering en mishandeling door rebellen. Hij heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een rapport van de Stichting instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO), dat zijn littekens en psychische klachten in verband met zijn asielrelaas ondersteunt.

De rechtbank oordeelt dat de minister in strijd met de Algemene wet bestuursrecht heeft gehandeld door de geloofwaardigheid van het asielrelaas onvoldoende te motiveren. De rechtbank stelt vast dat de conclusies van het iMMO-rapport zorgvuldig zijn en dat de littekens van eiser consistent zijn met zijn relaas. De rechtbank benadrukt dat in asielzaken geloofwaardigheid belangrijker is dan sluitend bewijs. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.26409 (beroep) en NL24.26410 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 4 juli 2021 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 26 juni 2024 in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.26409) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL24.26410) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling van het beroep

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1984 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser is in 2001 Nederland ingereisd en aan hem is destijds een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig tot 1 juni 2004, verleend op grond van het toenmalige categoriale beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Sierra Leone. De afwijzing van de daaropvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is in 2007 uitgeprocedeerd en in rechte vast komen te staan. Eiser heeft vervolgens deelgenomen aan het zogenoemde ‘project Enschede’, waardoor eiser voor de periode van één jaar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw is verleend, onder voorwaarde van intrekking van alle lopende verblijfsprocedures op dat moment. De afwijzingen van de latere aanvragen van eiser voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’ en uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw zijn respectievelijk in 2013 en 2015 in rechte vast komen te staan.
2.1
In deze beroepszaak gaat het om een opvolgende asielaanvraag die op 4 juli 2021 door eiser is ingediend. Eiser heeft voor deze aanvraag verwezen naar het asielrelaas dat hij aan zijn eerste asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Kort samengevat heeft eiser aan zijn eerste asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2001 uit Sierra Leone gevlucht is, omdat hij daar door rebellenmilities ontvoerd, uitgebuit en mishandeld werd. Eiser stelt dat zijn vader het dorpshoofd van het dorp [plaats] in Sierra Leone was. Bij een inval van rebellen in het dorp is zijn vader gedood en werden van zijn moeder de handen afgehakt. De moeder van eiser is daarna samen met de broer en zus van eiser op de vlucht geslagen en eiser stelt dat hij hen daarna nooit meer heeft gezien. Eiser stelt dat hij na de inval door de rebellen is ontvoerd en gedwongen werd tot het verlenen van allerlei diensten aan hen, zoals spullen dragen, brandstichting en vrouwen halen voor de rebellen. Eiser stelt dat hij drie jaar bij de rebellen heeft moeten verblijven en dat hij in die periode gedwongen ooggetuige is geweest van ernstig fysiek, psychisch en seksueel geweld. Eiser werd fysiek mishandeld door de rebellen en heeft daaraan meerdere littekens overgehouden.
2.2
Eiser heeft zijn asielrelaas bij deze opvolgende aanvraag nader onderbouwd met enkele stukken. Zo heeft eiser een rapportage uit 2020 overgelegd van de Stichting instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO), waaruit blijkt dat de verschillende littekens van eiser passend zijn (variërend van consistent en zeer consistent tot typerend) bij het geweldsrelaas. Uit dit iMMO-rapport blijkt ook dat de psychische klachten van eiser typerend zijn voor het geweldsrelaas. Eiser heeft daarnaast ter onderbouwing van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst een origineel afschrift van zijn geboorteakte en een origineel paspoort uit Sierra Leone overgelegd. Tot slot heeft eiser ter onderbouwing van zijn relaas ook een begeleidend schrijven van zijn gemachtigde van 9 juni 2021 overgelegd en verwezen naar een artikel van RTL Nieuws van 21 oktober 2018.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
het asielrelaas in samenhang met de overgelegde documenten.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht, nu deze al in de eerste asielprocedure geloofwaardig zijn geacht.
3.2
Het (eerdere) asielrelaas van eiser in samenhang met de overgelegde documenten is door verweerder ongeloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat eiser met de verklaringen in het gehoor opvolgende aanvraag en de in dit beroep overgelegde stukken de eerder vastgestelde vaagheden, inconsistenties en tegenstrijdigheden in het asielrelaas niet heeft weggenomen. Verweerder doelt daarmee op de redenen waarom eisers eerdere aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is afgewezen en welke afwijzing in 2007 in rechte onaantastbaar is geworden.
