ECLI:NL:RBDHA:2024:11889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep en afwijzing verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke bewaring
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser is opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt van Somalische nationaliteit te zijn, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser een vervolgberoep heeft ingesteld binnen de voorgeschreven termijn en dat er een referenteverklaring is ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op 22 juli 2024 gesloten. In haar oordeel heeft de rechtbank overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van 8 juli 2024, waarin de rechtmatigheid van de maatregel tot dat moment was beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen nieuwe gronden zijn ingediend door de gemachtigde van eiser, ondanks het verzoek daartoe. Hierdoor heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te oordelen dat de maatregel niet langer rechtmatig voortduurt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.