ECLI:NL:RBDHA:2024:11733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10878464 RL EXPL 24-607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over functiedifferentiatie en goed werkgeverschap bij de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak vorderen eisers, die als gedragsdeskundigen werkzaam zijn bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), compensatie voor te weinig betaald loon en een verklaring voor recht met betrekking tot functiedifferentiatie. Eisers stellen dat zij te lang zijn ingeschaald in een lagere loonschaal en dat de RvdK hen niet kan verplichten om buiten kantooruren instemmingsverklaringen af te geven. De kantonrechter oordeelt dat de RvdK niet in strijd heeft gehandeld met de norm van goed werkgeverschap. De kantonrechter stelt vast dat de functiedifferentiatie niet automatisch recht geeft op een hogere salarisschaal en dat de RvdK redelijk heeft gehandeld door de inschaling te baseren op de opgedragen taken in plaats van op de kwalificatie van de eisers. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de cao-regelingen en de rol van de RvdK in het waarborgen van goed werkgeverschap.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
PV/cd
Zaak-/rolnr.: 10878464 RL EXPL 24-607
25 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats 5] ,
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats 6] ,
7. [eiser 7],
wonende te [woonplaats 7] ,
8. [eiser 8],
wonende [woonplaats 4] ,
9. [eiser 9],
wonende te [woonplaats 8] ,
10. [eiser 10],
wonende te [woonplaats 7] ,
11. [eiser 11],
wonende te [woonplaats 9] ,
12. [eiser 12],
wonende te [woonplaats 10] ,
13. [eiser 13],
wonende te [woonplaats 11] (België),
14. [eiser 14],
wonende te [woonplaats 12] ,
15. [eiser 15],
wonende te [woonplaats 13] (België),
16. [eiser 16],
wonende te [woonplaats 14] ,
17. [eiser 17],
wonende te [woonplaats 15] ,
18. [eiser 18],
wonende te [woonplaats 2] ,
19. [eiser 19],
wonende te [woonplaats 17] ,
20. [eiser 20],
wonende te [woonplaats 9] ,
21. [eiser 21],
wonende te [woonplaats 18] ,
eisende partijen,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. A.W.M. Roozeboom,
tegen
de Staat der Nederlanden, meer speciaal het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
meer in het bijzonder,
de Raad voor de Kinderbescherming,
zetelend te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de RvdK,
gemachtigde: mr. R.M. Koene.

1.Kern van de zaak

1.1.
Eisers werken als gedragsdeskundige met een postmasterregistratie bij de RvdK. Tussen eisers en de RvdK spelen twee geschillen. Ten eerste vinden eisers dat ze door de RvdK te lang zijn ingeschaald in een lagere loonschaal die bedoeld is voor gedragsdeskundigen zonder postmasterregistratie. Volgens eisers is dit in strijd met goed werkgeverschap. Ten tweede zijn eisers van mening dat de RvdK hen niet kan verplichten om buiten kantooruren instemmingsverklaringen af te geven voor de gedwongen opname van jeugdigen. Als dat al moet, willen eisers hiervoor passend gecompenseerd worden.
1.2.
De kantonrechter is het niet eens met eisers. De kantonrechter vindt dat de RvdK op het punt van de inschaling niet gehandeld heeft in strijd met de norm van goed werkgeverschap. Daarnaast vindt de kantonrechter het redelijk dat de RvdK ervoor wil kiezen om buiten kantooruren bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten in te stellen voor het afgeven van instemmingsverklaringen door eisers. De toepasselijke cao voorziet in een vergoedingsregeling voor deze diensten, en de kantonrechter ziet geen reden om hiervan af te wijken. De vorderingen van eisers worden daarom afgewezen.

2.Procedure

2.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 11 januari 2024 met producties 1 tot en met 15; [1]
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 17;
- de brief van eisers van 30 mei 2024 met productie 16;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 12 juni 2024 en de schriftelijke aantekeningen die de gemachtigde van eisers tijdens die behandeling heeft overhandigd.

3.Feiten

3.1.
Eisers zijn allen in dienst bij de RvdK als gedragsdeskundige (GD) met een postmasterregistratie (PM-GD’er). De datum van indiensttreding en de datum van postmasterregistratie verschillen per eiser.
3.2.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) op 1 januari 2020, werken eisers bij de RvdK op basis van een arbeidsovereenkomst. Op deze arbeidsovereenkomsten is de CAO Rijk (hierna: de cao) van toepassing verklaard. De cao bevat verschillende salarisschalen, elk met een minimum- en maximumsalaris. Deze salarisschalen bestaan uit tien periodieken (treden).
