ECLI:NL:RBDHA:2024:11862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
C/09/647850 / FA RK 23-3601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, co-ouderschap en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 24 juni 2021 zijn gehuwd en samen twee minderjarige kinderen hebben. De man heeft op 17 mei 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarop de vrouw heeft gereageerd met een zelfstandig verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw bepaald, terwijl de man recht heeft op omgang met de kinderen volgens een zorgregeling die om de week en op bepaalde dagen plaatsvindt. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld op € 283,- per maand, te betalen door de man aan de vrouw.

Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld. De echtelijke woning is inmiddels verkocht en de opbrengst is verdeeld. De bankrekeningen zijn toegewezen aan de respectieve partijen, en de vrouw moet een bedrag van € 3.826,47 aan de man betalen voor door hem voorgeschoten kosten. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf. De uitspraak is gedaan door rechter H.M. Boone, tevens kinderrechter, en griffier C.P.E. van de Fliert-Verburg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 23-3601 (scheiding) / FA RK 23-7153 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/647850 (scheiding) / C/09/654693 (verdeling)
Datum beschikking: 25 juli 2024

Scheiding

Beschikking op het op 17 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. Y.R. Roosch te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in ’ [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.A.M. Jorna te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de zijde van de man, ingekomen op 17 mei 2023;
  • het bericht van 5 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het bericht van 15 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de zijde van de vrouw, ingekomen op 21 augustus 2023;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende verzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 15 september 2023;
  • het aanvullend verzoekschrift van de zijde van de man, ingekomen op 8 mei 2024;
  • het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken tevens houdende aanvullende zelfstandige verzoeken van de zijde van de vrouw, ingekomen op 13 juni 2024;
  • het verweerschrift tegen de aanvullende zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende verzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 14 juni 2024;
  • het bericht van 14 juni 2024, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het bericht van 24 juni 2024, met bijlage, van de zijde van de man.
Op 27 juni 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, de vrouw met haar advocaat, alsmede de heer
[naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Van de zijde van de vrouw is een pleitnotitie overgelegd en deels voorgedragen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdag] 2021 te [plaats] .
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 te ’ [geboorteplaats] .
- De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
- Deze rechtbank heeft op 6 december 2023 voorlopige voorzieningen getroffen waarbij:
  • is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • is bepaald dat de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
  • is bepaald dat de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben:
- om de week van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur;
- elke week van dinsdag uit school tot woensdagochtend naar school;
- op tweede kerstdag 2023 van 12.00 uur tot 12.00 uur de daaropvolgende dag;
- gedurende de tweede week van de kerstvakantie 2023 van vrijdag 29 december 2023 om 15.00 uur tot vrijdag 5 januari 2024 om 15.00 uur;
- in de oneven jaren in de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie;
- in de even jaren gedurende de eerste week van de meivakantie en in de oneven jaren de tweede week van de meivakantie;
- in de zomervakantie 2024 gedurende de eerste drie weken van de zomervakantie,
waarbij de man de kinderen telkens zal halen en brengen;
  • is bepaald dat de man aan de vrouw, met ingang van 22 augustus 2023 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen zal betalen van € 62,- per maand per kind, vanaf de datum van de beschikking telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • is vastgesteld dat partijen bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie.

