ECLI:NL:RBDHA:2024:11745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
09-020485-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en het aanwezig hebben van cocaïne

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedag] 1987 in Colombia, die op 18 januari 2024 te 's-Gravenhage is aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, en/of verwerken van cocaïne, alsook van het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het bereiden van cocaïne en dat er in zijn woning een totale hoeveelheid van 46 kilogram cocaïne is aangetroffen, waarvan 40,8 kilogram nog moest worden bereid en 5,8 kilogram al was bereid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, waarbij de verdachte ook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen heeft gekregen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-020485-24
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Colombia),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kooij en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.G. Koopman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 januari 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 46 kilogram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 18 januari 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van:
- een hoeveelheid cocaïne en/of
- contant geld en/of
- drie telefoons en/of
- een tablet en/of
- een drugspers en/of
- één of meer stempels (met ongeveer 32 verschillende logo's) en/of
- verpakkingsmaterialen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal – voor zover van belang – later worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 1 bepleit, voor zover het gaat om het telen, bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne. Met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 2 heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten van de raadsman zal – voor zover van belang – later worden ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024018571, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 391).
1. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 18 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 56-57):
Op donderdag 18 januari 2024 om 14:05 uur, werd door ons op de locatie [adres], [postcode] [plaats 2], aangehouden als verdachte: [de verdachte]. Geboren: [geboortedag] 1987. Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Colombia.
2. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 19 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 25-58):
Op vrijdag, 19 januari 2024 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming
binnengetreden in de woning [adres], [postcode] te ’[plaats 2]. Tijdens het onderzoek werden de navolgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
Keuken
4 blokken met opdruk ‘Seafood’ (indicatief cocaïne)
10 blokken in sealfolie (indicatief cocaïne)
4 blokken in zwarte verpakking (indicatief cocaïne)
3 open bakken met witte blokken (indicatief cocaïne)
1 teil met wit poeder (indicatief cocaïne)
2 drukpersen
Action tas met diverse stempels / mallen voor de drukpers
Woonkamer
1 teil met Procaine hydrochloride (versnijdingsmiddel)
1 teil met Procaine hydrochloride (versnijdingsmiddel)
1 zak met Procaine hydrochloride (versnijdingsmiddel)
5 bakken met Procaine hydrochloride in combinatie met cocaïne (indicatief cocaïne)
5 plastic bak met daarin een witte substantie (indicatief cocaïne)
5 blokken vanuit sporttas (indicatief cocaïne)
Slaapkamer
1x geldkistje met 9050 euro aan 50 eurobiljetten en 45,40 euro aan muntgeld
480 euro aan briefgeld
1 portemonnee met inhoud
1 paspoort op naam van Perdomo Sierra
1 mobiele telefoon Samsung
3. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ([adres] [plaats 2]) opgemaakt op 26 april 2024, voor zover inhoudende (p. 259-273):
Totaal van aangetroffen stoffen
Cocaïne: 40,8 kilogram brutogewicht;
Combinatie van beide: 5,8 kilogram brutogewicht.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
AAQA3410NL (1 monster indicatie cocaïne); AAQA3413NL (2 monsters indicatie procaine hydro en cocaïne); AAQA3416NL (2 monsters indicatie cocaïne); AAQA3411NL (3 monsters indicatie cocaïne); AAQA3414NL (2 monsters indicatie procaine hydro en cocaïne); AAQA3409NL (2 monsters indicatie cocaïne); AAQA3406NL (2 monsters indicatie cocaïne); AAQA3407NL (2 monsters indicatie cocaïne); AAQA3400NL (10 blokken indicatie cocaïne); AAQA3401NL (2 bakken met wit blok, indicatie cocaïne); AAQA3402NL (indicatie cocaïne); AAQA3404NL (4 blokken indicatie cocaïne); AAQA3405NL (4 blokken indicatie cocaïne); AAQA3415NL (5 blokken indicatie cocaïne); AAQA3412NL (indicatie cocaïne/procaïne hydro)
4. Het proces-verbaal van bevindingen (drugsonderzoek NFIDENT) PL1500-2024018571-59, opgemaakt op 26 april 2024, voor zover inhoudende (p. 30-51):