3.3.
Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet in werking getreden. Volgens deze wet is voor het uitvoeren van bepaalde taken door een GD’er een postmasterregistratie vereist en zijn specifieke handelingen of bevoegdheden voorbehouden aan PM-GD’ers. Een voorbeeld hiervan is het afgeven van een instemmingsverklaring (ook wel ‘IV’ genoemd) voor de gedwongen opname van jeugdigen in een gesloten instelling. [2]
3.4.
In november 2017 hebben enkele GD’ers de RvdK verzocht om differentiatie binnen de functie GD te overwegen. Dit verzoek was ingegeven door veranderingen in werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de GD’ers als gevolg van de Jeugdwet. Op het moment van het verzoek waren alle GD’ers, zowel met als zonder PM-registratie, ingeschaald in salarisschaal 11 van de cao.
3.5.
Op 8 december 2017 heeft de RvdK aan het Expertise Centrum Organisatie en Personeel (EC O&P) opdracht gegeven om advies uit te brengen over functiedifferentiatie voor GD’ers. Ook heeft de RvdK aan HR gevraagd om advies over de geschiktheid van functiedifferentiatie als instrument.
3.5.1.
Op 2 april 2018 heeft het EC O&P haar advies uitgebracht. In het rapport staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) De verrichte benchmark (…) laat zien, dat indeling in niveau’s 10 (aanloop) 11 en 12 een marktconforme beloning is voor de taken, zoals op dit moment belegd bij de gedragsdeskundigen van de Raad voor de Kinderbescherming. (…)
Op individueel niveau kan worden bepaald wie welke taken verricht en wat dit betekent voor het schaalniveau. (…)
Hoewel de indeling van medewerkers in een bepaald niveau afhankelijk is van taken en bevoegdheden, ligt het in de lijn, te differentiëren naar master en post-master gedragsdeskundigen. Dit vanuit de gedachte, dat de post-master gedragsdeskundigen de meer complexe taken en diagnostiek onder eigen verantwoordelijkheid verrichten. (…)”
3.5.2.
HR heeft ook advies uitgebracht. Dat advies luidde, voor zover relevant, als volgt:
“SPP en benchmark geven aanleiding functiedifferentiatie toe te passen in de rol van gedragskundige (…) in een post-master en master rol. Hierin is een budgetknelpunt op te lossen. Rechtspositioneel zou een beroep op artikel 5a BBRA voor de post-master GD rol naar alle waarschijnlijkheid eveneens resulteren in niveauverhoging.”
3.6.
Op 4 juni 2018 heeft de RvdK het tussenbesluit genomen om het advies van het EC O&P en HR te volgen en waardering in de schalen 10, 11 en 12 van de cao mogelijk te maken. In de interne e-mail bestemd voor GD’ers over dit besluit, staat onder meer het volgende:
“(…) De directie is tot dit besluit gekomen op basis van de verschillende taken die de gedragsdeskundigen hebben, de ontwikkelingen binnen het stelsel de afgelopen jaren en een vergelijking met andere organisatie. Wel heeft de directie een enkele belangrijke voorwaarden en opdrachten meegegeven:
  • Er is op dit moment geen financiële dekking voor het voorstel (…)
  • Er dient een helder en navolgbaar implementatietraject te komen, waarbij het belangrijk is dat heldere afspraken worden gemaakt over hoe er wordt gedifferentieerd. De directie gaf aan dat de differentiatie aan de hand van taken zou moeten worden gedaan en dus geen automatisme (master, postmaster) is. (…)”
3.7.
Op 16 augustus 2018 heeft de RvdK aan HR de opdracht gegeven om de functiedifferentiatie voor te bereiden. Een onderdeel van deze opdracht was een technische voorbereiding, die inhield:
“Takenpakketten S10, S11 en 12 dienen te worden vertaald naar de praktijk van de RvdK en gekoppeld aan de functie van GD. Resulteert in een voorstel waarin helder is hoe in de taken wordt gedifferentieerd en wat het opgedragen takenpakket is per schaalniveau. (…)”
3.8.