Verzoek en verweer

De man verzoekt nu de echtscheiding uit spreken en:
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen vast te stellen bij de man;
- de navolgende zorgregeling vast te stellen:
 de ene week verblijven de kinderen van maandag uit school tot maandag naar school bij de vrouw en de daaropvolgende week verblijven de kinderen van maandag uit school tot maandag naar school bij de man;
 in de zomervakantie verblijven de kinderen in de even jaren de eerste drie weken bij de man en de tweede drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren andersom (de wisseling vindt plaats in de vierde week op maandag om 10.00 uur);
 bij vakanties die langer dan een week duren, start de vakantie op vrijdag en vindt de wisseling plaats op vrijdag om 15.00 uur;
 bij vakanties die een week duren begint de vakantie op vrijdag tot en met maandag naar school;
 de ouder waar de kinderen op dat moment verblijven brengt de kinderen in de vakantie naar de andere ouder;
 in de kerstvakantie verblijven de kinderen in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;
 in de even jaren verblijven de kinderen met kerstavond en eerste kerstdag bij de man en met tweede kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren andersom (de wisseling vindt plaats op tweede kerstdag om 10.00 uur en de kinderen moeten op de dag na tweede kerstdag om 10.00 uur weer naar de andere ouder worden teruggebracht);
 in de even jaren verblijven de kinderen met Pasen bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;
 in de even jaren verblijven de kinderen met Pinksteren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
 op studiedagen op vrijdag vóór een vakantie en maandag na een vakantie verblijven de kinderen bij de ouder waar de kinderen die vakantie zullen zijn en op overige studiedagen geldt de reguliere regeling;
 tijdens overige feestdagen geldt de reguliere zorgregeling;
- te bepalen dat de identiteitskaarten van de kinderen in beheer zijn bij de vrouw en de paspoorten van de kinderen bij de man;
- te bepalen dat er één keer per maand per e-mail overleg tussen partijen plaatsvindt over belangrijke aangelegenheden aangaande de kinderen en te bepalen dat belangrijke informatie ten aanzien van school, zwemmen, feestjes of de hockey van de kinderen direct per e-mail wordt gedeeld;
- met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift een door de vrouw aan de man te betalen kinderalimentatie van € 32,- per maand per kind vast te stellen;
- de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen conform het voorstel van de man;
- de vrouw te veroordelen om binnen vijf dagen na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een bedrag van € 7.342,95 aan de man te voldoen in het kader van zijn privé-investeringen in de echtelijke woning;
- te bepalen dat de vrouw binnen vijf dagen na de te wijzen beschikking een bedrag ad
€ 2.792,19 (de helft van de saldi van de bankrekeningen van de kinderen) aan de man dient te voldoen;
- te bepalen dat de vrouw aan de man moet voldoen een bedrag ad € 3.826,47 wegens doorbetaalde woon- en gebruikerslasten en dat dit bedrag wordt verrekend met het in depot gestelde aandeel van de vrouw in de overwaarde van de woning;
- te bepalen dat de vrouw aan de man moet voldoen het bedrag ad € 1.000,- wegens kosten van het conservatoir beslag en (naar de rechtbank begrijpt:) dat dit bedrag wordt verrekend met het in depot gestelde aandeel van de vrouw in de overwaarde van de woning;
- te bepalen dat de man zijn in depot gestelde aandeel ad € 5.000,- terugontvangt,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert – onder referte ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding – verweer, welk verweer hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw nu zelfstandig de echtscheiding uit te spreken en:
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen vast te stellen bij de vrouw;
- een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen bij de man verblijven:
 om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school;
 elke week van dinsdag uit school tot woensdagochtend naar school;
 in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie en in de oneven jaren de tweede week van de kerstvakantie;
 in de oneven jaren de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie;
 in de even jaren de eerste week van de meivakantie en in de oneven jaren de tweede week van de meivakantie;
 in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie en in de oneven jaren de tweede drie weken van de zomervakantie,
waarbij de man de kinderen telkens zal halen en brengen;
- met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 177,- per maand per kind vast te stellen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering/toeslag die de man op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van de kinderen kan of zal worden verstrekt, waaronder in ieder geval de kinderopvangtoeslag;
- de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen conform het voorstel van de vrouw;
- de man te veroordelen tot betaling van alle kosten die Notaris Post te Den Haag dan wel notariskantoor Post te Den Haag, in verband met de gelden die hij voor partijen in depot houdt, aan partijen in rekening zal brengen;
- de man te veroordelen tot betaling van € 2.926,- aan de vrouw vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit aanvullend verzoek tot aan de dag van betaling;
- voor het geval de rechtbank een zorgregeling vaststelt waarbij de kinderen drie dagen per week bij de man verblijven: te bepalen dat de kinderbijslag aan de vrouw toekomt,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert – onder referte ten aanzien van het zelfstandige verzoek tot echtscheiding – verweer, welk verweer hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Beoordeling

Ouderschapsplan
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de overgelegde stukken en het besprokene op de zitting voldoende gebleken dat partijen niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Echtscheiding
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Hoofdverblijfplaats van de kinderen
De man en de vrouw hebben ieder voor zich verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem respectievelijk bij haar vast te stellen. Op de zitting heeft de advocaat van de man toegelicht dat het verzoek van de man samenhangt met de door hem verzochte
co-ouderschapsregeling.
Zoals hierna zal blijken, zullen de kinderen het merendeel van de tijd bij de vrouw verblijven. Gelet daarop zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepalen.
