ECLI:NL:RBDHA:2024:12027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.23244 en NL2423245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres, die de Syrische nationaliteit heeft, stelt dat zij en haar minderjarige kinderen in Kroatië mensonterend behandeld zijn en dat zij vrezen voor vervolging. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er in Kroatië sprake is van fundamentele systeemfouten in de asielprocedure. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23244 en NL24.23245
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster], V-nummer: [V-nummer 1], eiseres en verzoekster (hierna: eiseres)

Mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1],V-nummer: [V-nummer 2]
[kind 2],V-nummer: [V-nummer 3]
[kind 3],V-nummer
:[V-nummer 4]
[kind 4], V-nummer: [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1996. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat verweerder haar asielaanvraag ten onrechte niet in behandeling neemt [2] en dat deze inhoudelijk beoordeeld dient te worden. Er is sprake van bijzondere individuele omstandigheden zoals omschreven in artikel 17 Dublinverordening. Eiseres heeft gegronde redenen om te vrezen voor vervolging in de zin van artikel 1 (A) van het Verdrag van Geneve. Verweerder heeft gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar een uitspraak [3] van rechtbank Amsterdam. In Kroatië zou eiseres geen internationale bescherming hebben gekregen en met haar gezin mensonterend en inhumaan behandeld zijn. Zij zouden volgens eiseres gedetineerd, mishandeld en vernederd zijn. Dit was traumatisch. De mogelijkheid op terugkeer naar Kroatië zorgt voor onrust en stress binnen het gezin. De dochter van eiseres heeft angsten ontwikkeld en is mogelijk gaan stotteren vanwege de stress. Het neefje van de echtgenoot van eiseres woont bij het gezin en zal van hen gescheiden worden bij uiteenzetting. Ook eiseres heeft last van psychische problemen en dient ondersteund te worden door een psycholoog. Ten aanzien van Kroatië kan volgens eiseres, zeker niet in het geval van een gezin met jonge kinderen, van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uit worden gegaan. Er is sprake van fundamentele systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken ten aanzien van de opvangvoorzieningen, detentie en rechtsbijstand. Verweerder zou hier nader onderzoek naar moeten doen. Eiseres verwijst naar verschillende bronnen [4] waaruit volgt dat in Kroatië pushbacks plaatsvinden, er gebrek is aan opvangplekken, er geen mogelijkheid is om te klagen bij de Kroatische autoriteiten en het ingestelde monitormechanisme niet werkt. Voorts is Griekenland het eerstverantwoordelijke land voor eiseres en zou daar geclaimd moeten worden. Bij overdracht aan Kroatië is sprake van concrete aanwijzingen van verdragsschendingen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Verweerder mag – ondanks pushbacks bij de buitengrenzen – ten aanzien van het overdragen van Dublinclaimanten aan Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 13 september 2023 [5] . Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Kroatië dit niet doet.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Kroatië zich ten opzichte van haar niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Kroatië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure. De enkele, niet-onderbouwde stellingen dat er in Kroatië sprake is van fundamentele systeemfouten in de detentie- rechtsbijstand en opvangvoorzieningen en dat eiseres vreest voor vervolging, is daartoe onvoldoende. Voorts heeft eiseres de mensonterende en inhumane behandeling van haar gezin en de medische en psychische klachten van haar dochter niet onderbouwd met (medische) documenten. Ook is niet gebleken dat de dochter van eiseres of eiseres zelf onder medische behandeling staat dan wel nodig heeft.
6.1.
Verder mag van eiseres worden verwacht dat zij zich bij voorkomende problemen in de Kroatische asielprocedure, opvangvoorzieningen, of anderszins beklaagt bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet is of dat de Kroatische autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen, dan wel dat het inroepen van (medische) hulp bij voorbaat zinloos is. Het is immers aan eiseres om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat Kroatië zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. In de door eiseres aangehaalde informatie wordt bovendien geen ander beeld van de situatie van Dublinclaimanten in Kroatië geschetst dan de informatie die bij de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023 is betrokken. Verweerder mocht dan ook uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en heeft geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen.
7. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zijn standpunten in het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid of onvoldoende gemotiveerd heeft of dat verweerder gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de aangevoerde omstandigheden van eiseres niet zijn onderbouwd en ook geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen die maken dat haar overdracht aan Kroatië van een zodanige onevenredige hardheid getuigt dat verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De familieband met het neefje van de echtgenoot van eiseres is bovendien niet aangetoond. Daarbij is de Dublinverordening niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij of in de buurt van familie- en gezinsleden in Nederland kan worden verkregen.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [6] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.op grond van artikel 30, eerste lid Vreemdelingenwet
4.Het rapport van het Border Violence Montoring Network (BVMN) over de maand maart, het BVMN rapport over augustus 2023, de notitie van Center for Peace Studies (CPS) van 19 januari 2024 en het rapport van de European Union Agency for Fundamental Rights (EUFRA) van 8 juni 2023.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.