ECLI:NL:RBDHA:2024:11886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
NL23.37937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit op basis van associatie met Al-Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Somalische man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 4 mei 2022, na in 2018 Somalië te hebben verlaten. Hij stelt dat hij door Al-Shabaab wordt bedreigd vanwege zijn familiebanden, aangezien zijn vader, een politieagent, door deze organisatie is vermoord en zijn broer ook voor de politie werkt. Eiser heeft aangegeven dat hij in Turkije is bedreigd door Al-Shabaab en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië.

De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij door Al-Shabaab met de overheid wordt geassocieerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank stelt vast dat de indicaties die eiser heeft aangedragen, zoals telefonische bedreigingen, niet voldoende zijn om aan te tonen dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer. De rechtbank wijst erop dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door Al-Shabaab wordt geassocieerd met de overheid, en dat de bedreigingen niet automatisch impliceren dat hij gevaar loopt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister terecht is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan in hoger beroep gaan als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37937

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing zijn asielaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 november 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond [1] .
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigden van eiser en verweerder en [tolk] als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser is geboren op [datum] 1997 en heeft de Somalische nationaliteit. Eiser stelt dat hij in 2018 Somalië heeft verlaten met het vliegtuig naar Turkije, waar hij toen enige tijd heeft gestudeerd. Op 4 mei 2022 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend.
3. Aan zijn asielaanvraag legt eiser – kort gezegd – ten grondslag dat op 14 oktober 2017 zijn drie zussen zijn omgekomen bij een aanslag op Sobe. Toen is eiser naar Turkije vertrokken om daar onderwijs te volgen. Terwijl eiser in Turkije was is zijn vader, die politieagent was, gedood door leden van Al-Shabaab. Eiser is in Turkije telefonisch benaderd en bedreigd door Al-Shabaab. Eiser heeft Turkije toen verlaten.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Nationaliteit, identiteit en herkomst;
Problemen met Al-Shabaab.
4.1.
Het eerste element wordt geloofwaardig geacht door verweerder. Het tweede element wordt niet geloofwaardig geacht. Hoewel eiser heeft aangetoond dat zijn vader werkzaam was als politieagent in de haven van Mogadishu, stelt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn vaders functie moest opvolgen. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gezocht of bedreigd door Al-Shabaab. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht als ongegrond heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij door Al-Shabaab wordt geassocieerd met de overheid?
6. Eiser voert aan dat hij door Al-Shabaab wordt geassocieerd met de overheid omdat zijn broer voor de politie werkt en zijn vader ook politieagent was en vermoord is door Al-Shabaab. De perceptie van Al-Shabaab is hierbij volgens eiser relevant. [2] Er is landeninformatie overgelegd over nepotisme bij de overheid, die het aannemelijk maakt dat aanhangers van Al-Shabaab de gedachte kunnen hebben dat eiser zijn vader in diens werk zal moeten opvolgen. Eiser valt hiermee onder de risicogroep ‘personen die werken bij, of door Al-Shabaab geassocieerd worden met de overheid’. [3] Eiser heeft aangetoond dat er in zijn geval sprake is van ‘geringe indicaties’. Deze geringe indicaties bestaan uit het feit dat eiser telefonisch vijf keer is benaderd door Al-Shabaab. In deze telefoontjes is hij bedreigd en is hem gevraagd om voor hen te werken. Dit is niet door verweerder betwist. Verder kunnen familiebanden ook een grond zijn voor het toegedicht krijgen van een politieke overtuiging. Wat eisers familieleden overkomt kan een sterke indicatie zijn voor de gegrondheid van zijn vrees. [4] Zo is eisers broer gewond geraakt bij een bomaanslag. Dit dient te worden betrokken in de beoordeling, aldus eiser.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij door Al-Shabaab met de overheid wordt geassocieerd vanwege zijn familiebanden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser hier niet in is geslaagd. Uit algemene bronnen blijkt niet dat eiser vanwege de functie van zijn vader en broer automatisch door Al-Shabaab zal worden geassocieerd met de overheid. Verder heeft verweerder het in de beoordeling van dit element bevreemdend kunnen vinden dat eiser in Turkije een opleiding heeft gevolgd die niets te maken heeft met opvolgen van het beroep van zijn vader. Ook heeft eiser geen duidelijke verklaring gegeven waarom hij bij terugkeer de positie van zijn vader zal moeten overnemen, en waarom juist eiser met de overheid wordt geassocieerd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat eiser juist om die reden al door Al-Shabaab wordt geassocieerd met de overheid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
Het standpunt van eiser dat hij gelet op de geringe indicaties die aanwezig zijn vanwege de telefonische bedreigingen volgt dat hij gevaar loopt bij terugkeer, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Zoals hiervoor reeds overwogen is niet aannemelijk gemaakt dat eiser door Al-Shabaab wordt geassocieerd met de overheid. Dat dit volgens eiser uit de bedreigingen zou moeten volgen is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Daarbij komt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat op pagina 12 van het nader gehoor aan eiser is gevraagd of zijn moeder nog door Al-Shabaab is benaderd met vragen over eiser, waarop eiser het volgende antwoordde: ‘Niet dat ik weet’. Ten aanzien hiervan heeft verweerder niet onrechte gesteld dat zelfs als Al-Shabaab eiser niet meer telefonisch kon bedreigen vanwege de wijziging van zijn telefoonnummer, dat er
verwacht had mogen worden dat Al-Shabaab navraag had gedaan bij eisers moeder
over zijn verblijfplaats. Dit is echter niet gebeurd, terwijl Al-Shabaab wel op de
hoogte was van het woonadres van eisers moeder. Aangezien eiser op pagina 9 van
het nader gehoor ook verklaarde dat hij nog een of twee keer per maand
contact heeft met zijn moeder, had verweerder kunnen stellen dat er verwacht had mogen worden dat eiser ervan op de hoogte zou zijn geweest als Al-Shabaab nog naar hem op zoek was geweest. Dit is echter niet het geval. Derhalve heeft verweerder het niet aannemelijk kunnen achter dat eiser nog door Al- Shabaab zou worden gezocht en bedreigd. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. De beroepsgronden van eisers slagen niet. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Dit volgt volgens eiser uit het arrest van 12 januari 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), ECLI:EU:C:2023:13.
3.Zie C2/3.2 Vreemdelingencirclaire 2000 (Vc).
4.Dit volgt volgens eiser uit het arrest van 4 oktober 2018 van het HvJEU, ECLI:EU:C:2018:801.