ECLI:NL:RBDHA:2024:11951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
NL24.28657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep vreemdelingenbewaring – gronden van de maatregel – voortvarend handelen - beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van vreemdelingenbewaring. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 16 juli 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet was opgelegd. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft de gronden van de maatregel beoordeeld, waarbij verweerder zware en lichte gronden heeft aangevoerd voor de bewaring van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden 3a en 3k en de lichte gronden 4a en 4d feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in de overdracht naar Kroatië, maar de rechtbank oordeelde dat de termijn van negen dagen na inbewaringstelling geen aanleiding gaf om te concluderen dat verweerder niet voortvarend had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28657

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. Van Wingerden, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1994 en de Syrische nationaliteit te hebben.
De gronden van de maatregel
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist.
4. Ter zitting heeft verweerder zware grond 3c laten vallen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3a en 3k en lichte gronden 4a en 4d feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd. Deze gronden kunnen de maatregel ook dragen.
Voortvarend handelen
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan eisers overdracht. Eiser zal op 25 juli 2024 worden overgedragen, maar er had een eerdere vlucht geboekt kunnen worden. Ook heeft de gemachtigde van eiser niet gezien dat een vertrekgesprek met eiser is gevoerd.
7. Eiser wordt hierin niet gevolgd. Eisers overdracht naar Kroatië staat gepland op 25 juli 2024, negen dagen na zijn inbewaringstelling. Dit geringe tijdsverloop vormt geen aanknopingspunt om te oordelen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Ter zitting heeft verweerder ook terecht erop gewezen dat hij de overdracht moet afstemmen met de Kroatische autoriteiten. Verder blijkt uit het dossier dat verweerder op 18 juli 2024 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Ambtshalve toets
8. Ook voor het overige ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juli 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.