ECLI:NL:RBDHA:2024:11918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
NL24.23456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met homoseksuele geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die op 26 december 2022 een aanvraag indiende, stelt dat hij in Algerije is verkracht en vreest voor zijn leven vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De minister heeft de aanvraag op 4 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de minister de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de verkrachting niet geloofwaardig achtte, en concludeerde dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Algerije.

De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser over de verkrachting geloofwaardig vond, maar dat deze niet leiden tot een reëel risico op schade, gezien de tijdsverloop en het feit dat eiser geen aangifte heeft gedaan. De rechtbank volgt de minister in zijn oordeel dat de seksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is gemaakt, omdat eiser hierover oppervlakkig heeft verklaard en niet voldoende bewijs heeft geleverd.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op 31 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23456

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] . Hij heeft op 26 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 4 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Tevens is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag.
4.1. Eiser stelt in 1998 in Algerije door drie mannen te zijn verkracht, waarna hij niet meer in zijn dorp gezien wilde worden. Eiser was destijds 13 of 14 jaar oud. Tot 2012 heeft eiser het erg moeilijk gehad en heeft hij zichzelf tweemaal van het leven proberen te beroven. Hij heeft zijn eigen dorp verlaten en heeft op verschillende plekken in Algerije gewoond en gewerkt. Eiser vreest niet zozeer dat iemand hem bij terugkeer naar Algerije iets aan gaat doen, maar vreest voor zichzelf. Daarnaast definieert eiser zichzelf als homoseksueel maar vindt hij het erg lastig om daarover te praten. Eiser heeft in het verleden wel relaties gehad met mannen. Eiser is verslaafd aan medicatie en stelt psychische problematiek te ervaren.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Verkrachting door drie jongens uit het dorp
3. Homoseksuele geaardheid
5.1.
De identiteit van eiser wordt door de minister niet gevolgd omdat hij hierover wisselend heeft verklaard. De nationaliteit en herkomst van eiser staan niet ter discussie.
5.2.
De minister heeft het tweede relevante element geloofwaardig geacht maar stelt zich op het standpunt dat dit element, net als de geloofwaardig geachte delen van het eerste element, niet is te herleiden tot een van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. Vervolgens is geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat deze gebeurtenis een reëel risico op ernstige schade oplevert. De gebeurtenis heeft lang geleden plaatsgevonden, eiser heeft geen aangifte gedaan en eiser heeft zelf aangegeven niet te vrezen dat iemand hem bij terugkeer iets aandoet.
5.3.
Ten aanzien van het derde relevante element heeft de minister overwogen dat het eisers eigen verantwoordelijkheid is om door middel van verklaringen zijn seksuele geaardheid geloofwaardig te maken. Het derde relevante element is ongeloofwaardig bevonden omdat eiser volgens de minister slechts oppervlakkig en schaars over zijn geaardheid heeft verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
6. De minister heeft eisers verklaringen over de verkrachting door drie jongens uit het dorp geloofwaardig bevonden, echter leidt dit niet tot een reëel risico op ernstige schade. De rechtbank kan de minister hierin volgen. De rechtbank is van oordeel dat de minister bij deze conclusie heeft mogen betrekken dat eiser is teruggekeerd naar zijn dorp, dat eiser geen aangifte heeft gedaan van de verkrachting, dat eiser heeft verklaard niet te vrezen dat iemand hem iets aandoet en bovenal dat de gebeurtenis reeds in 1998 heeft plaatsgevonden. Dat eiser heeft aangevoerd dat hij, wanneer hij in zijn dorp moest zijn, ’s nachts heeft gereisd met een taxi en heeft geprobeerd contact met dorpsgenoten te voorkomen, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
7.