AAQA3410NL; AAQA3413NL; AAQA3416NL; AAQA3411NL AAQA3414NL; AAQA3409NL; AAQA3406NL; AAQA3407NL; AAQA3400NL; AAQA3401NL; AAQA3402NL; AAQA3404NL; AAQA3405NL; AAQA3415NL; AAQA3412NL
Identificerend onderzoek: cocaïne
Bijlage: 14 x rapportage NFI
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 juli 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik daar samen met anderen bezig was. We zouden van die blokken cocaïne maken. We waren daar aan het werk. We waren cocaïne aan het versnijden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De rechtbank overweegt dat de invulling en betekenis van de begrippen ‘bereiden’, ‘bewerken’, en ‘verwerken’ dicht bij elkaar aansluiten. In de Opiumwet en de daarbij behorende wetsgeschiedenis ontbreken specifieke betekenissen. Aan voornoemde begrippen zal dus de betekenis moeten worden toegekend die daaraan in het normale spraakgebruik wordt verleend. Daarbij tekent de rechtbank aan dat onder ‘bereiden’ niet slechts fabriceren wordt verstaan, maar bijvoorbeeld ook veranderen.
De rechtbank stelt vast dat in de woning waarin verdachte is aangehouden (in totaal) ruim 46 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne is aangetroffen. Gelet op de (bekennende) verklaring van de verdachte en hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de betekenis van de begrippen in de Opiumwet, gaat zij ervan uit dat 40,8 kilogram van de aangetroffen hoeveelheid nog (door de verdachte) moest worden bereid, bewerkt en/of verwerkt. Dit is anders waar het gaat om de overige aangetroffen 5,8 kilogram, omdat daarvan is vastgesteld dat die een mix betrof van cocaïne en procaïne. Deze hoeveelheid was dus al bereid, bewerkt, en/of verwerkt.
De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat de verdachte 40,8 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en 5,8 kilogram van datzelfde materiaal heeft bereid, bewerkt, en/of verwerkt.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (door het voorhanden hebben van cocaïne, contant geld, een telefoon, een drugspers, stempels en verpakkingsmaterialen) zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Bij dit feit gaat het om het voorhanden hebben van voornoemde voorwerpen en de wetenschap bij de verdachte dat die waren bestemd een feit te plegen zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde pleegperiode van één dag niet aan een bewezenverklaring in de weg staat. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte de voornoemde voorwerpen op deze dag voorhanden heeft gehad en toen ook moet hebben geweten, dan wel ernstige reden heeft gehad om te vermoeden waarvoor deze dienden.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 18 januari 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, 5,8 kilogram (bruto) van een materiaal bevattende cocaïne en opzettelijk heeft aanwezig gehad 40,8 kilogram (bruto) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op 18 januari 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen
engelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van:
- een hoeveelheid cocaïne
- contant geld
-
eentelefoon
- een drugspers
- stempels en
- verpakkingsmaterialen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het opzettelijk bereiden, bewerken, en/of verwerken van verdovende middelen in een woning. Hij heeft daarbij een omvangrijke hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad en (verdere) voorbereidingshandelingen verricht om grootschalige handel in verdovende middelen mogelijk te maken.
Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Door de verspreiding van harddrugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, waaronder zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven. De verdachte heeft zich van deze negatieve effecten – waaronder mogelijke overlast voor omwonenden – kennelijk niets aangetrokken en zich vooral laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 maart 2024 waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en vergelijkbare zaken. Alles afwegende, acht zij de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
7. De inbeslaggenomen voorwerpen
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 en 2 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard dat de inbeslaggenomen voorwerpen niet van hem zijn.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen (te weten: een geldbedrag van € 480,- en een geldbedrag van € 9105,40) verbeurdverklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit begaan en niet kan worden vastgesteld aan wie de voorwerpen toebehoren.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
ZESENDERTIG (36) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
1 480 EUR
2 9.105,40 EUR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. V.C. Padberg, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2024.