ECLI:NL:RBDHA:2024:11917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
AWB249712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een eigen bijdrage in de kosten van opvang verschuldigd was, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Dit besluit, genomen op 1 februari 2022, stelde dat verzoeker een eigen bijdrage moest betalen omdat hij inkomen had gegenereerd. Na het indienen van bezwaar, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er op dezelfde dag in een andere zaak (AWB 22/718) uitspraak is gedaan op het beroep van verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak benadrukt de procedurele aspecten van het bestuursrecht en de mogelijkheden voor verzoekers om voorlopige voorzieningen aan te vragen in het kader van asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/9712

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer] ,
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat verzoeker een eigen bijdrage in de kosten van de opvang over de peilmaand augustus 2021 verschuldigd is, omdat verzoeker inkomen heeft gegenereerd.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 5 februari 2022 heeft verweerder op het bezwaar beslist. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (AWB 22/718). Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer AWB 22/718 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het verzoek wordt om die reden als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.