ECLI:NL:RBDHA:2024:11922
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf met het verblijfsdoel ‘familie- of gezinslid’ voor verblijf bij eiser 1, die als referent fungeert. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de datum van indiening van de aanvragen. Eisers stellen dat de aanvragen zijn ingediend op 22 augustus 2023, terwijl verweerder aangeeft dat dit op 28 augustus 2023 was. De rechtbank heeft de datum van 28 augustus 2023 als uitgangspunt genomen, omdat eisers niet hebben aangetoond dat de aanvragen eerder zijn verzonden.
Volgens de Vreemdelingenwet 2000 moet verweerder binnen 90 dagen beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, wat betekent dat een besluit uiterlijk op 26 februari 2024 genomen had moeten worden. Aangezien de ingebrekestelling van eisers op 24 februari 2024 is ingediend, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eisers tegen het uitblijven van besluiten kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan op 19 juli 2024 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier R. de Mul, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen 6 weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.