ECLI:NL:RBDHA:2024:1182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 14 januari 2024, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om het toekennen van schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser had als enige beroepsgrond aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat hij eerder een besluit had ontvangen waaruit de plicht om Nederland te verlaten blijkt, en dat hij daaraan niet uit eigen beweging gevolg had gegeven. Eiser stelde niet bekend te zijn met dit besluit en kon het ook niet in het digitaal procesdossier vinden. Omdat de staatssecretaris het besluit op 22 januari 2024 alsnog aan het digitaal dossier heeft toegevoegd, heeft eiser deze beroepsgrond op de zitting laten vallen. Hierdoor zijn er geen beroepsgronden meer die de rechtbank moet bespreken.

De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Het beroep is ongegrond, wat betekent dat de maatregel in stand blijft. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 14 januari 2024, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om het toekennen van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (via een beeldverbinding), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiser heeft als enige beroepsgrond aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij eerder een besluit heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en dat hij daaraan niet uit eigen beweging gevolg heeft gegeven. In de maatregel wordt verwezen naar een afwijzende asielbeschikking van 1 oktober 2021, maar eiser stelt niet bekend te zijn met dit besluit en dit besluit ook niet in het digitaal procesdossier te kunnen vinden. Omdat de staatssecretaris het besluit op 22 januari 2024 (alsnog) aan het digitaal dossier heeft toegevoegd, heeft eiser deze beroepsgrond op de zitting laten vallen. Er zijn daarom geen beroepsgronden (meer) die de rechtbank moet bespreken.
4. Voor het overige ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen reden voor het oordeel dat niet aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.