ECLI:NL:RBDHA:2024:11827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
09/022043-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met alcoholgebruik en letsel aan voetgangers

Op 2 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 december 2021 betrokken was bij een verkeersongeval in Den Haag. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed onder invloed van alcohol en veroorzaakte een ongeval waarbij drie voetgangers gewond raakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 590 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tijdens de zitting op 19 juli 2024 heeft de officier van justitie gepleit voor een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging zich op bepaalde punten refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De tenlastelegging omvatte het rijden onder invloed, roekeloos rijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen onder invloed van alcohol was, maar ook onvoldoende aandacht had voor het verkeer, wat leidde tot het aanrijden van de voetgangers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van roekeloosheid, maar wel geoordeeld dat zijn gedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend kan worden gekarakteriseerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van dertig maanden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/022043-23
Datum uitspraak: 2 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. Y. Hurkmans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
In het kort komt het strafrechtelijk verwijt aan de verdachte erop neer dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol en roekeloos of onvoorzichtig rijgedrag, althans gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt, waardoor hij is gebotst op voetgangers met dusdanig letsel tot gevolg. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij vervolgens de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2 en 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit de verdachte partieel vrij te spreken: niet kan worden bewezen dat [naam 1] is aangereden, er is van roekeloosheid of zeer onvoorzichtig handelen van de verdachte geen sprake en evenmin is sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [naam 2] en [naam 3] .
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De verdachte heeft feit 2 en feit 3 bekend en daarna niets anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal voor feit 2 en feit 3 daarom volstaan met een opgave van bewijsmiddelen (in bijlage II, onder 1 en 2 voor feit 2 en onder 1 en 3 voor feit 3) als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 1
Feitelijke toedracht
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte is op 30 december 2021 als (beginnend) bestuurder van een personenauto betrokken geweest bij een verkeersongeval op de kruising van de Televisiestraat en de Lau Mazirellaan. De verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol. Uit de ademanalyse is gebleken dat bij de verdachte 590 microgram alcohol per uitgeademde lucht is gemeten. De verdachte heeft ook verklaard alcohol te hebben gedronken. Eveneens heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens het rijden afgeleid was en geen goed zicht had op de weg. De personenauto reed met een snelheid van vijf à tien kilometer per uur over de Lau Mizarellaan en trok vervolgens ter hoogte van de verkeersdrempel versneld op.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vervolgens niet tegen twee, maar tegen drie slachtoffers - [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] - is aangereden op de kruising (met de verhoogde verkeersdrempel) van de Televisiestraat en de Lau Mazirellaan. Uit de aangifte van [naam 1] (bijlage II, onder 5) blijkt dat de verdachte met de bumper van zijn auto ook tegen hem is aangereden. Vanwege herbeleving van het ongeval is hij verwezen naar een psycholoog (bijlage II, onder 6). De rechtbank heeft, gelet op de overige bewijsmiddelen, geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze aangifte te twijfelen.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval, gelet op de verkeersovertredingen die de verdachte heeft begaan. Aannemelijk is dat de mate van alcoholintoxicatie daaraan heeft bijgedragen. Naar algemeen bekend is, vermindert alcohol het inschattings- en reactievermogen.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarte vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldnorm ten laste gelegd.
Van roekeloosheid is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn. Van zodanige bewustheid is niet gebleken. Met de officier van de justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat van roekeloosheid daarom geen sprake is, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Wel leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat het gedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend kan worden beschouwd en dat het ongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 is te wijten. Tot dat oordeel is het volgende redengevend.
Voor de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De verdachte heeft een grote hoeveelheid alcohol genuttigd en is vervolgens in een auto gaan rijden. Tijdens het rijden, bij het naderen van de kruising Televisiestraat/Lau Mizarellaan, is de verdachte afgeleid en heeft hij geen zicht op de weg gehouden. De verdachte heeft vervolgens niet gezien dat drie voetgangers in reflecterende kleding de weg overstaken. De verdachte heeft vervolgens meer snelheid gemaakt en de voetgangers [naam 1] en [naam 2] geraakt. Laatstgenoemd persoon is hierdoor ten val gekomen. Vervolgens is de verdachte naar achteren gereden en is hij daarna weer met meer snelheid naar voren gereden, waarbij hij voetganger [naam 3] heeft geraakt. Ook hij kwam hierdoor ten val. [naam 3] is met zijn bovenste lichaamshelft onder de voorzijde van de auto geraakt (voor de linkerband).