Reguliere zorgregeling
Momenteel wordt uitvoering gegeven aan de bij beschikking voorlopige voorzieningen van 6 december 2023 vastgestelde voorlopige zorgregeling, waarbij de kinderen bij de man verblijven om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school (naar de rechtbank op de zitting heeft begrepen is in de beschikking voorlopige voorzieningen per abuis opgenomen dat de omgang in het weekend eindigt op zondag om 17.00 uur) en elke week van dinsdag uit school tot woensdagochtend naar school. De vrouw zou graag zien dat deze regeling wordt gecontinueerd, terwijl de man verzoekt een week-op-week-af-regeling vast te stellen.
De rechtbank leidt uit de stukken en het gesprek op de zitting af dat partijen een zeer slechte verstandhouding hebben en niet in staat zijn op een constructieve manier met elkaar afspraken te maken. Dit is schadelijk voor een gezonde ontwikkeling van de kinderen naar volwassenheid en de ouders zijn aan hen verplicht om hierin verbetering aan te brengen.
De door de man voorgestelde zorgregeling komt neer op co-ouderschap en hiervoor is een meer dan goede samenwerking of duidelijke afspraken in het kader van parallel solo-ouderschap een absolute voorwaarde. Bij co-ouderschap zijn beide verantwoordelijk voor de doordeweekse verplichtingen van de kinderen en zullen zij dit en overige opvoedingstaken steeds met elkaar moeten afstemmen. Het enorme wantrouwen en gebrekkige communicatie tussen de ouders biedt op dit moment geen draagvlak voor een co-ouderschapsregeling.
De rechtbank vindt de nu lopende zorgregeling op dit moment het meest in het belang van de kinderen en zal deze daarom vastleggen.
Verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen
Voor wat betreft de vakanties en feestdagen zijn partijen het eens over de volgende verdeling:
- zomervakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de man en de tweede drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde;
- herfstvakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de man en in de even jaren bij de vrouw;
- kerstvakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (de vakantie start op vrijdag en het wisselmoment vindt plaats op vrijdag om 15.00 uur);
- kerstdagen: in de even jaren verblijven de kinderen met kerstavond en eerste kerstdag bij de man en met tweede kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (de wisseling vindt plaats op tweede kerstdag om 10.00 uur en de kinderen moeten op de dag na tweede kerstdag om 10.00 uur weer naar de andere ouder worden teruggebracht);
- voorjaarsvakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de man en in de even jaren bij de vrouw;
- meivakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (de vakantie start op vrijdag en het wisselmoment vindt plaats op vrijdag om 15.00 uur).
De rechtbank zal overeenkomstig het voorgaande beslissen.
Partijen zijn het niet eens over het wisselmoment bij vakanties van een week, het wisselmoment tijdens de zomervakantie, de verdeling van de studiedagen en het halen en brengen in vakanties.
De rechtbank zal conform het verzoek van de man bepalen dat bij vakanties van een week (de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie) de vakantie begint op vrijdag uit school en duurt tot en met maandag naar school. Op deze manier wordt het aantal wisselmomenten beperkt en kunnen partijen bovendien met de kinderen op vakantie gaan van zaterdag tot zaterdag of zondag tot zondag.
Het wisselmoment tijdens de zomervakantie zal de rechtbank vaststellen op zondagavond om 19.00 uur.
Voor wat betreft de studiedagen zal de rechtbank conform het verzoek van de man bepalen dat de kinderen op studiedagen op vrijdag vóór een vakantie en op maandag na een vakantie verblijven bij de ouder bij wie zij die vakantie verblijven. De rechtbank ziet niet in waarom dit onrustig zou zijn voor de kinderen. Op overige studiedagen geldt de reguliere zorgregeling.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij bij wisselmomenten in de vakanties door de ouder waar zij op dat moment verblijven worden gebracht naar de andere ouder. Zij zal dan ook aldus beslissen.
Paspoort en identiteitskaarten van de kinderen
De kinderen beschikken over identiteitskaarten en de man zal paspoorten voor de kinderen aanvragen omdat hij die nodig heeft voor een vakantie met de kinderen naar Curaçao (op de zitting heeft de vrouw een toestemmingsformulier getekend voor de aanvraag van paspoorten). Nu de man de paspoorten voor de kinderen zal aanschaffen en deze als eerste zal gebruiken, acht de rechtbank het redelijk om te bepalen dat de paspoorten van de kinderen in beheer zullen zijn bij de man en dat de identiteitskaarten van de kinderen in beheer zullen zijn bij de vrouw. Hierbij geldt vanzelfsprekend dat de man op eerste verzoek van de vrouw de paspoorten aan de vrouw dient af te geven als zij buiten Europa op vakantie gaat met de kinderen of als de identiteitskaarten van de kinderen niet meer geldig zijn en zij een identiteitsbewijs van de kinderen nodig heeft.