Op 26 februari 2019 heeft de Landelijke Staforganisatie van de RvdK een voor de Secretaris-Generaal J&V bestemde memo opgesteld. In die memo staat onder meer:
“(…) Gedragsdeskundigen bij de Raad voor de Kinderbescherming verrichten (…) voorbehouden handelingen; zoals (…) de instemmingsverklaring gesloten jeugdhulp (…). Er wordt duidelijk verschil gemaakt tussen de bevoegdheden van de raadsonderzoeker (de jeugdzorgwerker) en de gedragsdeskundige. (…)
Binnen de groep gedragsdeskundigen is onderscheid. (…) Binnen de functiegroep is er aldus een andere verbijzondering naar opgedragen taken gekoppeld aan genoten opleiding en specifieke expertise en ontwikkeling van onze functie binnen en buiten de RvdK (masteropleiding en post-master opleiding). (…)
De RvdK zal nu en de komende jaren moeten inzetten op binden en boeien van deze functiegroep. (…)
Functiedifferentiatie draagt bij aan deze uitgangspunten omdat explicieter wordt gemaakt wat het opgedragen takenpakket en de daarbij behorende verwachtingen en competenties zijn. (…)
Er is een implementatieplan uitgewerkt, waarin de post-master gedragsdeskundigen, die zijn belast met diagnostiek van kinderen en supervisie van startende en master gedragsdeskundigen in niveau 12 worden ingedeeld. (…)”
3.9.
Op 7 juni 2020 heeft de RvdK besloten om de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) advies te vragen voor het indelen van de functie van (senior) GD in het Functiegebouw Rijk (FGR).
3.9.1.
Op 12 maart 2021 heeft de UBR haar advies uitgebracht. De UBR heeft geadviseerd om de functie van gedragsdeskundige te differentiëren in de functie van GD schaal 11 en senior GD schaal 12. Als toelichting op het advies staat in het advies het volgende vermeld:
“(…) Uitgaande van de taak volwassenheid van de gedragsdeskundigen (zoals ook beschreven in het functiebeeld) wordt de gedragsdeskundige van de RvdK ingedeeld in functietypering schaal 11. (…)
Kenmerkend voor de functietypering schaal 12:
  • Bijdragen aan zorgbeleid en behandelklimaat
  • Ontwikkelingen in de (geestelijke) gezondheidszorg/jeugdzorg/forensische psychiatrie vertalen in richtlijnen, behandelmethoden, protocollen en beleidsvoorstellen
  • Bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek
  • Onder eigen verantwoordelijk (wet BIG) verrichten van individuele diagnostiek, behandeling en crisisinterventies
  • Supervisie en deskundigheidsbevordering
Dit sluit aan bij de kern van de functie van seniorgedragsdeskundige (…)”
3.9.2.
Bijlage bij het advies van de UBR is een functiebeschrijving van de (senior) GD’er. In deze beschrijving worden de taken, werkzaamheden, benodigde kennis en vaardigheden van de GD’er omschreven. Tevens wordt het aanvullend functiebeeld van de senior GD’er omschreven. In de functiebeschrijving is onder meer opgenomen
in de functiebeschrijving van de (senior) GD’er:
“(…)
Taken en werkzaamheden:
Hoofdtaken
(…)
Andere taken
Beoordelen van diagnostiek door externen
(…)
Instemmingsverklaringen (ook na 17:00 uur en in het weekend middels bereikbaarheid- en beschikbaarheidsdiensten conform artikel 7.6 CAO Rijk) door postmaster geregistreerden (…)”
in de beschrijving van het aanvullend functiebeeld senior GD’er:
“(…)
Werkzaamheden:
  • Zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid uitvoeren van forensische diagnostiek (…)
  • Intercollegiale toetsing forensische diagnostiek
  • Collega gedragsdeskundigen supervisie en werkbegeleiding bieden tbv het behalen van hun diagnostiekaantekeningen.
  • Gedragsdeskundigen werkbegeleiding bieden tbv post-master-opleiding of voor zaken waar om consultatie wordt gevraagd (…)
  • Eindverantwoordelijk voor de diagnostiektaken van gedragsdeskundigen (…)
Kennis en vaardigheden
Werk en denkniveau en specifieke opleiding is minimaal postmaster met veelal aanvullende specialismes (…). De senior GD is postmaster-SKJ geregistreerd (…) of BIG-postmaster geregistreerd (…)”
3.10.
Op 10 januari 2022 heeft de RvdK, na een voorwaardelijk positief advies van de Ondernemingsraad (OR), het definitieve besluit genomen om het voorgestelde indelingsadvies van de GD’ers door de UBR over te nemen.
3.11.
Op 1 juli 2022 zijn de functies van GD schaal 11 en senior GD schaal 12 geformaliseerd. Na een plaatsingsprocedure zijn eisers per die datum geplaatst in de functie van senior GD schaal 12.
3.12.
Op 26 september 2022 heeft de RvdK besloten om de senior GD’ers met terugwerkende kracht tot 1 maart 2020 uit te betalen in schaal 12 (dus over een periode van 2 jaar en 4 maanden). In de brief hierover staat als toelichting op het besluit het volgende vermeld:
“(…) We hebben echter besloten om vanuit de werkgever de betrokken medewerkers een bedrag toe te kennen. Insteek om te komen tot een toekenning van een bedrag met terugwerkende kracht is goed werkgeverschap, rekening houdend met de redelijkheid en billijkheid.
