ECLI:NL:RBDHA:2024:1189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
24/172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024, in de zaak met nummer SGR 24/172, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend met betrekking tot een besluit van het college van 20 november 2023, dat de opschorting en beëindiging van haar bijstandsuitkering per 1 augustus 2023 inhield. Echter, verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorziening in nadat het college op 17 januari 2024 een voorschot van € 1.094,96 had toegekend naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van verzoekster op 15 november 2023.

De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft aangegeven dat het een veroordeling tot het vergoeden van de proceskosten niet onredelijk vindt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingetrokken omdat het college verzoekster een voorschot heeft toegekend, waardoor het spoedeisend belang in deze procedure is komen te vervallen. Aangezien het college het verzoek om proceskosten niet heeft bestreden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen, en verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten van € 875,-. Daarnaast wordt het betaalde griffierecht van € 50,- door de griffier teruggestort. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/172

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. M. de Boorder),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. L. Catakli).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het besluit van het college van 20 november 2023. Dat besluit zag (onder meer) op de opschorting en beëindiging van verzoeksters bijstandsuitkering per 1 augustus 2023. Verzoekster heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken omdat het college bij besluit van 17 januari 2024 een voorschot heeft toegekend van € 1.094,96 naar aanleiding van verzoeksters nieuwe aanvraag van 15 november 2023.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij een veroordeling tot het vergoeden van de proceskosten (1 punt) niet onredelijk vindt.
1.2.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekster heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken omdat het college verzoekster een voorschot heeft toegekend, waarmee het spoedeisend belang in deze procedure is komen te vervallen. Het college heeft het verzoek om proceskosten niet bestreden. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- [2] omdat de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
4. Het betaalde griffierecht van € 50,- wordt door de griffier teruggestort. [3]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het college tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Tarief vanaf 1 januari 2024.
3.op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb