ECLI:NL:RBDHA:2024:11772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/09/632800 / FA RK 22-4799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen; niet-ontvankelijkheid wegens ontbreken huwelijksakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. De man had op 13 juli 2022 een verzoek ingediend tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen, waaronder de toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning aan hem en een verklaring voor recht over de registratie van hun huwelijk. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om beoordeling van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man verzuimd heeft een (gewaarmerkt) afschrift van de huwelijksakte over te leggen, wat vereist is volgens artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de man de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat het afschrift redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, maar de man heeft geen actie ondernomen om de huwelijksakte op te vragen, ondanks dat hij op de hoogte was van de mogelijke gevolgen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot echtscheiding, en omdat de vrouw niet zelfstandig om echtscheiding heeft verzocht, is ook zij niet-ontvankelijk verklaard in haar nevenverzoeken. De beschikking is gegeven door rechter A.M. Brakel, bijgestaan door griffier E.S. Pries, en is uitgesproken op de openbare zitting van 2 mei 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-4799
Zaaknummer: C/09/632800
Datum beschikking: 2 mei 2023

Scheiding

Beschikking op het op 13 juli 2022 ingekomen verzoek van:

[de man],

de man,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. S.N. Bektas te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa te Lisse.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- de brief van 3 april 2023 van de zijde van de man.
Op 4 april 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn slechts beide advocaten van partijen verschenen.

Feiten

- De man en de vrouw hebben allebei de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit.
- Deze rechtbank heeft op 29 november 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
  • toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning;
  • een verklaring voor recht wordt gegeven, indien blijkt dat de vrouw minderjarig was ten tijde van de huwelijkssluiting, dat de registratie van het huwelijk tussen partijen in de BRP onjuist is en dat de partijen met terugwerkende kracht als ‘ongehuwd’ dienen te worden geregistreerd;
  • een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw, zelfstandig verzocht tot:
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de vrouw;
  • te bepalen dat de man maandelijks een bedrag van 848,02 zal worden betaald aan de vrouw, zijnde het bedrag aan AOW/AIO waarop de vrouw recht heeft, en wel met ingang van deze beschikkingsdatum.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat de man heeft verzuimd een (gewaarmerkt) afschrift van de huwelijksakte over te leggen, dat niet ouder is dan drie maanden, zoals door het vijfde lid onder a van artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met het procesreglement scheiding (raadpleegbaar op www.rechtspraak.nl) wordt vereist. De rechtbank heeft daarom de bevoegdheid het verzoek van de man niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het genoemde afschrift redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 zesde lid Rv).
De man stelt in zijn verzoekschrift dat hij in september 1960 met de vrouw is gehuwd in Douar Aït Elali te Marokko. De rechtbank overweegt dat partijen niet ter zitting zijn verschenen en zich bovendien niet hebben uitgelaten over de wijze waarop het huwelijk tot stand is gekomen, terwijl daarover onduidelijkheid bestaat gelet op de wijze waarop het huwelijk in de Basisregistratie Personen is vermeld (namelijk slechts met maand en jaartal en dus zonder datumvermelding) en het er bovendien op lijkt dat als het huwelijk op die datum zou zijn gesloten, de vrouw op dat moment 14 jaar zou zijn geweest.
De rechtbank heeft ter zitting besproken op welke manier is geprobeerd om de huwelijksakte op te vragen. De advocaat van de man heeft uitgelegd dat zij zelf heeft geprobeerd om de huwelijksakte op te vragen maar dat dit niet mogelijk bleek. Uit correspondentie met het Marokkaanse consulaat blijkt dat de man de huwelijksakte zelf kan opvragen in Marokko of een familielid in Marokko kan machtigen om dit voor hem te doen. De man heeft dit tot op heden nagelaten en uit de stellingen van de advocaat van de man blijkt dat hij dit ook niet van plan is. De man heeft niet gereageerd op alle pogingen van zijn advocaat om actie te ondernemen ten aanzien van het verkrijgen van de huwelijksakte terwijl hij wist dat een mogelijke consequentie daarvan is dat hij niet-ontvankelijk kan worden verklaard. De advocaat van de vrouw zal ook geen pogingen ondernemen om de huwelijksakte op te vragen, nu de vrouw überhaupt niet van de man – met wie zij nog altijd samenleeft – wil scheiden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat man niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken. Nu de vrouw niet zelfstandig om de echtscheiding heeft verzocht wordt ook zij niet-ontvankelijk verklaard in haar nevenverzoeken.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar nevenverzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, bijgestaan door mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 2 mei 2023.