ECLI:NL:RBDHA:2024:11792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
23/5411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van compensatie in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van compensatie in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie, die door de Belastingdienst / Toeslagen was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres terecht was, omdat er geen bewijs was van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden in de toepassing van de wettelijke regels met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Eiseres had in het verleden kinderopvangtoeslag ontvangen, maar de definitieve toekenningen waren lager dan de voorschotten, wat leidde tot terugvordering. Eiseres voerde aan dat de terugvordering onterecht was en dat zij niet in staat was om bezwaar te maken vanwege de complexiteit van de terugvorderingen. De rechtbank oordeelde echter dat de terugvordering rechtmatig was en dat er geen aanwijzingen waren dat de kwalificatie van opzet of grove schuld van invloed was op de besluitvorming over een betalingsregeling. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de afwijzing van de compensatie door de Belastingdienst / Toeslagen in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5411

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C.S. Winter),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [naam 1] en mr. [naam 2]).

Inleiding

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van compensatie in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 augustus 2021 afgewezen (“het primaire besluit”). Met het bestreden besluit van 4 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen. Daarnaast zijn de gemachtigden van verweerder verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft kinderopvangtoeslag ontvangen.
3. Voorafgaand aan ieder jaar is de kinderopvangtoeslag als voorschot uitgekeerd. Na afloop van elk jaar zijn de definitieve toekenningen vastgesteld. De definitieve toeslagen kwamen in 2013, 2014 en 2015 op een lager bedrag uit dan de toegekende voorschotten. Dat heeft geleid tot terugvordering, die heeft plaatsgevonden door verrekening met voorschotbeschikkingen voor de jaren 2016, 2017 en 2018.
4. Op 6 april 2020 is namens eiseres verzocht om herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Dit verzoek is bij het primaire besluit afgewezen. Volgens verweerder is in de toepassing van de wettelijke regels voor wat betreft het recht op kinderopvangtoeslag niet gebleken van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden door hardheid.

Wat vindt eiseres in beroep?

5. Volgens eiseres is de terugvordering over 2014 onterecht. De toeslag voor 2014 is te laag vastgesteld, als gevolg van een kennelijke fout van verweerder. Verweerder heeft namelijk van onjuiste inkomensgegevens gebruik gemaakt, terwijl de juiste gegevens wel aan hem zijn toegezonden. Doordat eiseres met verschillende terugvorderingen werd geconfronteerd, had zij niet voldoende overzicht om tegen deze vaststelling bezwaar te maken. Daarbij heeft de terugvordering geleid tot ernstige financiële problemen voor eiseres en haar gezin.
6. Daarnaast voert eiseres aan dat haar in het verleden een onjuiste kwalificatie opzet / grove schuld is toebedeeld. Anders dan verweerder heeft beweerd, gold deze kwalificatie niet alleen voor de zorgtoeslag, maar ook voor de kinderopvangtoeslag. Dat blijkt ook uit een brief van 4 maart 2020. De kwalificatie heeft ertoe geleid dat een aangevraagde betalingsregeling voor terggevorderde kinderopvangtoeslag over 2014 is geweigerd. Daarmee zijn eiseres en haar gezin onevenredig hard getroffen.
Wat oordeelt de rechtbank?
7. Het uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding van materiële en immateriële schade. Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) wordt op aanvraag compensatie toegekend aan een ouder die schade heeft geleden, doordat bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid, of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem werd toegepast. [1]
8. Er zijn geen aanwijzingen dat de vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2014, het gevolg is van de vooringenomenheid of hardheid. De vaststelling van toeslag over dat jaar, is gebaseerd op een aantal opvanguren dat door de kinderopvanginstelling aan verweerder is doorgegeven. Ook is er geen aanleiding te vermoeden, dat verweerder vanwege vooringenomenheid of hardheid ervan heeft afgezien deze vaststelling te corrigeren. Daarbij weegt mee, dat eiseres niet in bezwaar is gekomen tegen de vaststelling en ook niet om herziening heeft gevraagd. Verweerder was dan ook bevoegd tot terugvordering van kinderopvangtoeslag over 2014. Dat de terugvordering heeft geleid tot financiële moeilijkheden, is onvoldoende reden om langs de weg van de hersteloperatie compensatie toe te kennen.
9. Ook is niet gebleken dat de kwalificatie opzet / grove schuld van invloed is geweest op besluitvorming over een betalingsregeling voor teruggevorderde kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft in bezwaar overwogen dat eiseres geen betalingsregeling is geweigerd. In het verweerschrift in beroep heeft verweerder aangevoerd dat er ook geen verzoek om een betalingsregeling is ontvangen met betrekking tot de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft geen stuk ingebracht waaruit blijkt van een verzoek om een betalingsregeling dan wel een weigering tot toekenning daarvan.
10. Na aanhouding van het onderzoek ter zitting heeft verweerder bovendien nader onderzoek laten doen naar de strekking van de brief van 4 maart 2020 [2] waar eiseres zich op heeft beroepen. Bij brief van 4 juni 2024 heeft verweerder de uitkomsten daarvan medegedeeld. Daaruit komt naar voren dat in het verleden de kwalificatie opzet of grove schuld is gegeven voor de zorgtoeslag, maar niet voor de kinderopvangtoeslag. Daar komt bij dat op verzoeken om betalingsregelingen over andere jaren steeds positief is beslist. Deze bevindingen onderstrepen de conclusie dat verweerder geen betalingsregeling voor kinderopvangtoeslag over 2014 heeft ontvangen en een dergelijke regeling dus ook niet heeft geweigerd.
11. Verder is van belang dat de brief van 4 maart 2020 niet aan eiseres is gericht maar aan haar partner en dat bij de partner geen sprake was van openstaande schulden aan teruggevorderde kinderopvangtoeslag. De brief had dus kennelijk geen betrekking op kinderopvangtoeslag en biedt daarmee geen aanknopingspunt om een verband te leggen tussen de bestreden kwalificatie opzet / grove schuld en het uitblijven van een betalingsregeling.
12. Er is dus geen reden om aan te nemen, dat eiseres bij de terugbetaling van de kinderopvangtoeslag nadeel heeft ondervonden als gevolg van de kwalificatie opzet / grove schuld.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerders oordeel dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie onder de hersteloperatie is dus juist. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1 Wht.
2.Door verweerder abusievelijk aangeduid als 20 maart 2020.