ECLI:NL:RBDHA:2024:11840
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing wijziging verblijfsdoel in het kader van mensenhandel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning op grond van de Verblijfsregeling Mensenhandel en de afwijzing van zijn aanvraag tot wijziging van het doel van zijn verblijfsvergunning naar ‘humanitair niet-tijdelijk’ beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.S. Maas, heeft in oktober 2018 aangifte gedaan van mensenhandel, wat leidde tot een tijdelijke verblijfsvergunning. Echter, na sepot van de zaak door de officier van justitie op 11 augustus 2021, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de verblijfsvergunning ingetrokken. Eiser heeft vervolgens een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel ‘humanitair niet-tijdelijk’, maar deze is afgewezen omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die hem zouden vrijstellen van uitzetting.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 behandeld, maar eiser was niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de verblijfsvergunning in te trekken en de aanvraag voor wijziging af te wijzen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van de staatssecretaris zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om van het beleid af te wijken. Eiser heeft niet onderbouwd waarom de belangenafweging onzorgvuldig zou zijn en de rechtbank oordeelt dat de banden van eiser met de Filipijnen sterker zijn dan met Nederland, wat ook meeweegt in de beslissing.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.