3.3
Verweerder heeft in dit kader aan eiser tegengeworpen dat de conclusies uit het iMMO-rapport ruimte laten voor andere oorzaken voor de littekens en de psychiatrische klachten van eiser. Daarnaast werpt verweerder tegen dat de verklaring van eiser in het iMMO-rapport tegenstrijdigheden bevat ten opzichte van de eerdere verklaringen van eiser. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het jaartal waarin de rebellen zijn dorp zijn binnengevallen (1991, 1997 of 1999). Ook heeft eiser wisselend en inconsistent verklaard over de aard van de in Sierra Leone ondergane mishandelingen en de daardoor opgelopen verwondingen. Daarbij heeft verweerder van belang geacht dat iMMO zich onthouden heeft van een oordeel over de vraag in welke mate de medische problematiek van eiser geïnterfereerd heeft met het compleet, coherent en consistent verklaren, nu geen medische gegevens van eiser bekend zijn uit de periode van de eerste asielgehoren. Daarnaast concludeert verweerder dat tijdens het gehoor opvolgende aanvraag voldoende rekening is gehouden met het vooraf opgevraagde MediFirst-advies, dat bij de eerdere gehoren geen problemen zijn geconstateerd ten aanzien van het vermogen om te verklaren en dat eiser ook is gehoord toen hij inmiddels volwassen was.
3.4
Het originele afschrift van de geboorteakte en het originele paspoort uit Sierra Leone die in deze opvolgende asielprocedure zijn ingebracht, maken de conclusie van verweerder niet anders, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser reeds bij de eerdere asielprocedure geloofwaardig zijn geacht.
3.5
Tot slot werpt verweerder tegen dat niet valt in te zien wat de verwijzing naar het artikel van RTL Nieuws van 21 oktober 2018 anders kan maken, nu het artikel algemene informatie bevat en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat wat daarin is vermeld ook op hem persoonlijk betrekking heeft.
3.6
Nu eiser met enkel zijn geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en afkomst niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen.
3.7
Verweerder heeft ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Daarnaast heeft verweerder erop gewezen dat in 2011 al een terugkeerbesluit aan eiser is opgelegd, dat niet is uitgevoerd en dus nog steeds geldt.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Met de overgelegde stukken bij deze opvolgende aanvraag heeft eiser zijn asielrelaas aannemelijk gemaakt. Nu uit het iMMO-rapport blijkt dat de littekens minimaal consistent, enkele littekens zelfs zeer consistent of typerend zijn en ook de psychische klachten van eiser typerend zijn bij het aangevoerde geweldsrelaas, heeft eiser daarmee voldoende bewijs geleverd om het asielrelaas geloofwaardig te achten. Het artikel van
RTL Nieuws dient daarbij ter onderbouwing van de gebeurtenissen die eiser heeft meegemaakt in het verleden. Het daarin opgenomen verhaal past namelijk bij het relaas van eiser en de periode waarin hij de genoemde gebeurtenissen heeft meegemaakt en heeft daarom te gelden als externe geloofwaardigheidsindicator. Het overgelegde iMMO-rapport en het nieuwsartikel nemen de door verweerder gestelde inconsistenties weg. Verweerder heeft dan ook in strijd met zijn eigen werkinstructie geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling gemaakt van het asielrelaas. Ook van belang is dat verweerder ten tijde van de afwijzing van de eerdere aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd strengere eisen stelde aan de geloofwaardigheid van een asielrelaas.
4.2
Verweerder heeft aan eiser ook ten onrechte tegengeworpen dat hij niet consistent kan verklaren over het jaartal waarin de rebellen zijn dorp zijn binnengevallen. Nu uit het iMMO-rapport volgt dat problemen met het geheugen kunnen zijn voortgekomen uit zijn jeugdige leeftijd bij het eerste gehoor en uit de psychische klachten in verband met het ondervonden geweld, mag verweerder niet aan eiser tegenwerpen dat eiser niet consistent over deze data heeft verklaard. Dat er geen medische gegevens van eiser bekend zijn ten tijde van de eerdere asielgehoren mag daarbij niet aan eiser worden tegengeworpen. Destijds was er namelijk nog geen MediFirst. Met het iMMO-rapport is bovendien aannemelijk gemaakt dat de fysieke en psychische traumata die eiser heeft opgelopen voortkomen uit het door hem gestelde geweld dat hij voorafgaand aan die asielgehoren heeft meegemaakt in Sierra Leone. Daarmee is aannemelijk gemaakt dat deze beperkingen ook reeds tijdens de eerdere asielgehoren hebben gespeeld.
4.3
In de aanvullende beroepsgronden van 18 juli 2024 heeft eiser onder verwijzing naar de leeswijzer voor iMMO-rapporten nader betoogd dat de conclusies van iMMO inzichtelijk en objectief zijn.
4.4
Tot slot heeft eiser verzocht om vernietiging van het bij het bestreden besluit opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar, gelet op de gevolgen voor zijn privéleven, nu hij een groot deel van zijn leven in Nederland heeft doorgebracht. Hij heeft de rechtbank ook verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waaronder de deskundigenkosten in verband met de iMMO-rapportage.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en overweegt daartoe als volgt.
