ECLI:NL:RBDHA:2024:11836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds geweldsmisdrijven wegens niet tijdig indienen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven op 22 augustus 2023, en het bezwaar van eiseres werd op 19 december 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 11 juli 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Eiseres had op 14 februari 2023 een uitkering aangevraagd omdat zij tussen 2006 en 2009 mishandeld was door haar ex-partner. De aanvraag werd afgewezen omdat deze niet binnen de tienjaarstermijn na de gebeurtenis was ingediend. Eiseres stelde dat psychische overmacht een geldige reden was voor de late indiening, maar de rechtbank oordeelde dat zij dit niet voldoende had onderbouwd. Bovendien was er geen bewijs van andere omstandigheden die haar verhinderden om de aanvraag tijdig in te dienen.
De rechtbank oordeelde dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven de aanvraag terecht had afgewezen. Eiseres had niet aangetoond dat er sprake was van een voortdurend delict, wat de tienjaarstermijn zou verlengen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.