Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Deze aanvraag was ingediend in het kader van nareis voor verblijf bij een referent. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de aanvraag op 13 maart 2024 afgewezen. Eiseres heeft het beroep gehandhaafd en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat met de beslissing op de aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiseres geen procesbelang meer had. Het beroep is vervolgens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, omdat eiseres terecht beroep had ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.