ECLI:NL:RBDHA:2024:1189
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024, in de zaak met nummer SGR 24/172, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend met betrekking tot een besluit van het college van 20 november 2023, dat de opschorting en beëindiging van haar bijstandsuitkering per 1 augustus 2023 inhield. Echter, verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorziening in nadat het college op 17 januari 2024 een voorschot van € 1.094,96 had toegekend naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van verzoekster op 15 november 2023.
De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft aangegeven dat het een veroordeling tot het vergoeden van de proceskosten niet onredelijk vindt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingetrokken omdat het college verzoekster een voorschot heeft toegekend, waardoor het spoedeisend belang in deze procedure is komen te vervallen. Aangezien het college het verzoek om proceskosten niet heeft bestreden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen, en verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten van € 875,-. Daarnaast wordt het betaalde griffierecht van € 50,- door de griffier teruggestort. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.