ECLI:NL:RBDHA:2024:1180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL23.35523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser op grond van politieke overtuiging en risico op vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2024, wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 6 november 2023 afgewezen, stellende dat de aanvraag ongegrond was op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die van Iraanse nationaliteit is en op 25 november 1991 is geboren, had verklaard dat hij in Iran leuzen op muren had geschreven en vreesde voor vervolging door de inlichtingendienst bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft op 4 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De staatssecretaris had de verklaringen van de eiser over zijn vrees voor vervolging als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat deze voornamelijk gebaseerd waren op vermoedens en informatie van derden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat en dat de eiser geen reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Iran. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de relevante elementen op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier S. Derks, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.35523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 27 oktober 2022. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 6 november 2023 eisers aanvraag in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Aan eiser is evenmin een reguliere vergunning verleend als is bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw 2000 in samenhang met artikel 3.6a, eerste lid of artikel 3.6ba, eerste lid Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Verder is geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000 verleend en is eiser opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank overweegt dat het beroep van eiser alleen is gericht tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank beoordeelt dit beroep mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, hier kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt van [Iraanse] nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [25 november 1991] . Eiser heeft verklaard dat hij samen met twee vrienden begin oktober 2022 op een avond in Iran leuzen op muren heeft geschreven. Op die avond is eiser door de ordetroepen gezien, maar hij heeft kunnen ontsnappen. Eiser heeft verklaard dat hij denkt dat zijn twee vrienden zijn aangehouden, dat zij in detentie verblijven en dat zij eiser hebben verraden. Dit heeft hij van zijn vader vernomen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat zijn buurman hem heeft verteld dat er bij hem thuis een woninginval heeft plaatsgevonden door twee agenten. Eisers vader heeft hem verteld dat de inlichtingendienst bij zijn vader is gekomen en naar eiser heeft gevraagd. Eiser vreest bij terugkeer naar Iran voor de inlichtingendienst en hij vreest dat hij zal worden mishandeld dan wel vermoord.
5.1.
De staatssecretaris heeft in het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen onderscheiden:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Het schrijven van leuzen op muren;
De problemen naar aanleiding van het schrijven van leuzen op muren.
5.2.
De staatssecretaris heeft de elementen 1 en 2 geloofwaardig geacht. Element 3 vindt de staatssecretaris niet geloofwaardig. De staatssecretaris heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen dat hij wordt gezocht door de inlichtingendienst hoofdzakelijk zijn gebaseerd op vermoedens en informatie van derden. Ook wordt eiser tegengeworpen dat hij geen inspanningen heeft verricht om documenten over te leggen die zouden kunnen aantonen dat eiser wordt gezocht en dat zijn vrienden gevangen zitten.
De staatssecretaris heeft voorts in de geloofwaardig gevonden elementen 1 en 2 geen grond gezien voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
Heeft de staatssecretaris element 3 ongeloofwaardig kunnen achten?
6.1.
Eiser voert aan dat element 3 ten onrechte ongeloofwaardig is gevonden.
Eiser stelt dat hij met zijn relaas voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft ondervonden en wordt gezocht door de Iraanse autoriteiten vanwege het schrijven van leuzen op muren.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eisers verklaringen hieromtrent niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft in het voornemen en het bestreden besluit in dit verband deugdelijk gemotiveerd dat eisers verklaringen hoofdzakelijk zijn gebaseerd op vermoedens, informatie van derden en dat concrete bewijzen ter onderbouwing van eisers verklaringen ontbreken. De rechtbank overweegt hierover verder het volgende.
6.3.
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eisers verklaringen dat zijn vrienden vastzitten, zijn naam hebben genoemd en dat eiser wordt gezocht enkel zijn gebaseerd op wat eiser heeft gehoord van zijn vader, waarbij eiser aangeeft dat zijn vader zelf hiervan ook enkel op de hoogte is gebracht door vrienden en kennissen. De staatssecretaris heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat in dit verband enkel sprake is van vermoedens waaraan, zonder ondersteunende verklaringen of bewijs, geen geloofwaardigheid kan worden gehecht.
6.4.
