ECLI:NL:RBDHA:2024:11889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
NL24.28186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep en afwijzing verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke bewaring

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser is opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt van Somalische nationaliteit te zijn, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser een vervolgberoep heeft ingesteld binnen de voorgeschreven termijn en dat er een referenteverklaring is ingediend.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 22 juli 2024 gesloten. In haar oordeel heeft de rechtbank overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van 8 juli 2024, waarin de rechtmatigheid van de maatregel tot dat moment was beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen nieuwe gronden zijn ingediend door de gemachtigde van eiser, ondanks het verzoek daartoe. Hierdoor heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te oordelen dat de maatregel niet langer rechtmatig voortduurt.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

R21ECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28186

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. van den Anker).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 juni 2024 aan eiser de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 22 juli 2024 gesloten.

Het oordeel van de rechtbank

1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2003.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft
getoetst. Dat heeft geleid tot de uitspraak van 8 juli 2024 (NL24.25680). Uit die uitspraak
volgt dat de maatregel tot 2 juli 2024 (de datum van het sluiten van het onderzoek dat aan
die uitspraak ten grondslag ligt) rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of
sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de voortduring van de maatregel
rechtmatig is.
3. De rechtbank is van oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel komt.
4. Op 8 juli 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, uitspraak gedaan in het eerste beroep gericht tegen de hier voorliggende vrijheidsontnemende maatregel. Daaruit blijkt dat het onderzoek in die procedure op 2 juli 2024 is gesloten en de rechtmatigheid tot dat moment is beoordeeld. De gemachtigde van eiser heeft op 13 juli 2024 een nieuw beroepschrift ingediend met het verzoek aan de rechtbank om te beoordelen of de maatregel nog steeds rechtmatig voortduurt. Daaropvolgend heeft de rechtbank contact met de gemachtigde van eiser opgenomen met het verzoek gronden in te dienen waarom de maatregel volgens eiser onrechtmatig voortduurt. Daarop is een referteverklaring van de gemachtigde van eiser ontvangen. Gelet op de zeer korte tijdsspanne tussen de laatste uitspraak en het opnieuw instellen van beroep in combinatie met de referteverklaring en het uitblijven van gronden, heeft de rechtbank aanleiding gezien navraag te doen of eiser het beroep wenste te handhaven of wilde intrekken. Daarop heeft de gemachtigde van eiser zonder nadere toelichting laten weten het beroep te willen handhaven. De rechtbank ziet ambtshalve geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel niet langer rechtmatig voortduurt.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.