ECLI:NL:RBDHA:2024:1184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL23.20032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en bekering tot het christendom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1998, heeft op 18 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 12 juni 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 24 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gedaan. Eiser heeft verklaard dat hij door zijn ouders, die islamitisch zijn, is mishandeld en verstoten vanwege zijn interesse in het christendom. Hij heeft het land ontvlucht na een incident waarbij hij betrokken was, wat leidde tot de dood van een persoon en een gevangenisstraf van 15 jaar. De staatssecretaris heeft echter de verklaringen van eiser over zijn asielmotieven als ongeloofwaardig beoordeeld, met name de elementen van afvalligheid en bekering tot het christendom.

De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd waarom de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn culturele achtergrond en opleidingsniveau. Ook de bekering tot het christendom wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwd, gezien de tegenstrijdige verklaringen van eiser. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen, en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20032

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Hij heeft op 18 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 12 juni 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. De ouders van eiser zijn Islamitisch en volgens hen moest eiser de islam praktiseren. Eiser wilde dit niet en vindt de islam een moeilijk geloof. Daarop hebben de ouders van eiser hem mishandeld en verstoten. Eiser is op zijn achtste uit huis gegaan en verbleef bij vrienden of op straat. Sinds de druk van de familie van eiser wilde hij het land al verlaten, alleen had eiser geen geld hiervoor. De vrienden van eiser waren christen en eiser kreeg om die reden ook interesse in het christendom. In 2016 was eiser met drie vrienden noten aan het verbranden bij een plantage van een boer om te eten. Door het verbranden van die noten ontplofte er iets en is de plantage in de brand gevlogen. Daarbij is een persoon om het leven gekomen. Eiser is kort na deze brand het land ontvlucht. Sindsdien wordt eiser gezocht en staat hem een gevangenisstraf van 15 jaar te wachten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: (1) identiteit, nationaliteit en herkomst; (2) afvalligheid en bekering tot het christendom; (3) problemen met de familie/verstoten door familie en (4) problemen doordat iemand door het toedoen van eiser om het leven is gekomen.
5.1.
De staatssecretaris heeft de elementen identiteit, nationaliteit en herkomst, afvalligheid en bekering tot het christendom en problemen met de familie/verstoten door familie (deels) geloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser dat door zijn toedoen iemand is overleden en hij om die reden gezocht wordt en een gevangenisstraf van 15 jaar opgelegd heeft gekregen ongeloofwaardig zijn.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
6. Eiser betoogt dat ten aanzien van de verklaringen die hij heeft afgelegd de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de Gambiaanse cultuur waarin eiser is opgegroeid en het relatief lage opleidingsniveau van eiser. Hierdoor heeft eiser niet anders of meer kunnen verklaren dan hij heeft gedaan.
6.1.
Uit Werkinstructie 2022/3 [1] volgt dat bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van bekeerlingen en afvalligen rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet nader onderbouwd bij welke elementen de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de cultuur waarin eiser is opgegroeid en zijn lage opleidingsniveau. Ook heeft eiser niet nader onderbouwd waarom hij niet anders heeft kunnen verklaren dan hij heeft gedaan. Om die reden slaagt het betoog niet.
Mocht de staatssecretaris bekering van eiser naar het christendom ongeloofwaardig achten?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de bekering van eiser naar het christendom ten onrechte en op onjuiste gronden niet geloofwaardig heeft bevonden. Volgens eiser zijn er geen ongerijmde, oppervlakkige en algemene verklaringen afgelegd. Tevens betoogt eiser dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bekering van eiser niet aannemelijk wordt geacht.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat de bekering van eiser tot het christendom ongeloofwaardig wordt geacht. De staatssecretaris wijst in dit verband terecht op de tegenstrijdige verklaringen die eiser over zijn bekering heeft afgelegd. Zo verklaart eiser in het aanvullend gehoor [2] dat hij sinds 2016 zichzelf als christen ziet. In het gehoor aanmeldfase [3] van oktober 2021 verklaart eiser echter zonder nadere nuancering dat hij moslim is en dat hij dit geloof ook praktiseert. Verder heeft de staatssecretaris het opvallend mogen vinden dat eiser, als hem in het nader gehoor [4] van maart 2022 naar een bepaalde datum wordt gevraagd, antwoordt dat hij dit niet weet “maar dat Allah dit wel weet”. Ook heeft de staatssecretaris het opvallend mogen vinden dat eiser tijdens het aanmeldgehoor – als hem wordt gevraagd naar een korte samenvatting van zijn asielmotieven – met geen woord rept over zijn afvalligheid en bekering naar het christendom. Verder stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat eiser oppervlakkig verklaart over het christelijke geloof. In het aanvullend gehoor [5] verklaart eiser dat hij van de christelijke tradities, de kerk en de manier van bidden houdt. Hij vindt dat leuk. Als de gehoorambtenaar hierop doorvraagt blijven de verklaringen van eiser oppervlakkig. Tevens is de verklaring van eiser dat zijn vrienden christelijk zijn en hij het prettig vindt dat aan het christelijke geloof geen verplichtingen kleven, onvoldoende om de bekering geloofwaardig te achten. Verder heeft de staatssecretaris niet ten onrechte gesteld dat eiser naar aanleiding van de hem gestelde vragen heeft laten zien zich weinig in het Christendom te hebben verdiept. Dat hij blij wordt als mensen over de bijbel vertellen, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Daarbij heeft de staatssecretaris terecht betrokken dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij naar de kerk gaat of bij een kerk is aangesloten of dat hij zich anderszins heeft verdiept in het christelijke geloof. Het enkel overleggen van twee foto’s bij de ‘church of Pentecos’ in Den Haag is onvoldoende om aan te tonen dat eiser de diensten van deze kerk actief bezoekt.
