ECLI:NL:RBDHA:2024:11761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/09/600984 / FA RK 20-7273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en wijziging hoofdverblijfplaats in zorgregeling en alimentatiekwesties

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 oktober 2022, is een verzoek behandeld van de vrouw, de moeder van twee minderjarige kinderen, met betrekking tot de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een van de kinderen, de zorgregeling en de kinderalimentatie. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van haar dochter te wijzigen naar haar adres en om een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen om de week bij hun vader verblijven. De vader, die in het verleden psychische problemen heeft gehad, voerde verweer en vroeg om de kinderalimentatie op nihil te stellen. De rechtbank heeft de zorgen van de moeder over de veiligheid van de kinderen bij de vader erkend, vooral gezien zijn middelengebruik en eerdere psychoses. De rechtbank heeft besloten de hoofdverblijfplaats van de dochter bij de moeder te vestigen en een voorlopige zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen iedere dinsdag en om de week op zondag bij de vader verblijven. Tevens is drs. A. van Teijlingen benoemd tot bijzondere curator om de belangen van de kinderen te behartigen en hen te begeleiden in het contact met hun vader. De rechtbank heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 181,- per kind per maand, ingaande op 1 november 2022. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 1 februari 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-7273
Zaaknummer: C/09/600984
Datum beschikking: 25 oktober 2022

Hoofdverblijfplaats, zorgregeling, alimentatie en benoeming bijzondere curator

Beschikking op het op 7 oktober 2020 ingekomen verzoek van:

[de vrouw/moeder] ,

de vrouw/moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. van der Pol te Leeuwarden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man/vader] ,

de man/vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C. Elsinga te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het aanvullende verzoekschrift;
  • de brief van [naam 1] aan de rechtbank van 1 april 2021;
  • het F9-formulier met brief van 5 mei 2021 namens de man;
  • het F9-formulier met brief van 7 mei 2021 namens de vrouw;
  • het F9-formulier met bijlagen van 31 mei 2022 namens de vrouw;
  • het F9-formulier met bijlagen van 15 september 2022 namens de man;
  • het F9-formulier met bijlagen van 16 (19) september 2022 namens de vrouw.
De minderjarige [de minderjarige] is in raadkamer gehoord om zijn mening te geven over het verzoek. Hij heeft aangegeven dat de inhoud van dit gesprek niet gedeeld mag worden met zijn ouders. Dit is daarom niet gedaan tijdens de zitting of in deze beschikking.
Op 27 september 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder met haar advocaat (die deelnam via TEAMS);
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam 2] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw luidt thans – met wijziging van na te melden beschikking –:
  • met ingang van 3 september 2020 de kinderalimentatie op € 340,- per maand per kind te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht,
  • de hoofdverblijfplaats van [naam 1] te wijzigen naar haar;
  • een zorgregeling te bepalen waarbij wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de kinderen één weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij hun vader verblijven waarbij de vader en de kinderen op vrijdag uit school ophaalt en ze op maandag weer naar school brengt;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht om de kinderalimentatie op nihil te stellen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van 20 augustus 2010 tot 7 december 2018.
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te ’ [geboorteplaats] .
- [de minderjarige] Jan heeft zijn hoofdverblijfplaats bij zijn moeder en [naam 1] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij zijn vader.
- Bij convenant en aangehecht ouderschapsplan van 28 november 2018 is – voor zover hier van belang –: bepaald dat de ouders beiden € 683,50 per maand op de kinderrekening storten. Hiervan mogen zij ieder € 478,- per maand gebruiken voor de woonkosten van de kinderen. Tevens zijn de ouders een week-op-week-af verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen in dit ouderschapsplan.
- Bij kort geding van 9 april 2021 is afgesproken dat de kinderen voorlopig iedere dinsdag uit school tot na het avondeten en iedere zondag van 11:00 uur tot na het avondeten bij hun vader verblijven. Tijdens deze omgang zal/zullen de vader en/of de moeder en/of de broer van de vader aanwezig zijn. Tevens is bepaald dat de vader per die datum een bedrag van in totaal € 500,- per maand aan de moeder dient te betalen ten titel van kinderalimentatie.

Beoordeling

Hoofdverblijfplaats
De moeder stelt dat zij op dit moment de hoofdverzorger van de kinderen is. Het is daarom van belang dat de hoofdverblijfplaats van [naam 1] wordt gewijzigd naar het adres van de moeder.
De man heeft geen verweer gevoerd tegen het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van [naam 1] , zodat de rechtbank het verzoek van de vrouw als op de wet gegrond en in het belang van de kinderen zal toewijzen.
Zorgregeling en benoeming bijzondere curator
Standpunt moeder
De moeder maakt zich zorgen. De vader heeft in de herfst van 2020 in het bijzijn van de kinderen een psychose gehad die samenhing met middelengebruik. De moeder merkte toen al dat de vader veel (sport)afspraken van de kinderen niet nakwam. Vervolgens hebben de ouders een traject gevolgd bij KKE en Jeugdformaat en daar hebben zij het vertrouwen in elkaar en de zorgregeling tussen de vader en de kinderen weer opgebouwd. Dit leek redelijk goed te gaan, totdat de man in de aanloop naar de zomervakantie van 2022 een terugval had in psychose en drugsgebruik. De oudste zoon van partijen, [de minderjarige] , heeft vervolgens eind augustus 2022 Kratom gevonden bij de vader thuis en heeft hier foto’s van gemaakt en gegoogeld wat het middel zou kunnen doen. De moeder stelt dat zij contact tussen de jongens en hun vader altijd heeft gestimuleerd en ook zal blijven stimuleren. Op dit moment heeft de moeder echter weinig vertrouwen in de vader en daarom acht zij het nu niet veilig om de kinderen bij de vader te laten overnachten. De vader heeft ondanks de terugval zijn behandeling bij een psychiater of psycholoog nog niet kunnen starten omdat hij in overleg met de huisarts lijkt te hebben besloten dat zijn probleem niet zodanig ernstig is dat dit spoedeisende hulp vereist. De moeder heeft hierdoor het idee dat de vader zijn problemen bagatelliseert. Op dit moment kan de moeder akkoord gaan met een regeling waarbij de kinderen op dinsdag uit school tot na het eten en daarnaast om de week op zondag. Iedere zondag contact met de vader zou verhinderen dat de moeder af en toe een weekend naar haar ouders in [provincie] kan gaan, samen met de jongens. [provincie] is te ver rijden voor een losse dag en de moeder heeft bij tijd en wijle behoefte aan de hulp van haar ouders bij het zorgen voor de jongens (zodat zij af en toe iets voor zichzelf kan doen). Om de moeder enigszins het vertrouwen te geven dat de kinderen bij hun vader veilig zijn, heeft de moeder nodig dat de vader voorlopig drugstesten afneemt voorafgaand aan de contactmomenten. Als de vader in de nabije toekomst kan aantonen dat het weer goed met hem gaat kunnen de kinderen wat haar betreft één weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven. De moeder zou graag willen dat de kinderen hulp krijgen om de gebeurtenissen uit het verleden te kunnen verwerken. Zij weet alleen niet goed welke hulp geschikt is voor de jongens.
Standpunt vader
De vader stelt dat hij een moeilijke tijd achter de rug heeft. Hij heeft vlak voor de zomervakantie inderdaad een nieuwe psychose gehad en middelen gebruikt om zich beter te voelen. Vader weet op het punt van middelengebruik echter wat hij doet. Kratom, het middel dat [de minderjarige] eind augustus 2022 in een postpakketje heeft gevonden, is volgens de vader een veilig middel. De vader heeft dat goed onderzocht. Hij erkent dat hij gevoelig is voor psychoses, maar stelt dat Kratom geen psychose kan aanwakkeren. Hij vind het erg vervelend dat [de minderjarige] het middel bij hem thuis heeft aangetroffen maar dit is geen reden om de kinderen bij hem weg te houden. Hoewel de vader met de moeder wel van mening is dat een co-ouderschapsregeling op dit moment geen goed idee is vindt hij dat er best een ruimere weekendregeling zou kunnen gelden. De vader vindt het bovendien vervelend dat de moeder slechts één keer in de twee weken akkoord kan gaan met omgang op zondag. Hij zou de kinderen liever iedere zondag zien. De vader gebruikt geen middelen als de kinderen bij hem verblijven en de vader ziet daarom geen reden om de omgang nog verder of langer te beperken. Hij vindt het doen van drugstesten voorafgaand aan de contactmomenten met de jongens een te grote inbreuk op zijn privacy en kan daar daarom niet mee akkoord gaan. Bovendien bestaan er geen testen die een middel als Kratom kunnen detecteren.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de uitoefening van gezamenlijk gezag op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan – voor zover thans van belang – omvatten een regeling van de zorg- en opvoedingstaken (1:253a, lid 2, sub a BW).
Voorts bepaalt artikel 1:250 BW – voor zover hier van belang – het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige terzake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
Hulp voor de kinderen
De rechtbank overweegt dat de moeder zich zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen bij de vader. De rechtbank kan deze zorgen begrijpen nu de vader onweersproken tot op heden middelen gebruikt om depressieve symptomen te bestrijden zonder dat deze middelen zijn voorgeschreven door een arts of psycholoog. Hoewel de vader zelf stelt dat het middel Kratom veilig is, is hij, net zomin als de rechtbank, deskundig om een dergelijke conclusie te trekken. Dat de middelen die vader eventueel gebruikt een psychose niet mogen aanwakkeren is belangrijk, omdat de vader in het verleden een psychose heeft gehad in het bijzijn van de kinderen, waarbij middelengebruik een factor is geweest. Daarnaast staat vast dat in ieder geval de moeder en de oudste zoon van partijen het als een probleem ervaren (of beangstigend vinden) dat de vader middelen (zoals Kratom) gebruikt.
De rechtbank overweegt dat de vader, door dit enigszins weg te wuiven, onvoldoende lijkt te onderkennen wat zijn eigen aandeel in het verstoorde contact tussen de vader en de jongens is geweest. De rechtbank geeft de vader met klem in overweging om – zoals uitgebreid besproken ter zitting – vaart te zetten achter zijn verwijzing naar een psychiater, verslavingsarts of psycholoog. Nadat hij met deze deskundige een vertrouwensband heeft opgebouwd, kan hij daar het voorstel doen de moeder een keer bij de therapie te laten aansluiten om voorgelicht te worden over de (on)geschiktheid van (een middel als) Kratom voor mensen met een psychosegevoeligheid, zodat de moeder in haar vrees hierover kan worden gerustgesteld dan wel bevestigd.
Nu de ouders verder graag passende hulp voor de jongens willen, zijn zij ter zitting akkoord gegaan met de benoeming van mevrouw drs. A. van Teijlingen tot bijzondere curator. De rechtbank acht het van belang dat de kinderen door deze vertrouwenspersoon worden vertegenwoordigd en dat door haar nader in kaart wordt gebracht wat de mogelijkheden zijn om het contact tussen de vader en de kinderen op een veilige wijze te herstellen en uit te breiden. Zij dient hierbij in overweging te nemen dat [de minderjarige] Jan op dit moment een negatief beeld heeft over zijn vader en dat de moeder zorgen heeft over de veiligheid van de kinderen bij de vader thuis in verband met middelengebruik. Mevrouw drs. A. van Teijlingen heeft zich bereid verklaard om een benoeming door de rechtbank te aanvaarden.
Van mevrouw drs. A. van Teijlingen wordt in dit verband verwacht dat zij allereest onderzoekt wat de intrinsieke wens van de kinderen is ten opzichte van contact met hun vader. Voorts moet worden onderzocht welke zorgregeling in het belang van de kinderen zou zijn. Zij dient daarbij ook te onderzoeken welke afspraken er eventueel – in aanvulling op het veiligheidsplan dat partijen bij Ouderschap Blijft hebben opgesteld – nog nodig zijn om de veiligheid van de kinderen te kunnen waarborgen wanneer zij bij hun vader zijn. Om dit doel te bereiken kan een gezamenlijk gesprek, een zogenaamd paraplugesprek, in aanwezigheid van de vader, de moeder en de kinderen plaatsvinden. Het staat de bijzondere curator vrij om gedurende het onderzoek te bemiddelen tussen de vader, de moeder en de kinderen en te proberen tot een door alle betrokkenen gedragen oplossing te komen.
De rechtbank verzoekt de advocaten van de ouders het telefoonnummer en het e-mailadres van de ouders en de contactgegevens van de kinderen zo spoedig mogelijk naar de bijzondere curator te sturen (naar het in het dictum opgenomen e-mailadres), zodat de bijzondere curator hen kan uitnodigen voor een eerste gesprek. De bijzondere curator heeft aangegeven dat zij vanaf 1 november 2022 tijd heeft om met dit traject te starten. Van haar bevindingen dient de bijzondere curator uiterlijk op 1 februari 2023 verslag te doen aan de rechtbank en de ouders.
De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders hun volledige medewerking zullen verlenen aan het onderzoek door de bijzondere curator en zullen reageren op uitnodigingen om met haar in gesprek te gaan.
Zo nodig zal de rechtbank na ontvangst van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator een tweede behandeling ter terechtzitting plannen waarvoor de ouders en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen. [de minderjarige] Jan zal dan mogelijk ook nogmaals door de rechtbank worden opgeroepen voor een gesprek.
Voorlopige zorgregeling
De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een definitieve beslissing te kunnen nemen over de zorgregeling. Het is immers onduidelijk hoe de gesprekken met de bijzondere curator zullen verlopen en of moeder hierna voldoende vertrouwen zal hebben dat de kinderen bij de vader veilig zijn. Bovendien is het onduidelijk hoe de psychische problemen van de vader, hoe zijn behandeling zal vorderen en hoe zijn middelengebruik zich zal ontwikkelen.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder ten aanzien van het uitvoeren van drugstesten voor de contactmomenten afwijzen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat hiermee alleen een schijnveiligheid zal worden gecreëerd, nu het middel dat de vader zegt buiten aanwezigheid van de kinderen te gebruiken, Kratom, niet met een dergelijke test kan worden aangetoond. Nu het middel dus slechts zou kunnen worden ingezet om de moeder een veilig gevoel te geven acht de rechtbank de beperking van de vrijheid van de vader te groot in verhouding tot het doel van de drugstesten. Bovendien doet dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan het feit dat de vader – in lijn met het veiligheidsplan dat partijen hadden gemaakt bij Ouderschap Blijft – vlak voor de zomervakantie van 2022 open en eerlijk is geweest over de terugval die hij in die periode doormaakte in middelengebruik en psychotische klachten.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de moeder, zeker nu zij de afgelopen jaren een aanzienlijk grotere zorgtaak op zich heeft genomen dan de vader en zij daarnaast ook haar onderneming staande heeft moeten zien te houden, behoefte heeft aan hulp bij de verzorging van de jongens. Zij heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij de jongens af en toe naar haar ouders in [provincie] wil brengen en dat dit te ver rijden is als dit slechts voor de zaterdag zou zijn. Voor nu zal de rechtbank het voorstel van de vrouw daarom volgen, in die zin dat de kinderen voorlopig iedere dinsdag vanuit school tot na het eten bij de vader verblijven en daarnaast om de week op zondag van 11:00 tot na het eten.
Uiteraard staat het de ouders vrij om in overleg een ruimere zorgregeling overeen te komen. Zo kan de rechtbank zich voorstellen dat de moeder de jongens in ‘haar’ weekend op zondag wél naar de vader brengt als de jongens dat weekend niet in [provincie] verblijven.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing ten aanzien van de definitieve zorgregeling aanhouden tot 1 februari 2023 pro forma.
Kinderalimentatie
Ontvankelijkheid
Partijen zijn het erover eens dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Zij zijn namelijk beide niet meer tevreden over de werking van de kinderrekening. De rechtbank verklaart de ouders daarom ontvankelijk in hun verzoeken.
Behoefte
De behoefte van de kinderen bedraagt onweersproken € 750,- per kind per maand.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding de ouders dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen. De rechtbank volgt ook in dit opzicht het Rapport alimentatienormen, waaruit volgt dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI +
€ 1.020,-)].