Informatieregeling
De man heeft verzocht te bepalen dat er één keer per maand per e-mail overleg tussen partijen dient plaats te vinden over belangrijke aangelegenheden aangaande de kinderen en dat belangrijke informatie ten aanzien van school, zwemmen, feestjes of de hockey van de kinderen direct per e-mail dient te worden gedeeld.
De rechtbank is het met de man eens dat het van belang is dat partijen met elkaar overleggen en belangrijke informatie omtrent de kinderen met elkaar delen. Op dit moment zijn partijen hier echter nog niet toe in staat gebleken. Zij hebben hierin begeleiding nodig wat zij in het ouderschapsbemiddelingstraject zullen krijgen. Partijen zullen daar afspraken moeten maken over de manier waarop ze elkaar op de hoogte houden en overleggen over zaken die de kinderen aangaan. Gelet op de moeizame verstandhouding tussen partijen ziet de rechtbank geen aanleiding om hier nu al een regeling voor vast te leggen.
Kinderalimentatie
Aangezien de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal worden bepaald, zal het verzoek van de man om een door de vrouw aan hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen, worden afgewezen. In het hiernavolgende zal de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie worden berekend.
Ingangsdatum
De rechtbank zal de definitieve kinderalimentatie vaststellen met ingang van heden.
Behoefte van de kinderen
Partijen zijn het erover eens dat dat de behoefte van de kinderen € 676,- per maand per kind in 2023 bedraagt. Geïndexeerd naar 2024 bedraagt de behoefte € 718,- per maand per kind.
De behoefte van kinderen moet door de ouders worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. Conform de aanbevelingen uit het rapport alimentatienormen 2024 moet de financiële draagkracht van de ouders in beginsel worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.270)], waarbij NBI staat voor netto besteedbaar inkomen.
Draagkracht van de man
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van de overgelegde salarisspecificatie over de maand april 2024. Hieruit blijkt een salaris van
€ 4.210,89 per maand exclusief vakantietoeslag, een eindejaarsuitkering van € 210,54 per maand, een pensioenpremie van € 324,67 per maand, een premie PAWW van € 3,37 per maand en een netto premie gedifferentieerde WGA van € 50,09 per maand.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man op € 3.256,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule (afgerond) € 706,- per maand, te weten 70% x [3.256 - (0,3 x 3.256 + 1.270)].
Draagkracht van de vrouw
Vanwege een reorganisatie heeft de vrouw per augustus 2024 geen baan meer. Zij verwacht evenwel binnen een redelijke termijn een nieuwe baan met ongeveer een gelijk salaris te vinden. De rechtbank zal daarom bij de berekening van de financiële draagkracht van de vrouw uitgaan van een inkomen van € 39.365,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de overgelegde jaaropgave 2023.
De rechtbank zal geen rekening houden met inkomsten uit vermogen van de vrouw als gevolg van het feit dat zij haar deel van de overwaarde van de voormalige echtelijke woning heeft ontvangen en nog niet in een andere woning heeft geïnvesteerd. Het gaat hier – naar de vrouw heeft opgegeven om ongeveer 91.000,- en daarmee niet om een zodanig hoog bedrag dat dit een structurele bron van inkomsten vormt.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, alsmede met een kindgebonden budget van
€ 7.505,- per jaar, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 3.599,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de vrouw bedraagt volgens de formule (afgerond) € 874,- per maand, te weten 70% x [3.599 - (0,3 x 3.599 + 1.270)].
De vrouw stelt zich op het standpunt dat in plaats van met de forfaitaire woonlast van 0,3 x NBI (€ 1.080,- per maand) rekening moet worden gehouden met haar werkelijke woonlast van € 1.587,- per maand (kale huurprijs van € 1.475,- per maand en € 112,- aan overige kosten). De overige kosten dient de vrouw vanuit de bijstandsnorm te voldoen en het verschil tussen de forfaitaire woonlast en de kale huurprijs is niet zodanig dat van de vrouw niet verwacht kan worden dit uit haar vrije ruimte te voldoen.
Conclusie
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt € 1.580,- per maand (€ 706,- + € 874,-). De kosten van de kinderen zijn € 1.436,- per maand. Dit betekent dat van die kosten een bedrag van (706/1580 x 1.436 =) € 642,- voor rekening van de man en een bedrag van (874/1580 x 1436) € 794,- voor rekening van de vrouw is.
