ECLI:NL:RBDHA:2024:11788
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.C.M. Höppener
- M.J.P. Vink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een dwangverzoek tot oplegging van een schuldregeling in het kader van insolventierecht
In deze zaak hebben de heer en mevrouw [de heer en mevrouw] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan hun schuldeisers, omdat niet alle schuldeisers akkoord gingen met hun voorstel voor een schuldregeling. De heer en mevrouw [de heer en mevrouw] hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 215.007,10 opgebouwd bij 29 schuldeisers en hebben geprobeerd een regeling te treffen waarbij een deel van de schulden zou worden afgelost en de rest zou worden kwijtgescholden. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van verschillende redenen. Ten eerste was het verzoek gericht tegen een verkeerde schuldeiser, namelijk de heer [naam], die niet de juiste schuldeiser bleek te zijn. De vordering was in werkelijkheid van [bedrijfsnaam 3] B.V., en het verzoek had tegen deze entiteit gericht moeten zijn. Ten tweede oordeelde de rechtbank dat het voorstel niet het maximaal haalbare was, omdat er loonbeslag op het inkomen van de heer en mevrouw [de heer en mevrouw] was gelegd, wat niet in het voorstel was meegenomen. Hierdoor was het niet aannemelijk dat zij het aangeboden uitkeringspercentage aan hun schuldeisers konden betalen. De rechtbank concludeerde dat de schuldbemiddeling niet op de juiste wijze was uitgevoerd en dat het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord daarom moest worden afgewezen. De heer en mevrouw [de heer en mevrouw] hebben aangegeven dat zij hun verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) willen handhaven, wat in een apart vonnis zal worden behandeld.