Bij het bepalen van de maximale termijn wordt uitgegaan van een objectief vast te stellen moment en wel de datum waarop UBR het profiel en indelingsadvies heeft aangeboden (…) i.c. 1 maart 2021. Vanaf dat moment is voor het eerst onomstotelijk vast komen te staan dat postmaster gedragsdeskundigen voor een deel werkzaamheden verrichten die in schaal 12 passen. In feite zou dan sprake zijn van een compensatie over de periode 1 maart 2021 tot 1 juli 2022, de datum waarop de senior gedragsdeskundigen zijn geplaatst in schaal 12. Vanwege het gegeven dat effectuering van de functiedifferentiatie de nodige tijd in beslag heeft genomen, heeft het DO [Directie Overleg, toev. ktr.] besloten om coulance toe te passen en de compensatie toe te kennen over de periode 1 maart 2020 tot 1 juli 2022 (…). De compensatie wordt vastgesteld over de volledige arbeidstijd van de senior gedragsdeskundige. Het betreft een éénmalig brutobedrag (…)”
3.13.
Op 5 oktober 2022 zijn de senior GD’ers geïnformeerd over dit aanbod. Eisers hebben niet ingestemd met dit aanbod. De RvdK heeft (desondanks) aan eisers individueel het compensatiebedrag uitbetaald waar zij volgens de RvdK recht op hadden.
3.14.
Op 11 oktober 2022 hebben eisers de RvdK per brief verzocht om over te gaan tot betaling van het salaris, de periodieke uitkeringen en het pensioen met terugwerkende kracht tot 2015, inclusief de wettelijke verhoging van 50% vanaf 2020 en de wettelijke rente.
3.15.
Op 7 juli 2023 heeft de RvdK aan eisers voorgesteld om over het reeds uitbetaalde compensatiebedrag een wettelijke verhoging van 20% te betalen. Eisers hebben dit voorstel niet geaccepteerd.
3.16.
Op 18 juli 2023 heeft de RvdK aan de OR op basis van artikel 27 lid 1 sub b van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) een memo gestuurd met daarin een verzoek om instemming op de invulling van een rooster voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten (B&B-diensten) voor het afgeven van instemmingsverklaringen buiten kantooruren. In deze memo staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Aanleiding
(…) Buiten kantoortijden is deze taak (nog niet) in alle regio’s ingeregeld. Eerder is door de directie besloten dat deze kerntaak (ook uitgevoerd buiten de reguliere kantoortijden) niet wordt uitbesteed en dat
allepostmaster gedragsdeskundigen (PM GD) IV-bereikbaarheid- en beschikbaarheidsdiensten (B&B-diensten) gaan doen (…).
Wat betekent deze werkwijze voor de PM gedragsdeskundigen?
Alle post-master gedragsdeskundigen moeten een beperkt aantal keren per jaar IV B&B-dienst draaien. PM GD-ers draaien niet mee in de reguliere B&B-dienst. In het huidige voorstel zal er sprake zijn van drie à vier keer per jaar een weekdienst. (…)
Om welke aantallen gaat het?
De kans dat een PM GD-er daadwerkelijk een instemmingsverklaring moet geven tijdens de B&B-dienst is erg klein. Uit de praktijk blijkt namelijk dat meldingen voor het afgeven van een Instemmingsverklaring
buiten kantoortijdzeer weinig voorkomt.
Bij de start van dit traject, in 2021, is de
inschattinggemaakt, op basis van de ervaringen uit Zuid Oost Nederland, dat het om hooguit 20 instemmingsverklaringen per jaar gaat. Bij een recente uitvraag bij de PM GD kwam naar voren dat het om circa 5 instemmingsverklaringen per jaar gaat, maar ook met dit getal moeten we voorzicht zijn. Het lagere aantal past wel in het beeld dat het aantal instemmingsverklaringen daalt omdat het aantal gesloten plaatsingen daalt. (…)”

4.Vordering en grondslag

4.1.