Het betoog van eiser dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bekering van eiser niet aannemelijk wordt geacht slaagt ook niet, nu eiser dit niet nader heeft onderbouwd.
Mocht de staatssecretaris de problemen van eiser na het brandincident ongeloofwaardig achten?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris het brandincident en de daaruit ondervonden problemen ten onrechte ongeloofwaardig acht. Dat hij zijn (gestelde) strafrechtelijke veroordeling niet heeft vermeld op de door hem ingevulde antecedentenverklaring kan hem niet worden tegengeworpen. Volgens eiser heeft hij de antecedentenverklaring nadien pas begrepen en daarom deze achteraf correct beantwoord. Door deze achteraf gedane correcte beantwoording brengt dit volgens eiser niet mee dat het incident en de daaruit ondervonden problemen ongeloofwaardig zijn. Gezien het referentiekader van eiser en zijn problematiek had de staatssecretaris nader moeten motiveren waarom het opvallend is dat eiser de gevangenisstraf niet concreet benoemt. Volgens eiser heeft de staatssecretaris het besluit dan ook onvoldoende gemotiveerd.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat de problemen van eiser na het brandincident en de veroordeling van eiser tot een gevangenisstraf van 15 jaar ongeloofwaardig worden geacht. De staatssecretaris stelt terecht dat niet is gebleken dat eiser de antecedentenverklaring niet goed had begrepen. Tevens wordt bij de antecedentenverklaring [6] uitgebreid het belang van de vragen benadrukt en heeft eiser de verklaringen uit de antecedentenverklaring niet via correcties en aanvullingen aangepast. Tevens stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat ook van iemand met een beperkt referentiekader verwacht mag worden dat hij een gevangenisstraf van 15 jaar benoemt als hij wordt gevraagd naar de problemen die hij verwacht bij terugkeer. Verder heeft de staatsecretaris mogen tegenwerpen dat het document dat eiser heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij is veroordeeld, niet volledig leesbaar is en niet op echtheid kan worden onderzocht, terwijl eiser wisselend en tegenstrijdig verklaart op de vraag hoe hij aan dit document is gekomen. Eiser stelt dat een vriend dit document bij zijn moeder heeft opgehaald in 2018. Als hij wordt geconfronteerd met de datum van het document, waaruit volgt dat het is opgemaakt in 2021, wijzigt hij zijn verklaring en zegt hij dat zijn vriend een ander document heeft opgehaald. Eiser is hierop vervolgens bevraagd, maar heeft geen verdere verklaring kunnen geven. De staatssecretaris heeft dit niet ten onrechte onvoldoende mogen vinden. Om die reden is niet gebleken dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Is het bestreden besluit in strijd met het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM?
9. Voor zover eiser met de stelling dat de staatssecretaris ten onrechte en op onjuiste gronden zijn bescherming heeft ontzegd en het asielrelaas niet gelooft heeft willen betogen dat het besluit in strijd met het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM is, slaagt dit betoog niet. Eiser heeft dit betoog niet nader onderbouwd.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
10. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie hiervoor de Werkinstructie 2022/3, p. 4.
2.Zie verslag aanvullend gehoor, p. 7.
3.Zie verslag gehoor aanmeldfase, p. 5.
4.Zie verslag nader gehoor, p. 17.
5.Zie verslag aanvullend gehoor, p.
6.Zie het verslag nader gehoor, pagina 12.