Gelet op de vast te stellen zorgregeling zal de rechtbank een zorgkorting van 25% van de behoefte, te weten € 359,- per maand, hanteren.
Het aandeel van de man in de kosten van de kinderen bedraagt dan € 283,- per maand
(€ 642,- -/- € 359,-). De rechtbank zal de kinderalimentatie vaststellen op voormeld bedrag.
Verdeling huwelijksgemeenschap
De man en de vrouw zijn gehuwd op 24 juni 2021. Nu gesteld noch gebleken is dat zij huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, moet worden aangenomen dat partijen zijn gehuwd in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.
Een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen betreft alle goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige goederen van de echtgenoten, door ieder van hen afzonderlijk of door hen tezamen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen, en verder alle gemeenschappelijke schulden die de echtgenoten bij aanvang van de gemeenschap al hadden en alle tijdens deze gemeenschap ontstane schulden.
Bij de verdeling van de gemeenschap van goederen moet als uitgangspunt worden genomen dat partijen in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl ieder de lasten van de gemeenschap voor de helft moet dragen. Als wettelijke peildatum voor het vaststellen van de omvang (en de saldi) van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 17 mei 2023.
Door partijen zijn de volgende vermogensbestanddelen naar voren gebracht:
1. de echtelijke woning;
2. de inboedel;
3. de bankrekeningen;
4. de verkoopopbrengst van de auto;
5. het spaargeld van de kinderen.
Ad 1. De echtelijke woning
De echtelijke woning is inmiddels verkocht en geleverd en de verkoopopbrengst is, na aflossing van de hypotheek en voldoening van de verkoopkosten, op € 10.000,- na bij helfte tussen partijen verdeeld. Ten aanzien van de echtelijke woning hoeft dus geen beslissing meer te worden genomen.
Ad 2. De inboedel
Ook de inboedel is al verdeeld, zodat daarover geen beslissing meer nodig is.
Ad 3. De bankrekeningen
Partijen zijn het erover eens dat de bankrekeningen op naam van de man aan de man zullen worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van de saldi per 30 maart 2023 met de vrouw, en dat de bankrekeningen op naam van de vrouw aan haar worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van de saldi per 30 maart 2023 met de man. De rechtbank zal overeenkomstig het voorgaande beslissen.
Ad 4. De verkoopopbrengst van de auto
De man heeft net vóór de peildatum van 17 mei 2023 de auto van partijen verkocht aan een derde. Partijen zijn het erover eens dat de vrouw ter zake nog € 659,20 van de man krijgt. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad 5. Het spaargeld van de kinderen
Partijen hebben op de zitting met elkaar afgesproken dat de vrouw de helft van het spaargeld van de kinderen zal overmaken naar de spaarrekeningen die de man voor de kinderen heeft geopend. De rechtbank zal aldus beslissen.
Vorderingen over en weer
De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen om aan hem een bedrag van € 7.342,95 te voldoen omdat hij met privévermogen verschillende verbouwingen van de echtelijke woning van in totaal € 14.685,90 heeft bekostigd. Uit de door de man overgelegde stukken kan de rechtbank de facturen en betalingen niet herleiden naar gelden uit privévermogen. Op de zitting heeft de man toegelicht dat hij de overwaarde van zijn vorige woning op de gezamenlijke rekening van partijen heeft gestort en dat de betreffende verbouwingen van de echtelijke woning vervolgens vanaf de gezamenlijke rekening zijn betaald. De vrouw heeft aangegeven dat ook zij privégelden op de gezamenlijke rekening heeft gestort. Stukken waaruit dit blijkt zijn door beiden niet in het geding gebracht.
De rechtbank heeft daarom geen zicht op de herkomst van de gelden op de gezamenlijke bankrekening, zodat niet is aangetoond dat de man een deel van zijn privévermogen in de gemeenschappelijke woning heeft geïnvesteerd. Het verzoek van de man wordt daarom afgewezen.
Partijen zijn het erover eens dat de vrouw nog een bedrag van € 3.826,47 aan de man moet voldoen vanwege het feit dat de man eigenaars- en gebruikerslasten van de echtelijke woning heeft betaald die voor rekening van de vrouw kwamen. De rechtbank zal bepalen dat de vrouw dit bedrag aan de man moet voldoen.
