Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank constateert dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank oordeelt dat een nadere beslistermijn tot uiterlijk 22 augustus 2024 redelijk is, waarbij zowel het belang van de verweerder om zorgvuldig te beslissen als het belang van eiser om snel duidelijkheid te krijgen in acht worden genomen. De rechtbank benadrukt dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in de Procedurerichtlijn, niet mag worden overschreden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de verweerder opgedragen om uiterlijk op 22 augustus 2024 een besluit bekend te maken. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de verweerder deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt op 19 juli 2024. De rechtbank verwijst naar de bijlage voor het wettelijk kader en de overwegingen die aan deze uitspraak ten grondslag liggen.