ECLI:NL:RBDHA:2024:11815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
24-4165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering omgevingsvergunning voor standplaats foodtruck gegrond verklaard

Op 25 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser beroep aantekende tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor het in gebruik nemen van openbare gronden ten behoeve van een standplaats voor een foodtruck nabij Hoofdstraat 2 te Noordwijk. De aanvraag voor de omgevingsvergunning was op 11 oktober 2023 afgewezen, en het college had dit besluit in een later bestreden besluit van 15 mei 2024 gehandhaafd. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening en stelde dat de afwijzing van de vergunning niet voldoende gemotiveerd was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de drie redenen voor de afwijzing - mogelijke geuroverlast, strijd met het te ontwikkelen standplaatsbeleid, en strijd met de kuuroordvisie en het gezondheidsbeleid - niet voldoende onderbouwd waren. De voorzieningenrechter merkte op dat er geen bewijs was voor geuroverlast en dat het te ontwikkelen beleid nog niet was vastgesteld. Ook werd er niet gemotiveerd waarom de foodtruck in strijd zou zijn met de kuuroordvisie en het gezondheidsbeleid.

Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en het college werd verplicht om het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/4165 en SGR 24/4164
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, het college

(gemachtigde: S. Verouden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de weigering van het college om hem een omgevingsvergunning te verlenen voor het in gebruik nemen van openbare gronden ten behoeve van een standplaats voor de locatie nabij Hoofdstraat 2 te Noordwijk voor een periode van 5 jaar.
Het college heeft met het besluit van 11 oktober 2023 de door eiser gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dit besluit gebleven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknr. SGR 24/4164) en verzocht om een voorlopige voorziening (zaaknr. SGR 24/4165).
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een nader stuk overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De gevraagde omgevingsvergunning is afgewezen om drie redenen. Ten eerste dat de foodtruck mogelijk zou zorgen voor geuroverlast in de omgeving, ten tweede dat deze in strijd is met het te ontwikkelen standplaatsbeleid en ten slotte dat de foodtruck in strijd is met de kuuroordvisie en het gezondheidsbeleid. Deze drie redenen acht de voorzieningenrechter niet voldoende gemotiveerd om de aanvraag te kunnen afwijzen.
Geuroverlast
4. Eiser staat al een aantal jaar op de woensdag op dezelfde plek. Dat heeft volgens partijen niet tot klachten over geuroverlast geleid. Verder is er naar de daadwerkelijke geurhinder van de foodtruck geen onderzoek gedaan. Dat de foodtruck voor geurhinder zorgt is daardoor alleen een aanname, zonder enig bewijs, en dat is niet voldoende om de aanvraag op te kunnen afwijzen. Voor zover het college bang is dat eiser een andere foodtruck plaatst, zou dat ook kunnen worden opgelost door een voorschrift daarover aan de omgevingsvergunning te verbinden.
Standplaatsenbeleid
5. Vast staat dat het te ontwikkelen standplaatsbeleid nog niet is vastgesteld. Uit het bestreden besluit leidt de voorzieningenrechter af dat geen sprake is van strijd met daadwerkelijk geldig standplaatsbeleid. Bovendien staat in het besluit van 11 oktober 2023 dat dit te ontwikkelen beleid het bakken van producten niet toestaat op deze plek vanwege mogelijke geuroverlast. Nu de geuroverlast onvoldoende is onderbouwd, is ook de verwijzing naar dit toekomstige beleid onvoldoende om de afwijzing van de omgevingsvergunning te dragen.
Kuuroordvisie en gezondheidsbeleid
6. Over de kuuroordvisie en het gezondheidsbeleid staat in het bestreden besluit niet gemotiveerd waarom de foodtruck daarmee in strijd zou zijn. Het college heeft dat tijdens de zitting ook niet kunnen verduidelijken. Voor zover het zou gaan om de gezondheidswaarde van het product van eiser, geldt dat dat geen ruimtelijk relevant criterium is om de aanvraag af te wijzen.
7. Dit maakt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit. De voorzieningenrechter bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De voorzieningenrechter geeft het college hiervoor zes weken. In afwachting daarvan is er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
9. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak op het beroep in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 mei 2024;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024 door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.