ECLI:NL:RBDHA:2024:11789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/09/668423 / FT RK 24/564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangverzoek tot schuldregeling door de rechtbank

In deze zaak heeft de heer [naam] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn enige schuldeiser, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO). De heer [naam] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuld van € 60.445,81. Hij heeft een voorstel gedaan om een deel van de schuld te voldoen, maar RvO heeft dit voorstel afgewezen. De rechtbank heeft op 22 juli 2024 geoordeeld dat het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door ISD Bollenstreek, maar dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van de heer [naam] uitvalt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet onredelijk is dat RvO heeft geweigerd in te stemmen met de schuldregeling, omdat het aanbod niet het maximaal haalbare is en de heer [naam] momenteel een voltijdstudie volgt, waardoor hij niet in staat is om een hoger inkomen te genereren. De rechtbank heeft het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord afgewezen en zal in een apart vonnis beslissen over het verzoek van de heer [naam] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/668423 / FT RK 24/564
vonnis van 22 juli 2024
in de zaak van
[naam],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats],
hierna: de heer [naam],
tegen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit Rotterdam,
gevestigd te Den Haag,
hierna: RvO,
gemachtigde: mr. H.T.M. Blikman.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeiser, waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. De schuldeiser heeft niet met dit voorstel ingestemd. De heer [naam] heeft daarom de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam] heeft in 2020 een schuld laten ontstaan van € 60.445,81 bij RvO. Het is de heer [naam] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schuld. Met behulp van de gemeente Teylingen heeft hij voor het laatst op 13 maart 2024 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat over een periode van achttien maanden aan RvO een uitkering van 1,73% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van het restant van de vordering. Dit percentage is gebaseerd op de afloscapaciteit van de heer [naam] op basis van zijn inkomen. Dat betekent dat de afloscapaciteit (en daarmee ook de uiteindelijke uitkering aan RvO) eventueel hoger of lager kan uitvallen.
1.2.
RvO is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Zij is de enige schuldeiser van de heer [naam].
1.3.
Om tot een oplossing voor zijn schuld te komen heeft de heer [naam] op 20 juni 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank RvO dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam] zijn behandeld op de zitting van 15 juli 2024. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam],
- mevrouw S. Warmerdam, schuldhulpverlener van ISD Bollenstreek,
- mr. H.T.M. Blikman, namens RvO.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam] stelt dat het onredelijk is dat RvO het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
RvO stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. De schuld is niet te goeder trouw ontstaan. De heer [naam] heeft namelijk ten onrechte, door het verstrekken van onjuiste en valse gegevens, een Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) ontvangen van RvO. RvO is de enige schuldeiser, andere schuldeisers worden door de weigering dus niet in hun belangen geschaad. RvO heeft een groot belang bij haar weigering gelet op het lage aanbod dat is gedaan. Verder meent RvO dat het gedane aanbod niet het maximaal haalbare is waartoe de heer [naam] in staat is, omdat hij slechts werkt op oproepbasis.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam] om een dwangakkoord op te leggen afwijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat RvO weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door ISD Bollenstreek. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde(n), namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen. In dit geval de belangen van de heer [naam] en van RvO. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord niet op zijn plaats is.
Het is niet onredelijk dat RvO heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen
4.6.
De vordering van RvO betreft de gehele schuldenlast. Dat brengt mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat RvO heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. In dit geval is van belang dat het voorstel niet het maximaal haalbare is. De heer [naam] volgt een voltijdsstudie aan de Hogeschool Utrecht. Hij verwacht nog minimaal anderhalf jaar te moeten studeren. Het aanbod is gebaseerd op inkomsten uit zijn nul-urencontract. Hierbij is uitgegaan van gemiddeld vijftien uur per week gedurende het collegejaar. Tijdens zijn studie is hij niet in staat om fulltime te werken en daarmee een zo hoog mogelijk inkomen te genereren om te sparen voor zijn schuldeiser.
De overige argumenten van RvO
4.7.
Omdat de rechtbank op grond van het voorgaande al tot afwijzing van het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord komt, is het niet nodig de andere argumenten te bespreken op grond waarvan RvO niet instemt met de aangeboden schuldregeling.
Op het WSNP-verzoek wordt in een apart vonnis beslist
4.8.
De heer [naam] heeft tijdens de zitting laten weten het verzoek om te worden toegelaten tot WSNP te handhaven als het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen. De rechtbank zal op dat verzoek in een apart vonnis beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af.
Dit is een beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met mr. M.J.P. Vink, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzoeker gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag. Dit kan alleen indien het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ook door de rechtbank is afgewezen en verzoeker tegelijk hoger beroep instelt tegen die afwijzing (art. 292 lid 3 Fw).