Aldus heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank, onder de gegeven omstandigheden, op meerdere momenten onvoldoende oog gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie. Het verkeersgedrag van de verdachte kan onder deze omstandigheden als zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend worden beschouwd. Daardoor heeft een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsgevonden, waardoor drie voetgangers zijn geraakt.
Zwaar lichamelijk letsel
Voorts heeft de raadsman bepleit dat bij [naam 2] en [naam 3] als gevolg van het verkeersongeval geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet bij de beoordeling van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel worden gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel.
Uit de inhoud van het procesdossier blijkt dat [naam 2] ten gevolge van het ongeval een breuk in zijn halswervel heeft opgelopen, waarvoor hij is behandeld met een harde nekkraag, met een verwachte hersteltijd van ten minste twaalf weken. Daarnaast heeft het slachtoffer een hersenschudding opgelopen en diverse kneuzingen aan elleboog en pols en borstkas. De rechtbank merkt de verwondingen van [naam 2] aan als zwaar lichamelijk letsel gelet op de verwondingen in hun totaliteit, het nodig hebben van een harde nekkraag voor de breuk in de halswervel en de minimale herstelduur van twaalf weken.
Uit de inhoud van het procesdossier blijkt dat [naam 3] ten gevolge van het ongeval een gebroken schouderblad, een pijnlijke hand rechts en schaafwonden op zijn schedel heeft opgelopen. Enkele dagen na het ongeval is hij geopereerd aan zijn schouderblad. Hoewel sprake is van letsel, is de rechtbank van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel zoals is bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Uit de inhoud van het dossier blijkt niets over het (uitzicht op) herstel. Evenmin kan het letsel worden aangemerkt als zodanig dat daaruit (zonder meer) tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden van het slachtoffer ontstaat. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam 3] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit 1 (primair), feit 2 en feit 3 van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 30 december 2021 te ’s-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de (kruising) Televisiestraat/Lau Mazirellaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een grote hoeveelheid alcohol had genuttigd en
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en het besturen van zijn motorrijtuig, immers had hij het motorrijtuig niet, althans onvoldoende onder controle en (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht ten gevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen aldaar overstekende voetgangers genaamd [naam 1] is gereden en vervolgens snelheid heeft vermeerderd en tegen [naam 2] is gereden en vervolgens snelheid heeft vermeerderd en tegen
[naam 3]is gebotst, waardoor die voetganger [naam 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een nekwervelfractuur en hersenschudding en diverse kneuzingen werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in ’s-Gravenhage op (de kruising) de Televisiestraat/Lau Mazirellaan, op 30 december 2021 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] ) letsel was toegebracht;
3
hij op 30 december 2021 te ’s-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 590 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en tot een rijontzegging van 30 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een taakstraf op te leggen met een geheel voorwaardelijke rijontzegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan [naam 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook zijn bij het verkeersongeval [naam 1] en [naam 3] geraakt door de door de verdachte bestuurde auto. [naam 3] heeft hierbij een schouderbladfractuur opgelopen, waarvoor hij een operatie heeft ondergaan. De verdachte is een beginnend bestuurder en is – na een grote hoeveelheid alcohol te hebben gedronken – in de auto gestapt. De verdachte heeft vervolgens geen zicht op de weg gehouden en niet gezien dat bij de kruising met verhoogde verkeersdrempel de drie leden van het buurtpreventieteam in reflecterende kleding de weg overstaken. De verdachte heeft vervolgens snelheid gemaakt en [naam 1] en [naam 2] geraakt. [naam 2] is hierdoor ten val gekomen. Hierna is de verdachte naar achteren gereden en heeft daarna weer met meer snelheid een beweging naar voren gemaakt en daarbij [naam 3] geraakt. Ook [naam 3] is hierdoor ten val gekomen en is onder de auto geraakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan als zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend rijgedrag.
Ondanks dat de verdachte heeft verklaard in ieder geval één persoon op de grond te hebben zien zitten, heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. De verdachte is dus niet uitgestapt, terwijl hij wist dat hij een ongeval had veroorzaakt. Hij heeft zich in het geheel niet bekommerd om het welzijn van de voetgangers. De verdachte heeft zich pas bij de politie gemeld, nadat de politie contact met hem heeft opgenomen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 juni 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte op 10 april 2024 door de politierechter in Den Haag is veroordeeld tot een taakstraf vanwege het rijden zonder rijbewijs – het rijbewijs was op dat moment namelijk ingevorderd vanwege deze zaak – en het rijden onder invloed. Nu verdachte schuldig wordt verklaard aan feiten vóór de strafoplegging op 10 april 2024 gepleegd, zal de rechtbank op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht de bepalingen van samenloop van strafbare feiten toepassen zoals neergelegd in Titel VI.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij recentelijk een diploma heeft gehaald en een samenwerkingsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten voor het uitvoeren van werkzaamheden. Daarnaast heeft de verdachte verklaard niet meer te drinken.