Eisers vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om (verkort en anders weergegeven):
In geschil I
primair:
I. voor recht te verklaren dat door invoering van de Jeugdwet per 1 januari 2015 PM-GD’ers door onder meer de aan hen exclusief toegewezen taken een ten opzichte van niet-PM-GD’ers gedifferentieerde beloning toekomt;
II. de RvdK te veroordelen tot het compenseren van eisers voor het te weinig betaalde loon vanaf 1 januari 2015 met inachtneming van de reeds verjaarde vorderingen vanaf 1 januari tot en met 11 oktober 2017 en met inachtneming van de verder gebruikelijke toekenning van periodieken, promotie en inschaling bij indiensttreding;
III. te bepalen dat deze compensatie inhoudt, betaling van het te weinig betaalde loon over de periode van 11 oktober 2017 tot 1 juli 2022, inclusief wettelijke verhoging, wettelijke rente en na aftrek van ontvangen compensatie, per eiser begroot op de wijze zoals gespecificeerd in subproducties 10.1 tot en met 10.21 van de dagvaarding;
subsidiair:
IV. voor recht te verklaren dat met het besluit van het bestuur van de RvdK op 4 juni 2018, voor PM-GD’ers per die datum in beloning gedifferentieerd had behoren te worden ten opzichte van de niet-PM-GD’ers;
V. de RvdK te veroordelen tot het compenseren van eisers voor het te weinig betaalde loon vanaf 4 juni 2018 tot en met 1 juli 2022 met inachtneming van de verder gebruikelijke toekenning van periodieken, promotie en inschaling bij indiensttreding;
VI. te bepalen dat deze compensatie inhoudt, betaling van de per eiser in subproducties 10.1 tot en met 10.21 begrote bedragen, waarbij voor eisers 1, 3, 6 t/m 8, 10 t/m 13 en 15 t/m 19 geldt dat de berekening van het bedrag dient te worden gecorrigeerd, waarbij als aanvangsdatum van de vordering 4 juni 2018 wordt gehanteerd;
primair en subsidiair:
VII. de RvdK te veroordelen om:
binnen twee weken na vonnis per eiser na te gaan of de schaalindeling per 1 juli 2022 zoals uit de subproducties 10.1 t/m 10.21 valt af te leiden, overeenkomt met de schaalindeling per 1 juli 2022 zoals vermeld in de compensatiebrief, om vervolgens bij eisers waar deze schaalindeling afwijkt, de betreffende eiser alsnog met terugwerkende kracht per 1 juli 2022 te promoveren naar de schaal en periodiek zoals die uit de betreffende subproductie volgt, en het dien ten gevolge per 1 juli 2022 te weinig betaalde salaris alsnog uit te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
het binnen drie maanden na datum vonnis per eiser opstellen van een adequate berekening of overzicht waaruit blijkt wat de gevolgen van het te weinig uitgekeerde salaris zijn voor de pensioenaanspraken, en waarin is opgenomen welk bedrag dient te worden bijgestort om de gevolgen hiervan te compenseren;
tot het binnen vier maanden na datum vonnis per eiser bijstorten van dat bedrag;
om alle overige, reeds ingetreden gevolgen van te late invoering van de functiedifferentiatie voor de PM-GD’ers ongedaan te maken op zodanige wijze dat eisers netto geen nadeel ondervinden van die te late invoering;
In geschil II
primair:
VIII. voor recht te verklaren dat het door de RvdK invoeren van een B&B-rooster ten behoeve van de instemmingsverklaring met een verplichtend karakter,
de factoals een wijziging van de arbeidsovereenkomst valt aan te merken en niet als overwerk zoals bedoeld in de cao;
IX. de RvdK te verbieden voornoemd rooster in te voeren zolang niet aan de wettelijke voorwaarden van wijziging van arbeidsovereenkomst is voldaan;
subsidiair, mocht dit rooster wel ingevoerd worden:
X. de RvdK te veroordelen tot het opmaken van een regeling die voorziet in een billijke vergoeding voor zowel telefonische bereikbaarheid als plaatsgebonden beschikbaarheid;
meer subsidiair, indien geoordeeld wordt dat de werkzaamheden voortvloeiend uit voornoemd rooster zijn te kwalificeren als overwerk als bedoeld in de cao:
XI. de RvdK te veroordelen tot het bieden van een redelijke vergoeding voor deze werkzaamheden gezien het belastende karakter, op grond van goed werkgeverschap;
In geschil I en II
XII. de RvdK te veroordelen in de volledige dan wel hogere proceskosten, eventueel vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Eisers baseren hun vorderingen samengevat op het volgende.
In geschil I
4.2.1.
Eisers zijn eerder niet correct ingeschaald, en daarom dient de RvdK de gevolgen hiervan te compenseren. De RvdK heeft namelijk niet voldaan aan wat van een goed werkgever verwacht mag worden.
