Op 22 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Woensel, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De rechtbank constateerde dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, was overschreden. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Daarnaast werden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat er sprake was van bijzondere omstandigheden die het niet tijdig beslissen rechtvaardigden. Verweerder had geen verweerschrift ingediend en de rechtbank deed uitspraak zonder zitting. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en de voorwaarden waaronder dit kon gebeuren. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht voor verdere uitleg over de procedure en de te volgen stappen.