Redelijke termijn
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Een omstandigheid die van invloed is op de duur van de op te leggen straf is het tijdsverloop. Hiermee houdt de rechtbank als volgt rekening.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de invloed van de verdediging op het procesverloop. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 31 december 2021. Dit is de dag waarop de verdachte voor het eerst is gehoord. Hij kon in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 2 augustus 2024. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen de verdachte had moeten worden berecht met in totaal ruim zeven maanden is overschreden. Het voorgaande betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank houdt hier rekening mee bij de op te leggen straffen.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld bij het veroorzaken van een verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten en met de hoeveelheid alcohol zoals hiervoor beschreven, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden en drie jaar rijontzegging. Ook heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
feit 1, primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 derde lid, onderdeel a, van deze wet;
en
feit 2
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
en
feit 3
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
vier (4) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
twee (2) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte daarnaast tot:
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van dertig (30) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs van de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest in mindering wordt gebracht op de duur van de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2024.
Bijlagen
I. Tekst tenlastelegging
II. Bewijsmiddelen
Bijlage I
Tenlastelegging 09/022043-23
1
hij op of omstreeks 30 december 2021 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de (kruising) Televisiestraat/Lau Mazirellaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een grote hoeveelheid alcohol had genuttigd en/of (vervolgens)
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of het besturen van zijn motorrijtuig, immers had hij het motorrijtuig niet, althans onvoldoende onder controle en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen (een) aldaar overstekende voetganger(s) genaamde [naam 1] is gereden/gebotst en/of vervolgens snelheid heeft vermeerderd en tegen [naam 2] is gereden/gebotst en/of vervolgens snelheid heeft vermeerderd en tegen [naam 3] is gebotst, waardoor (een) ander(en) te weten de/die voetganger(s) (genaamd) 1) [naam 2] en/of 2) [naam 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten ad 1) een nekwervelfractuur en/of hersenschudding en/of diverse kneuzingen en/of ad2) een schouderbladfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2021 te ’s-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto) daarmee rijdende op de weg, kruising Televisiestraat/Lau Mazirellaan, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een grote hoeveelheid alcohol had genuttigd en/of (vervolgens)
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatste en/of het besturen van zijn motorrijtuig, immers had hij het motorrijtuig niet, althans onvoldoende onder controle en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen (een) aldaar overstekende voetganger(s) genaamde [naam 1] is gereden/gebotst en/of vervolgens snelheid heeft vermeerderd en tegen [naam 2] is gereden/gebotst en/of vervolgens snelheid heeft vermeerderd en tegen [naam 3] is gebotst, waardoor (een) ander(en) te weten de/die voetganger(s) (genaamd 1) [naam 2] en/of 2) [naam 3] ) letsel heeft/hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in ’s-Gravenhage op/aan (de kruising) de Televisiestraat/Lau Mazirellaan, op of omstreeks 30 december 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan (een) ander(en) te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] ) letsel en/of schade was toegebracht
3
hij op om omstreeks 30 december 2021 te ’s-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig, auto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 590 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
Bijlage II: gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022001381, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 126 en het proces-verbaal van voertuigonderzoek met bijlagen, totaal 151 pagina’s).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2 en 3
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 juli 2024.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 30 december 2021 (p. 98-99).
3. Het geschrift, te weten een ademanalyseformulier d.d. 30 december 2021 (p. 23).
Ten aanzien van feit 1
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 107):
Op woensdag 5 januari 2022 was ik, verbalisant, belast met opsporingstaken aan politiebureau De Heemstraat te Den Haag.
Alle genoemde straatnamen bevinden zich in Den Haag, tenzij anders aangegeven.
Diezelfde dag bekeek ik de reeds gevorderde camerabeelden. De camera welke zicht had op het kruispunt Televisiestraat, kruisend met de Lau Mizarellaan. De video-opname van de betreffende camera is in zwart-wit opgenomen en de tijdlijn op dit beeld loopt gelijk met de daadwerkelijke tijd. De opname loopt van 30 december 2021 te 20.53,25 uur tot en met 30 december 2021 te 20.55,10 uur.