Huidig NBI en draagkracht vrouw
De rechtbank gaat bij de berekening van het huidige NBI van de vrouw uit van een winst uit onderneming van € 65.000,- bruto per jaar.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende fiscale heffingskortingen:
  • de algemene heffingskorting;
  • de arbeidskorting;
  • de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Verder houdt de rechtbank rekening met het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop.
Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de man op een bedrag van € 4.479,- per maand.
De draagkracht van de vrouw is volgens de formule € 1.480,- per maand.
Huidig NBI en draagkracht man
De rechtbank gaat bij de berekening van het huidige NBI van de man uit van een inkomen van € 58.992,- bruto per jaar. De rechtbank gaat hierbij uit van de jaaropgave 2021.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende fiscale heffingskortingen:
  • de algemene heffingskorting;
  • de arbeidskorting.
Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de man op een bedrag van € 3.392,- per maand. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan de beschikking gehechte berekening. De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 948,- per maand.
Derhalve bedraagt de gezamenlijke draagkracht van partijen in totaal € 2.428,- per maand.
Beide partijen draagkracht en verdeling kosten
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte.
Derhalve komt van de totale behoefte van de kinderen een gedeelte van € 586,- per maand ofwel € 293,- per maand per kind voor rekening van de vader en een gedeelte van € 914,- per maand ofwel € 457,-. per maand per kind voor rekening van de moeder. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan de beschikking gehechte berekening.
Zorgkorting
De man stelt dat hij aanspraak maakt op toepassing van een zogenoemde zorgkorting op de door hem verschuldigde kinderalimentatie. De man stelt dat rekening moet worden gehouden met een zorgkorting van 15% van de behoefte, omdat hij gemiddeld anderhalve dag per week de zorg heeft voor de kinderen.
De vrouw maakt daartegen gemotiveerd bezwaar. Zij stelt dat bij de huidige zeer summiere zorgregeling een zorgkorting van 5% past. Als de zorgregeling verder wordt uitgebreid moet de rechtbank rekenen met een zorgkorting van 25%.
De rechtbank volgt ook in dit opzicht het Rapport alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Nu de man gemiddeld één volle dag per week de zorg heeft voor de kinderen, geldt een percentage van 15%.
De behoefte van de kinderen is € 1.500,- per maand, zodat de zorgkorting een bedrag van
€ 224,- per maand bedraagt.
Ingangsdatum
De moeder verzoekt de ingangsdatum op 3 september 2020 te bepalen. De rechtbank overweegt dat de vader in de tussentijd conform het tussen partijen gevoerde kort geding iedere maand 500,- heeft overgemaakt aan kinderalimentatie. De rechtbank acht het niet wenselijk dat de vrouw het bedrag dat de vader nu ‘teveel’ heeft betaald moet terugbetalen, temeer nu partijen dit oude bedrag samen overeen zijn gekomen. Zij zal daarom de ‘nieuwe’ kinderalimentatie laten ingaan met ingang van de eerste van de maand, volgend op de datum van deze beschikking.
Conclusie
De vader dient met ingang van 1 november 2022 € 181,- per kind per maand, dat wil zeggen € 362,- voor de twee kinderen gezamenlijk, te betalen aan de moeder.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de onderling getroffen regeling en het vonnis van deze rechtbank van 9 april 2021 –:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te ’ [geboorteplaats] ;
drs. A. van Teijlingen
[adres]
[postcode] [plaats]
bepaalt dat de bijzondere curator uiterlijk op 1 februari 2023 schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank en aan belanghebbenden;
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats] voortaan bij de moeder zal zijn;
bepaalt dat de minderjarigen
voorlopigiedere dinsdag vanuit school tot na het avondeten en daarnaast om de week op zondag van 11:00 uur tot na het avondeten bij de vader verblijven;
bepaalt de door de vader met ingang van 1 november 2022 te betalen alimentatie ten behoeve van de minderjarigen op € 181,- per maand per kind, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek in afwachting van het voorgaande
pro forma aan tot
1 februari 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.