ECLI:NL:RBDHA:2024:11927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
NL24.22997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en geen reëel risico op ernstige schade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 28 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 7 mei 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 behandeld, samen met het beroep van de echtgenote van eiser en hun kinderen, en heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

De rechtbank concludeert dat het asielrelaas van eiser, dat onder andere problemen met de cults Black Axe en Supreme Eiye omvat, ongeloofwaardig is. Eiser heeft verklaard dat hij in 2010 gedwongen werd om lid te worden van Black Axe en dat hij verwondingen opliep toen hij dit weigerde. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig en vaag zijn, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft bovendien vastgesteld dat de kinderen van eiser niet besneden zijn en dat er geen bewijs is dat zij bij terugkeer in Nigeria een risico lopen op genitale verminking.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22997

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] Hij heeft op 28 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 7 mei 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 op zitting behandeld, samen met het beroep van de echtgenote van eiser en hun minderjarige kinderen met zaaknummer NL24.23001. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Tevens is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas4. Eiser heeft verklaard in 2010 te zijn gedwongen om lid te worden van een geheim genootschap in Nigeria genaamd Black Axe. Toen hij dit weigerde, is hij verwond aan zijn benen en in het ziekenhuis beland vanwege die verwondingen. Later zijn de leden van Black Axe bij eisers familiehuis langs geweest om (opnieuw) te vragen of hij lid wilde worden. Toe hij dit weigerde zou eiser zijn meegenomen en gedumpt langs de kant van de weg. Vanaf januari 2011 is eiser naar een school gegaan waar hij [naam 2] leerde kennen. Eiser heeft verklaard dat [naam 2] hem wilde voorstellen aan leden van het genootschap, die hij niet al eerder kende uit zijn dorp. Eiser is opnieuw benaderd om lid te worden, wat hij weer weigerde. Daarnaast heeft eiser samengewoond met iemand van een rivaliserende cult genaamd Supreme Eiye. Zijn huisgenoot en zijn bezoek vielen eiser regelmatig lastig in zijn eigen huis. Toen een van hen zijn eten had opgegeten en eiser daar wat van zei, zouden zij hem hebben geslagen. De huisgenoot van eiser zou als gevolg van dit incident zijn vermoord en onthoofd door leden van Black Axe. Leden van Supreme Eiye zouden achter eiser zijn aangekomen, waarop hij is gevlucht. Hij is achtervolgd en beschoten maar niet geraakt. Eiser is naar [plek] gevlucht waar hij vijf jaar heeft verbleven. Later is hij via Kanu het land uit gevlucht omdat zijn belagers overal in het land zouden zijn. Eiser vreest bij terugkeer te worden gedwongen om lid te worden van Black Axe of te worden vermoord door een van de andere geheime genootschappen. Om deze reden heeft hij Nigeria verlaten. Daarnaast vreest eiser dat zijn dochter besneden zal worden en vreest hij dat zijn zoon besneden zal worden onder zijn tong, omdat dat een ritueel is wat voortkomt uit de religie van eisers vader.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Problemen met Black Axe en Supreme Eiye
3. Uw dochter is niet besneden
4. Uw zoon is niet besneden onder de tong
De minister stelt vast dat relevant element 1 niet ter discussie staat. De burgerlijke staat met zijn echtgenote is bij de beoordeling van de aanvraag meegewogen. Het relevante element 2 is door de minister niet geloofwaardig geacht. Ten aanzien van de relevante elementen 3 en 4 heeft de minister overwogen dat het geloofwaardig is geacht dat zowel de dochter als de zoon niet zijn besneden, maar dat deze elementen niet te herleiden zijn tot een van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. Bovendien is door eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn kinderen bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade.
Geloofwaardigheid relevant element 26. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft ten aanzien van het relevante element 2 allereerst aangevoerd dat hij in de zienswijze achtergrondinformatie over de cults en Black Axe in Nigeria heeft gegeven. Het is de rechtbank niet gebleken op welke wijze de minister deze informatie anders had moeten verwerken in het bestreden besluit dan hij heeft gedaan, nu eiser niet heeft aangegeven waar in het bestreden besluit onvoldoende op deze achtergrondinformatie is ingegaan. Een enkele verwijzing naar de zienswijze kan in die zin naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Voorts stelt eiser dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het ziekenhuis heeft gelegen, maar dat in Nigeria dergelijke voorvallen als mishandelingen in de ziekenhuizen worden afgedaan als verkeersongeval om problemen met de politie te voorkomen. Eiser meent dat duidelijk is dat hij eerst was verwond en daarna is meegenomen naar het oerwoud, wat volgens hem niet uitsluit dat hij tussendoor in het ziekenhuis is geweest en na ontslag uit het ziekenhuis door enkele mensen van Black Axe is bezocht. De minister heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat zijn verklaringen over het aantal keer dat hij verwond is geraakt door een incident met Black Axe tegenstrijdig zijn. Zo heeft eiser eerst verklaard dat het incident met Black Axe de reden was dat hij naar het ziekenhuis moest, maar daarna dat hij eerst in het ziekenhuis lag en daarna de Black Axe langskwam. De minister heeft deze verklaringen vaag en tegenstrijdig mogen achten.