Op deze beelden zag ik het volgende. Om 20.53.27 uur zag ik dat personen, komende vanaf de Energiestraat en gaan in de richting van de Jacob Schorelaan, over het trottoir liepen. Zij liepen in de richting van de Lau Mizarellaan. Om 20.53,37 uur, zag ik de koplampen van het achterste voertuig naar beneden deinen. Dit wijst op een abrupte stop. Direct hierna zag ik twee personen over de Telexstraat richting de Lau Mizarellaan rennen, waarna zij zich om het ongeval bekommerden. Om 20.53,57 uur zag ik dat het betreffende voertuig weer in beweging kwam en hooguit vijftig centimeter naar achteren reed. Vervolgens zag ik diverse schimmen door het beeld gaan van mensen die zich om het ongeval bekommerden. Vervolgens zag ik dat het betreffende voertuig naar rechts stuurde en hooguit twee meter naar voren reed. Vervolgens zag ik dat de koplampen weer naar beneden deinde. Dit wees op een abrupte stop van het voertuig. Om 22.55,10 uur zag ik dat het betreffende voertuig de Telexstraat in reed en uitbeeld verdween.
5. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 30 december 2021, voor zover inhoudende (p. 56-58):
Op 30 december 2021 omstreeks 21:00 uur liep ik met bewoners die lid zijn van het buurt preventieteam op de Televisiestraat in Den Haag. Wij liepen over de stoep aan de zijde van de Lau Mizarellaan en wij liepen richting de Jacob Schorelaan. Wij hadden allemaal gele reflecterende hesjes aan omdat we van het buurt preventieteam zijn. Toen ik met hun over de stoep liep en de zijstraat van de Lau Mizarellaan passeerde, zag ik in mijn ooghoek een personenauto aankomen. Ineens voelde ik de bumper van de auto tegen mijn linkerbeen aankomen. Ik werd als het ware naar de stoep geduwd en struikelde bijna over een paaltje.
Vervolgens hoorde ik de auto meer toeren maken en ik zag dat zijn snelheid omhoog ging. Ik zag dat een deelnemer van het buurtpreventieteam, [naam 2] , ook door deze auto werd geraakt. Hij kwam hierbij hard ten val. Ik zag dat de auto meer naar links stuurde. Als hij gewoon rechtdoor was gereden was er niets gebeurd. Vervolgens hoorde ik de auto nog meer toeren maken en ik zag dat zijn snelheid omhoog ging. Ik zag dat hij circa vijf meter verder de andere buurtpreventiemedewerker, [naam 3] heet hij, hard raakte. Ook [naam 3] . kwam hierbij ten val. Ik zag dat de helft van zijn lichaam, dus ook het hoofd van [naam 3] . onder de voorbumper van het linker voorwiel lag. Ik rende naar de auto toe en ik begon op het zijraam van de bestuurder te kloppen. Allemaal mensen begonnen te schreeuwen dat hij achteruit moest rijden omdat [naam 3] nog onder de auto lag. Door de aanrijding heb ik wat last van mijn been en rug, maar ik denk niet dat ik naar de dokter moet.
6. Het geschrift, te weten een brief van GGD Hollands Midden betreffende ‘letselbeschrijving [naam 1] ’, opgemaakt en ondertekend door de forensisch arts S.M. Khargi op 25 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 116):
Onderzoek, waargenomen letsel en behandeling
Er werd bij lichamelijk en röntgenonderzoek geen letsel waargenomen. Er waren pijnklachten bij druk op meerdere plaatsen op de ruggengraat. Betrokkene is verwezen naar de psycholoog vanwege herbeleving van het ongeval.
7. Het geschrift, te weten een brief van GGD Hollands Midden betreffende ‘letselbeschrijving [naam 2] ’, opgemaakt en ondertekend door forensisch arts M.E. de Gruijter op 4 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 113):
Onderzoek, waargenomen letsel en behandeling
Betrokkene werd behandeld op de Spoedeisende hulp afdeling en werd gezien door neuroloog en neurochirurg. Er was sprake van:
-Breuk in halswervel C6, behandeld met harde nekkraag, controle bezoeken bij de neurochirurg
-Hersenschudding, op aanvullend beeldvormend onderzoek geen ander letsel aan hersenen en schedel
-Diverse kneuzingen aan elleboog en pols links en aan borstkas.
Betrokkene kon met de nekkraag het ziekenhuis verlaten.
Genezing en genezingsduur
Bij ongecompliceerd beloop volledig herstel verwacht. Herstel halswervel ten minste 12 weken. Na een hersenschudding kunnen restklachten optreden zoals hoofdpijn en concentratiestoornissen.
Conclusie
Er was sprake van een breuk in een halswervel, een hersenschudding en diverse kneuzingen.
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt 31 december 2021, voor zover inhoudende (p. 76-79):
Ik ben achter het stuur gaan zitten. Terwijl ik wat had gedronken. Daarna is de aanrijding op de Televisiestraat gebeurd.