In een eerder stadium heeft de man voorgesteld voormeld bedrag te verrekenen met het aandeel van de vrouw in de overwaarde van de echtelijke woning. Toen de vrouw hiertoe niet bereid was, heeft de man conservatoir beslag onder de notaris laten leggen op de helft van de overwaarde van de echtelijke woning. Het beslag is inmiddels opgeheven en partijen zijn overeengekomen om een bedrag van € 10.000,- in depot te stellen bij de notaris
(€ 5.000,- van het aandeel in de overwaarde van de man en € 5.000,- van het aandeel in de overwaarde van de vrouw). De man verzoekt de rechtbank nu te bepalen dat het bedrag van € 3.826,47 moet worden verrekend met het in depot gestelde aandeel in de overwaarde van de vrouw. Gezien de omvang van het vermogen van de vrouw, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen. Zij zal bepalen dat partijen beiden recht hebben op hun nog in depot gestelde aandeel in de overwaarde van € 5.000,-.
De man heeft nog verzocht te bepalen dat de vrouw aan hem moet voldoen een bedrag van
€ 1.000,- wegens kosten van het door hem gelegde conservatoir beslag. De vrouw heeft op haar beurt verzocht de man te veroordelen tot betaling van alle kosten die de notaris in rekening zal brengen in verband met de gelden die hij voor partijen in depot houdt en tot betaling van een bedrag van € 2.926,- in verband met de extra advocaatkosten die zij heeft gemaakt vanwege het volgens haar ten onrechte gelegde beslag. De rechtbank zal voormelde vorderingen op grond van artikel 827, eerst lid sub f, Rv afwijzen omdat het hier vorderingen uit onrechtmatige daad betreft die zich niet lenen voor behandeling in een echtscheidingsprocedure.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdag] 2021 te [plaats] ;
bepaalt dat de minderjarigen [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] , en [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 te
[geboorteplaats] , de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
bepaalt dat de kinderen bij de man verblijven om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school en elke week van dinsdag uit school tot woensdagochtend naar school;
bepaalt dat de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen als volgt zullen worden verdeeld:
- zomervakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de man en de tweede drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (het wisselmoment vindt plaats op zondagavond om 19.00 uur);
- herfstvakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de man en in de even jaren bij de vrouw (de vakantie begint op vrijdag uit school en duurt tot en met maandag naar school);
- kerstvakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (de vakantie start op vrijdag en het wisselmoment vindt plaats op vrijdag om 15.00 uur);
- kerstdagen: in de even jaren verblijven de kinderen met kerstavond en eerste kerstdag bij de man en met tweede kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (de wisseling vindt plaats op tweede kerstdag om 10.00 uur en de kinderen moeten op de dag na tweede kerstdag om 10.00 uur weer naar de andere ouder worden teruggebracht);
- voorjaarsvakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de man en in de even jaren bij de vrouw (de vakantie begint op vrijdag uit school en duurt tot en met maandag naar school);
- meivakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren geldt het omgekeerde (de vakantie start op vrijdag en het wisselmoment vindt plaats op vrijdag om 15.00 uur);
- studiedagen: op studiedagen op vrijdag vóór een vakantie en op maandag na een vakantie verblijven de kinderen bij de ouder bij wie zij die vakantie verblijven en op overige studiedagen geldt de reguliere zorgregeling;
bij wisselmomenten in de vakanties geldt dat de kinderen door de ouder waar zij op dat moment verblijven worden gebracht naar de andere ouder;
bepaalt dat de paspoorten van de kinderen in beheer zullen zijn bij de man en dat de identiteitskaarten van de kinderen in beheer zullen zijn bij de vrouw;
bepaalt dat de man met ingang van heden een kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen van € 283,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
stelt de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt vast:
bepaalt dat de bankrekeningen op naam van de man aan de man zullen worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van de saldi per 30 maart 2023 met de vrouw, en dat de bankrekeningen op naam van de vrouw aan de vrouw zullen worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van de saldi per 30 maart 2023 met de man;
bepaalt dat de man een bedrag van € 659,20 aan de vrouw moet voldoen ter zake de verkoop van de auto van partijen;
bepaalt dat de vrouw de helft van het spaargeld van de kinderen zal overmaken naar de spaarrekeningen die de man voor de kinderen heeft geopend;
bepaalt dat partijen ieder recht hebben op hun nog bij de notaris in depot gestelde aandeel in de overwaarde van de echtelijke woning van € 5.000,-;
bepaalt dat de vrouw een bedrag van € 3.826,47 aan de man moet voldoen ter zake door de man voorgeschoten eigenaars- en gebruikerslasten van de echtelijke woning;
verklaart deze beschikking – tot zover en met uitzondering van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 25 juli 2024.