De staatssecretaris heeft eiser tevens kunnen tegenwerpen dat hij geen inspanningen heeft verricht om de vermoedens dat zijn vrienden zijn gearresteerd, dat hij wordt gezocht en er een aanklacht jegens hem is, nader te onderbouwen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn vader, de bevriende advocaat in Iran en zijn vrienden, al dan niet via zijn vader en de bevriende advocaat, niet heeft kunnen benaderen met het verzoek hem te helpen met een nadere onderbouwing van zijn relaas. De door eiser gestelde bewijsnood heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt. De staatssecretaris heeft in dit verband voorts gewezen op het Algemeen Ambtsbericht Iran van september 2023 (het ambtsbericht) waarin op pagina 97 e.v. wordt verwezen naar het Sana-systeem, de elektronische juridische database van de rechterlijke macht dat dient voor de registratie en opvolging van zaken. Eisers betoog dat van eiser niet mag worden verwacht dat hij het Sana-systeem raadpleegt, omdat het niet waterdicht is, het systeem om die reden geen uitsluitsel geeft over de vraag of eiser wordt gezocht en eiser hierdoor in de problemen kan komen, slaagt niet. Hoewel eiser in dit verband terecht wijst op het rapport van het Amerikaanse State Department over de mensenrechten in Iran uit 2023, ziet de rechtbank in het betoog van eiser geen aanleiding om het standpunt van verweerder dat van eiser inspanningen mogen worden verwacht om, al dan niet door anderen, te laten onderzoeken of hij in het Sana-systeem geregistreerd staat, voor onjuist te houden. Eisers stelling dat hij zelf geen toegang kan krijgen tot het Sana-systeem, omdat hij niet meer beschikt over zijn password, is niet nader geconcretiseerd en komt voor rekening en risico van eiser en acht de rechtbank, mede in het licht van al het voorgaande, onvoldoende voor de conclusie dat eiser in dit verband in bewijsnood zou verkeren.
6.5.
Voorts heeft de staatssecretaris het standpunt kunnen innemen dat eisers verklaringen over de inval in eisers appartement niet geloofwaardig zijn, omdat eiser enkel via zijn buurman heeft vernomen dat er een inval heeft plaatsgevonden en er evenmin een deugdelijke nadere onderbouwing van die stelling is gegeven. Voorts heeft de staatssecretaris kunnen stellen dat het bevreemdend is dat juist in eisers appartement een inval zou zijn geweest, omdat eiser bij het schrijven van de leuzen op de muren geen uitzonderlijke rol heeft vervuld en het gelet daarop bevreemdend is dat de autoriteiten eisers huis zouden zijn binnenvallen en bovendien daarna het huis zouden hebben teruggegeven. Ook heeft de staatssecretaris het standpunt kunnen innemen dat het bevreemdend is dat eisers auto niet is doorzocht en ook niet door de politie in beslag is genomen, terwijl eiser stelt dat hij als verdachte wordt aangemerkt. Ten aanzien van de redenen waarom de politie daarvan heeft afgezien, heeft eiser zich eveneens enkel gebaseerd op aannames en vermoedens.
Heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen gegrond vrees bestaat voor vervolging en dat eiser geen reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Iran?
7.1.
Eiser voert aan dat uit het arrest van 21 september 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2023:688) blijkt dat de staatssecretaris de voorwaarde dat een politieke overtuiging fundamenteel moet zijn niet mag stellen om een vrees voor vervolging of een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM op basis van die overtuiging aan te nemen. Het bestreden besluit is om die reden niet deugdelijk gemotiveerd, aldus eiser.