4.2.1.1. Vanaf 1 januari 2015 had de RvdK eisers moeten indelen in de bij de kwalificatie PM behorende salarisschaal 12 van de cao. De invoering van de Jeugdwet bracht de grondslag voor functiedifferentiatie met zich, die direct bij de invoering van die wet had moeten worden geregeld. Vanaf dat moment verrichtten eisers de werkzaamheden die volgens die wet zijn voorbehouden aan PM-GD’ers. Primair bestaat daarom recht op loonbetaling op basis van schaal 12 van de cao vanaf 1 januari 2015. Door de verjaringstermijn van vijf jaar en de stuitingsbrief van 11 oktober 2022 wordt aanspraak gemaakt op betaling van het passende salaris vanaf 11 oktober 2017.
4.2.1.2. Als het recht op hogere inschaling niet is ontstaan op 1 januari 2015, dan is dit ontstaan op 4 juni 2018. Op die datum heeft het bestuur van de RvdK namelijk besloten tot de functiedifferentiatie: schaal 11 voor reguliere GD’ers en schaal 12 voor PM-GD’ers. Vervolgens heeft pas in 2022 de daadwerkelijke implementatie plaatsgevonden, wat geen blijk geeft van goed werkgeverschap. Subsidiair bestaat er recht op loonbetaling op basis van schaal 12 van de cao per 4 juni 2018.
4.2.1.3. De einddatum van de loonvordering is vastgesteld op 1 juli 2022. De RvdK is ook van deze datum uitgegaan in haar compensatievoorstel. Dit betekent echter niet dat alle PM-GD’ers op die datum daadwerkelijk correct zijn ingeschaald. Een aantal eisers is van mening dat zij op 1 juli 2022 recht hebben op meer periodieken dan waar de RvdK in haar voorstel van is uitgegaan. De RvdK dient per individuele eiser te onderzoeken waar zij recht op hebben en eventuele afwijkingen te corrigeren.
4.2.2.
De RvdK is in verzuim met de tijdige betaling, waardoor hij per 1 januari 2020 de wettelijke verhoging van 50% over het loon dat hij verschuldigd is, moet betalen. Ook is hij door het niet-tijdige betalen de wettelijke rente verschuldigd.
4.2.3.
De RvdK is over de tekorten aan salaris pensioenopbouw verschuldigd. Binnen drie maanden moet hij een overzicht verstrekken van het verschuldigde pensioenbedrag aan eisers. Binnen vier maanden dient hij dit bedrag te storten bij de pensioenuitvoerder ABP, onder verstrekking van een bewijs van storting.
In geschil II
4.2.4.
De RvdK heeft besloten dat instemmingsverklaringen door PM-GD’ers ook buiten kantoortijd verzorgd moeten worden, naar aanleiding van een verzoek vanuit de rechtbanken. De B&B-diensten die de RvdK hiervoor wil inzetten, kunnen echter niet verplicht gesteld worden, omdat er geen contractuele basis voor is. Het is niet vastgelegd in de individuele arbeidsovereenkomsten of in de cao, en valt ook niet onder overwerk zoals gedefinieerd in de cao. Het invoeren van het B&B-rooster met een verplichtend karakter zou daarmee een wijziging van functie-inhoud betekenen, waarvoor specifieke arbeidsrechtelijke voorwaarden gelden. Aan die voorwaarden is niet voldaan.
4.2.5.
De tijd en impact van deze werkzaamheden zijn daarnaast buitenproportioneel. De GD’er moet een fysiek gesprek voeren, een dossieranalyse maken en een rapport schrijven voor de rechtbank, wat gemiddeld 6 tot 8 uur per casus kost. Daarnaast moet de GD’er niet alleen bereikbaar zijn, maar ook direct beschikbaar kunnen zijn om naar verschillende locaties te kunnen gaan, soms op grote afstand. Het reguliere werk als GD is al mentaal zeer belastend. Het maakt het werk extra belastend om daarbij nog een groot deel van de vrije tijd bereik- en beschikbaar te zijn voor werk. Gezien deze omstandigheden, wensen eisers passend gecompenseerd te worden voor deze werkzaamheden.
In geschil I en II
4.2.6.
De aanspraak op een hogere of volledige proceskostenveroordeling wordt ontleend aan het goed werkgeverschap. Eisers hebben extra kosten moeten maken vanwege de uitvoerige berekeningen van het aantal eiseres.

5.Verweer

5.1.
De RvdK vraagt om eisers niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, of anders deze af te wijzen, met een veroordeling van eisers in de kosten van het geding, eventueel vermeerderd met de wettelijke rente.
In geschil I
5.1.1.
De RvdK betwist dat hij in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door eisers niet al vanaf 11 oktober 2017 of 4 juni 2018 in schaal 12 in te schalen of hen daarvoor te compenseren.
5.1.2.