De rechtbank stelt verder vast dat de overige gronden van beroep zich richten tegen het ongeloofwaardig geachte derde element, de homoseksuele geaardheid. Eiser heeft in dat kader aangevoerd dat hij tijdens het tweede gedeelte van het aanvullend gehoor van zijn stuk was gebracht door de mannelijke hoormedewerker en de mannelijke tolk. De minister miskent volgens eiser dat de seksuele geaardheid een delicaat onderwerp is en dat eiser niet heeft kunnen verklaren wat hij wilde verklaren. Bovendien was er volgens eiser sprake van een andere balans dan tijdens het eerste gedeelte van het aanvullend gehoor met een vrouwelijke hoormedewerker, waar eiser een klik mee voelde en wel over zijn geaardheid durfde te verklaren. Dit gehoor is afgebroken vanwege de lichamelijke conditie van eiser als gevolg van het niet tijdig innemen van zijn medicatie. Eiser verwijst naar een uitspraak van de zittingsplaats Zwolle van 7 juni 2024 [2] waar zich volgens eiser een vergelijkbare situatie heeft voorgedaan.
7.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het gehoor onzorgvuldig is geweest en de minister onzorgvuldig heeft gehandeld. Op grond van artikel 3.113 van het Vreemdelingenbesluit dient een vreemdeling in een zorgvuldig plaatsvindend gehoor in de gelegenheid te worden gesteld om zijn asielrelaas naar voren te brengen. De rechtbank is van oordeel dat het niet aan de inspanningen van de minister is te wijten dat eiser beperkt is gebleven in zijn verklaringen. Uit het verslag van het aanvullend gehoor volgt onder meer dat aan hem is gevraagd of er iets gedaan kon worden zodat eiser zich beter zou voelen, is het gehoor beëindigd omdat hij onrustig was door het (gebrek aan) medicatie en is er contact gezocht met de gemachtigde van eiser waarna het gehoor pas is hervat. Uit het verslag blijkt niet dat eiser heeft aangegeven dat hij vanwege de (mannelijke) samenstelling niet durft te verklaren over zijn geaardheid. Wel volgt uit het verslag dat eiser in zijn algemeenheid liever niets wil delen over zijn geaardheid en dat hij zich überhaupt niet op zijn gemak voelde. De situatie van eiser is anders dan die in de door eiser aangehaalde uitspraak, waarin door de betreffende vreemdeling reeds tijdens het gehoor is aangegeven dat hij zich schaamde in het bijzijn van de tolk en waarin de rechtbank oordeelde dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door onder meer geen uitstel te verlenen voor de correcties en aanvullingen, zonder daarop in te gaan. De minister heeft zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de beide situaties reeds daarom niet vergelijkbaar zijn. Ook heeft de minister niet ten onrechte aangevoerd dat eiser pas in de zienwijze heeft aangegeven dat hij vanwege de samenstelling niet uitgebreid heeft kunnen verklaren over zijn asielrelaas, terwijl die mogelijkheid ook al bestond tijdens het gehoor of tijdens het indienen van correcties en aanvullingen op het gehoor. De beroepsgrond kan in die zin niet slagen.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. De minister heeft in deze conclusie kunnen betrekken dat eiser in zijn verklaringen over zijn geaardheid oppervlakkig is gebleven. Het is eisers eigen verantwoordelijkheid om met verklaringen zijn seksuele geaardheid geloofwaardig te maken. De minister heeft zich in het bestreden besluit en ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om verklaringen af te leggen, waarbij door de minister op verschillende manieren is geprobeerd om eiser op zijn gemak te stellen. De minister heeft daar ook bij mogen betrekken dat eiser enerzijds heeft aangegeven zijn geaardheid heel normaal te vinden en deze te hebben geaccepteerd en anderzijds stelt dat hij daarover niet kan verklaren bij derden. De minister heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser inhoudelijk niet is ingegaan op tegenstrijdigheden en summiere verklaringen die hij heeft gedaan. De minister mag van eiser verwachten dat hij, ondanks dat hij naar eigen zeggen een beperkte woordenschat heeft, persoonlijke verklaringen aflegt over zijn seksuele geaardheid. De minister heeft daarom in redelijkheid aan eiser mogen tegenwerpen dat hij zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig heeft gemaakt. Dat homoseksualiteit in Algerije een beladen onderwerp is wordt door de minister overigens niet ontkend. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.