7.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat hij eiser niet heeft tegengeworpen dat zijn politieke overtuiging niet fundamenteel genoeg is. De staatssecretaris heeft geloofwaardig geacht dat eiser, gezien zijn relaas met betrekking tot het schrijven van leuzen op muren, een politieke overtuiging heeft. Verder heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit op zorgvuldige en deugdelijke wijze gemotiveerd dat er, gelet op eisers politieke overtuiging, geen gegronde vrees bestaat voor vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM, aldus de staatssecretaris.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling die de staatssecretaris heeft verricht, in lijn is met het arrest van 21 september 2023. Uit dit arrest blijkt dat bij de beoordeling of de vrees voor vervolging wegens een politieke overtuiging gegrond is, rekening moet worden gehouden met het feit dat die overtuiging, vanwege de mate waarin deze wordt geuit of eventueel door de betrokkene verrichte activiteiten om die overtuiging te promoten, de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van de betrokkene heeft gewekt of kan wekken. Relevante elementen voor deze individuele beoordeling zijn de sterkte van de politieke overtuiging die de betrokkene stelt te hebben, eventueel verrichte activiteiten om die overtuiging te promoten en de omstandigheid dat een betrokkene met de door hem geuite politieke overtuiging of met de activiteiten die hij eventueel heeft verricht om die overtuiging te promoten tijdens zijn verblijf in het land van herkomst of sinds zijn vertrek uit dat land, reeds de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in dat land heeft getrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit de relevante elementen op deugdelijke wijze betrokken en beoordeeld. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser, blijkens zijn verklaringen, niet eerder politiek actief is geweest tot het moment dat hij op de bewuste avond leuzen op muren heeft geschreven, en dat eiser vanwege zijn politieke overtuiging nooit problemen heeft ondervonden dan wel in beeld is geweest bij de Iraanse autoriteiten. Ook heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat niet aannemelijk is dat eiser door zijn aanwezigheid bij twee demonstraties tegen het Iraanse regime in Nederland in de negatieve aandacht is komen te staan bij de Iraanse autoriteiten. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser geen uitzonderlijke rol heeft gespeeld bij de demonstraties. Daarbij is ook van belang dat eiser niet actief is op sociale media en dat eiser blijkens zijn eigen verklaringen enkel gebruik maakt van Telegram onder een andere naam. Eisers betoog dat hij vanwege deelname aan twee demonstraties in Nederland bij terugkeer heeft te vrezen voor de Iraanse autoriteiten, waarbij eiser wijst op informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 maart 2023 (monitoring en protesten in het buitenland sinds de dood van Mahsa Amini), slaagt dan ook niet. De staatssecretaris heeft gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, en nu element 3 niet ten onrechte ongeloofwaardig is gevonden, deugdelijk gemotiveerd dat eisers politieke overtuiging van beperkte sterkte is en dat hij niet de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten heeft gewekt of zal wekken. In dit verband heeft de staatssecretaris ook mogen meewegen dat eiser Iran zonder problemen en op legale wijze heeft verlaten als ook dat eiser heeft aangegeven dat hij niet van plan is politieke activiteiten te ondernemen die hem in gevaar kunnen brengen bij terugkeer
8.1.
Eiser voert aan dat hij, nu hij geen geldig paspoort meer heeft, op basis van een laissez-passer zal moeten terugkeren naar Iran. Nu hij tevens in Nederland asiel heeft gevraagd, loopt hij bij terugkeer een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Daarbij verwijst eiser naar informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 25 augustus 2023 (ondervraging terugkeer) en naar het Algemeen Ambtsbericht Iran van september 2023.
8.2.
De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat er in dit verband geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. Uit pagina 115 en verder van het Algemeen ambtsbericht Iran van september 2023 blijkt dat niet iedere Iraniër die terugkeert naar Iran door de Iraanse autoriteiten wordt ondervraagd. Met name Iraniërs met een dubbele nationaliteit liepen in de verslagperiode meer risico op ondervraging bij terugkeer. In eisers geval is hiervan geen sprake. Het risico om in problemen te komen is blijkens het ambtsbericht ook aanwezig als Iraniërs asiel hebben aangevraagd, de autoriteiten daarvan op de hoogte zijn en naar Iran terugkeren omdat ze geen asiel hebben gekregen. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat evenwel niet gebleken is dat de autoriteiten op de hoogte zijn van het feit dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend. Bovendien is eiser, met hulp van zijn reisagent die afspraken had gemaakt met mensen bij de Gate van de Sepah, legaal uitgereisd en zijn hem toen geen vragen gesteld over zijn uitreis. Eiser beschikt verder over een geldige identiteitskaart die echt is bevonden. Met de staatssecretaris is de rechtbank verder van oordeel dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij met deze kaart niet in het bezit kan komen van een nieuw paspoort.
9. Eisers beroepsgronden slagen niet. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank met de staatssecretaris van oordeel dat er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of dat eiser bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.