Verder voert de RvdK aan dat eisers deels hun recht op een hogere inschaling hebben verwerkt. Tot 1 januari 2020 zijn salarisbesluiten genomen, die formele rechtskracht hebben. Deze formele rechtskracht staat het toekennen van achterstallig loon voor de periode tot 1 januari 2020 in de weg. Eisers hebben geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een wijziging van deze salarisbesluiten zouden kunnen leiden.
5.1.3.
De RvdK betwist verder dat hij tekorten pensioenopbouw, een wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente moet betalen. Indien toch een wettelijke verhoging verschuldigd zou zijn, stelt de RvdK dat deze moet worden gematigd tot het eerder aangeboden percentage van 20%.
In geschil II
5.1.4.
De RvdK betwist dat de invoering van een B&B-rooster voor het afgeven van instemmingsverklaringen buiten kantoortijd een wijziging van de functie-inhoud betekent.
5.1.5.
De RvdK betwist verder dat hij voor deze B&B-diensten een vergoedingsregeling moet invoeren.
In geschil I en II
5.1.6.
De RvdK betwist dat eisers een vergoeding van de (volledige) proceskosten toekomt.

6.Beoordeling

Ten aanzien van geschil I
De RvdK heeft niet de norm van goed werkgeverschap geschonden
6.1.
De RvdK moet zich bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gedragen als een goed werkgever, zoals bepaald in artikel 7:611 BW. Er is geen sprake van schending van deze norm door de RvdK. Hieronder wordt uitgelegd waarom dat het geval is.
De Jeugdwet bracht geen recht op functiedifferentiatie mee
6.2.
De primair gevorderde verklaring voor recht en bedragen zijn gebaseerd op de stelling dat de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 de verplichting voor de RvdK heeft gecreëerd om de functie van ‘gewone’ GD’er apart te belonen ten opzichte van PM-GD’ers. Deze stelling wordt echter niet gevolgd. De Jeugdwet heeft feitelijk geleid tot verschillende takenpakketten voor master- en PM-GD’ers, maar deze feitelijke differentiëring in taken – die volgens eisers voor de invoering van de Jeugdwet al in de praktijk bestond – heeft geen recht van eisers op een verschil in beloning/inschaling (met terugwerkende kracht) doen ontstaan. Het hebben van een PM-registratie is immers een kwalificatie; het beschrijft wat iemand moet kunnen of weten om een bepaalde taak te kunnen uitvoeren. Anders dan eisers stellen, geeft deze kwalificatie niet vanzelfsprekend recht op een hogere salarisschaal. Salarisschalen zijn namelijk gekoppeld aan functies, niet aan kwalificaties. [3]
6.3.
Daarom is de kantonrechter van mening dat de RvdK niet als een slecht werkgever heeft gehandeld door bij de invoering van de Jeugdwet niet (direct) een hogere salarisschaal te koppelen aan de kwalificatie PM. De uiteindelijk geformaliseerde differentiatie tussen GD’er en senior GD’er maakt deze conclusie niet anders, omdat de kwalificatie PM niet doorslaggevend is geweest voor deze functiedifferentiatie. Dat was het aan de werknemer opgedragen takenpakket, zoals hieronder nader wordt toegelicht.
Het besluit van 4 juni 2018 heeft dat recht evenmin doen ontstaan
6.4.
De subsidiaire vordering veronderstelt dat PM-GD’ers vanaf de datum van het tussenbesluit van 4 juni 2018 recht hadden op een hogere beloning ten opzichte van reguliere GD’ers. Ook dit wordt niet gevolgd. Het tussenbesluit heeft geen recht voor PM-GD'ers doen ontstaan om per die datum ingedeeld te worden in schaal 12. Het besluit markeerde niet definitief de functiedifferentiatie (dat gebeurde pas op 10 januari 2022), maar belangrijker nog is dat uit de interne communicatie over het tussenbesluit (3.6.) niet blijkt dat er besloten is om binnen de functie van GD’er te differentiëren naar master- en PM-registratie, en dat waardering in schaal 12 alleen mogelijk zou zijn voor GD’ers met een PM-registratie. Hoewel er in die communicatie staat dat ervoor is gekozen om het advies van het EC O&P en HR - waarin wordt gehint op differentiatie naar kwalificatie - te volgen, heeft de RvdK ervoor gekozen om te differentiëren naar opgedragen takenpakket en te kijken naar de kenmerkende werkzaamheden voor functietypering schaal 11 en 12 zoals genoemd in het UBR-advies. Deze keuze stond de RvdK vrij.
6.5.