6.1.
Ten aanzien van de doodsbedreigingen door Black Axe heeft eiser gesteld dat hij vijf jaar ondergedoken heeft gezeten en de leden hem niet hebben kunnen vinden. Dit rechtvaardigt volgens eiser echter niet de conclusie van de minister dat hij bij terugkeer geen problemen zou ondervinden. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De minister heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat de eerdere problemen en gebeurtenissen met Black Axe ongeloofwaardig zijn geacht, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de gestelde doodsbedreigingen. De rapporten en artikelen waar eiser naar heeft verwezen schetsen een algemeen beeld van de situatie in Nigeria en de minister heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat deze ook niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van de gestelde doodsbedreigingen. Ook de verklaringen van eiser over het vijf jaar lang ondergedoken zitten hebben volgens de minister niet bijgedragen aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. De rechtbank kan de minister hierin volgen. Eiser blijft van mening dat de minister ten onrechte vragen heeft gesteld waarop hij geen antwoord of zo goed mogelijk antwoord op heeft gegeven. De minister heeft volgens eiser ten onrechte overwogen dat hij vaag heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte in het bestreden besluit heeft opgenomen dat eiser viermaal heeft verklaard dat de leden van Supreme Eiye voor zijn huisgenoot [naam 2] kwamen, zonder daarbij te verklaren hoe vaak ze kwamen en ook niet te weten hoe vaak ze kwamen. Wanneer eiser wordt gevraagd of ze bijvoorbeeld wekelijks of maandelijks kwamen, heeft eiser deze vraag beantwoord door te stellen dat de leden van de Supreme Eiye voor [naam 2] kwamen. De minister heeft deze verklaringen van eiser niet ten onrechte gekwalificeerd als vaag. Het betoog van eiser kan niet slagen.
Reëel risico op ernstige schade7. Ten slotte heeft de minister geloofwaardig geacht dat de dochter van eiser niet is besneden en dat de zoon van eiser niet is besneden onder de tong. Volgens de minister heeft eiser echter niet aannemelijk gemaakt dat zijn dochter en zoon een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank kan de minister hierin volgen. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat uit het meest recente ambtsbericht over Nigeria volgt dat de ouders, traditionele leiders en het familiehoofd de belangrijkste personen zijn die beslissen over de besnijdenis van kinderen. Eiser en zijn echtgenote hebben aangegeven tegen de besnijdenis van hun dochter en tegen de besnijdenis onder de tong van hun zoon te zijn. De minister heeft daarmee niet ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van een beschermende familie, bestaande uit eiser en zijn echtgenote, die hun dochter kunnen bescherming tegen genitale verminking alsook bescherming kunnen bieden aan hun zoon tegen besnijdenis onder de tong. De minister heeft daarbij kunnen betrekken dat de echtgenote van eiser zelf heeft verklaard terug te willen keren naar het dorp van haar ouders, waar zij zelf niet meer wonen, en dat haar vrienden de dochter niet willen besnijden. De minister heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat niet gebleken is van druk vanuit de gemeenschap waar de echtgenote van eiser zelf is opgegroeid. Eiser en zijn echtgenote kunnen zich onttrekken aan de druk van de ouders van zijn echtgenote door zich samen elders te vestigen en zij kunnen gezamenlijk weerstand bieden tegen de druk van beide ouders. Eiser heeft over zijn ouders verklaard dat hij zijn familie gedurende de vijf jaar dat hij zat ondergedoken niet heeft gesproken en dat zijn vader hem heeft verstoten. De minister heeft daarom kunnen concluderen dat niet valt in te zien hoe de familie van eiser hem zou kunnen dwingen zijn dochter te besnijden. Ten aanzien van de zoon van eiser heeft de minister overwogen eiser heeft verklaard dat hijzelf, en zijn moeder gezamenlijk tegenstanders waren van de tongbesnijdenis van zijn broertje en deze hebben weten te voorkomen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn vader een zodanige mate van druk kan uitoefenen waartegen eiser en zijn echtgenote gezamenlijk als ouders geen weerstand kunnen bieden om de tongbesnijdenis van hun zoon te voorkomen. De rechtbank kan de minister hierin volgen.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.