5.1
Niet in geschil tussen partijen is dat het iMMO-rapport zorgvuldig tot stand is gekomen en naar de inhoud inzichtelijk en concludent is. Desgevraagd is ter zitting ook bevestigd dat verweerder de conclusies van het iMMO-rapport inhoudelijk volgt. Gelet op deze conclusies is de rechtbank van oordeel dat verweerder in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
5.2
Uit het iMMO-rapport volgt namelijk dat twee littekens van eiser consistent zijn met het geweldsrelaas, dat een groep littekens zeer consistent is en dat twee andere littekens en de psychische klachten typerend zijn. Hoewel op grond van deze kwalificaties volgens het Istanbul Protocol [2] andere oorzaken voor de geleden traumata niet zijn uitgesloten, is de rechtbank van oordeel dat sluitend bewijs niet van eiser gevergd mag worden, nu het in asielzaken gaat om geloofwaardigheid en niet om volledige zekerheid van het relaas. Dat geen van de littekens als kenmerkend in de zin van het Istanbul Protocol, en dus als bewijzend, is aangemerkt maakt daarbij nog niet dat geen sprake kan zijn van geloofwaardigheid. Daarbij is van belang dat de kwalificatie ‘typerend’ betekent dat de verschijnselen meestal worden waargenomen bij de gestelde gebeurtenis en dat de kwalificatie ‘zeer consistent’ betekent dat slechts een paar andere oorzaken mogelijk zijn. Verweerder heeft dit met het bestreden besluit miskend, temeer omdat de samenhang tussen de waargenomen traumata en de daaraan toegekende kwalificaties een andere oorzaak nog minder aannemelijk maakt. Daar komt bij dat de aannemelijkheid van een verband tussen de psychische klachten en het geweldsrelaas wordt ondersteund door andere medische stukken in het dossier, zoals de brief van Mediant van 9 juni 2009 en de brief van het Bureau Medische Advisering van 1 maart 2011, waaruit volgt dat eiser in ieder geval al sinds 2009 behandeld wordt voor posttraumatische stressklachten. Verder is van belang dat de verklaringen van eiser tijdens de gehoren weliswaar tegenstrijdigheden bevatten, zoals ten aanzien van het jaar waarin gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, maar dat een groot deel van de verklaringen wel consistent is, vooral wat betreft lichamelijk en psychisch geweld dat eiser zegt te hebben ondervonden, welk geweld volgens het iMMO-rapport te relateren is aan de waargenomen traumata. In het licht van het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de kans dat de traumata een andere oorzaak hebben, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het geweldsrelaas van eiser.
5.3
Ook in zijn conclusie over het vermogen van eiser om te verklaren tijdens de gehoren heeft verweerder de resultaten van het iMMO-onderzoek onvoldoende betrokken. Uit dit rapport volgt namelijk dat fysieke en psychische problematiek, alsook een jeugdige leeftijd, een negatieve invloed kunnen hebben op het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, en dat migratie naar een onbekend land en een onbekende cultuur ook een ontregelend effect kan hebben. Hoewel de deskundigen in het iMMO-rapport zich onthouden hebben van een oordeel over het vermogen om te verklaren, omdat medisch referentiemateriaal ten tijde van de eerste gehoren in 2001 ontbreekt, is niet in geschil tussen partijen dat eiser ten tijde van de gehoren in 2001 nog minderjarig was. Gelet op het voorgaande, de delen van eisers verklaringen die wel consistent zijn en hetgeen hiervoor is overwogen over de door iMMO uiteengezette connectie tussen de fysieke en psychische gezondheidsproblemen van eiser en het gestelde langdurige fysieke en psychische geweld, heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de inconsistenties in de verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
5.4
Het bestreden besluit kent motiveringsgebreken en komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit, inclusief het inreisverbod voor de duur van twee jaar, wordt vernietigd.
7. De rechtbank ziet in deze zaak geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting, gelet op de nadere beoordeling die verweerder moet verrichten. Verweerder moet met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag van eiser beslissen. Hierbij moet verweerder nader motiveren waarom hij het asielrelaas niet geloofwaardig acht of, als een toereikende motivering daarvan niet mogelijk is, het asielrelaas alsnog geloofwaardig achten en beoordelen of daarin een grond voor een verblijfsvergunning is gelegen.
8. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten in verband met het beroep te veroordelen. Dit bedrag wordt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt, wegingsfactor 1).
9. Voor een proceskostenveroordeling vanwege de deskundigenkosten voor het iMMO-rapport bestaat geen aanleiding, reeds omdat deze kosten voorafgaand aan het indienen van de onderhavige asielaanvraag en daarmee niet in het kader van deze beroepsprocedure zijn gemaakt.
10. Nu uitspraak gedaan is op het beroep, bestaat geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af. Gelet op het spoedeisende belang bij het verzoek en op de beslissing op het beroep, is er wel aanleiding om verweerder in de proceskosten in verband met het verzoek te veroordelen. Dit bedrag wordt op grond van het Bpb vastgesteld op € 875,- (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde van € 875,- per punt, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om - met inachtneming van deze uitspraak - opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.
De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De datum van verzending staat hierboven vermeld.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.De door de Verenigde Naties gepubliceerde ‘Manual on the Effective Investigation and Documentation of Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment’.