Eisers hebben aan het tussenbesluit dus geen recht op een hogere loonschaal kunnen ontlenen louter vanwege hun PM-registratie op dat moment. Deze registratie was immers niet doorslaggevend voor het tussenbesluit, noch voor het latere, definitieve besluit tot functiedifferentiatie; dat was het opgedragen takenpakket. Uit de opdracht aan HR van 16 augustus 2018 en de memo van 26 februari 2019, blijkt ook dat RvdK zich (ook na het tussenbesluit) bij de functiedifferentiatie voortdurend heeft laten leiden door het verschil in toegewezen takenpakket. Dat bepaalde taken sinds de invoering van de Jeugdwet zijn voorbehouden aan PM-GD’ers, heeft ertoe geleid dat PM-GD’ers, inclusief eisers, in de functie van senior GD’er zijn geplaatst. De PM-registratie op zichzelf was echter niet de reden achter deze plaatsing; de RvdK heeft uitgelegd dat bij de plaatsing gekeken is naar de daadwerkelijke werkzaamheden zoals beschreven in het indelingsadvies van de UBR en niet naar de kwalificatie van de werknemers zelf. Een PM-registratie gaf en geeft dus niet automatisch recht op inschaling in salarisschaal 12, hetgeen wordt bevestigd door de onbetwiste stelling van de RvdK dat GD’ers met een PM-registratie ook in de functie van reguliere GD’er in schaal 11 kunnen worden geplaatst.
Het aangeboden compensatiebedrag is niet onredelijk
6.6.
Het voorgaande betekent dat de RvdK niet als een slecht werkgever heeft gehandeld door bij de inschaling van eisers en de berekening van het compensatiebedrag voor eisers uit te gaan van een recht op hogere inschaling vanaf een latere datum dan 1 januari 2015 of 4 juni 2018. Er was geen verplichting om reeds vanaf een van die data aan eisers een salaris volgens schaal 12 te betalen.
6.7.
Evenmin heeft de RvdK zich als een slecht werkgever gedragen door uit te gaan van een hogere inschaling vanaf de datum van het indelingsadvies van de UBR. Vanaf dat moment was immers duidelijk wat er nodig was om in aanmerking te komen voor de hogere functie van senior GD’er. De RvdK had redelijkerwijs kunnen kiezen om daar een jaar compensatie bij op te tellen als tegemoetkoming voor de vertraging in effectuering van de functiedifferentiatie, zoals hij heeft gedaan.
6.8.
Uit de toelichting die de RvdK ter zitting heeft gegeven, blijkt dat zij bij de uiteindelijke plaatsing van eisers in schaal 12 en de berekening van het compensatiebedrag zorgvuldig te werk is gegaan. Bij zowel de plaatsing als bij de berekening van het compensatiebedrag heeft zij rekening gehouden met de periodieken waarop de betreffende medewerker op dat moment recht had. De uitgekeerde bedragen zijn bovendien pensioengevend en de RvdK heeft aanvullend aangeboden om over die bedragen een wettelijke verhoging van 20% te betalen, wat redelijk is, gezien ook het financiële tekort waarmee de RvdK kampte om eerder tot differentiatie tussen GD- en senior GD’er te komen. Voor zover de RvdK al als slecht werkgever had gehandeld door het proces van functiedifferentiatie traag te laten verlopen, heeft hij dat met de geboden compensatie voldoende hersteld.
Conclusie: geen slecht werkgeverschap
6.9.
Uit het voorgaande volgt dat de RvdK niet de norm van goed werkgeverschap heeft geschonden. Hierdoor komt de grondslag te ontvallen aan zowel de primaire als de subsidiaire vordering van eisers. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van geschil II
Het is niet duidelijk of sprake is van een wijziging van functie-inhoud
6.10.
De primair gevorderde verklaring voor recht gaat uit van een wijziging van een arbeidsvoorwaarde. De kantonrechter vindt echter dat dit niet duidelijk is. Bij het uitbrengen van het UBR-rapport en later de plaatsing van eisers in de functie van senior GD’er, had voor eisers duidelijk moeten zijn dat hun werkzaamheden ook het afgeven van instemmingsverklaringen buiten kantoortijd middels B&B-diensten omvatten. Deze taak staat namelijk vermeld in de functiebeschrijving van GD’er die als bijlage bij het UBR-advies is gevoegd (3.9.2.). Tijdens de zitting is namens eisers aangegeven dat de takenbeschrijving uit het UBR-advies niet nieuw voor hen was, omdat zij zelf bij het opstellen ervan betrokken waren. Dit wijst erop dat voor eisers op dat moment reeds kenbaar was dat de beschreven B&B-diensten tot hun takenpakket behoorden.
6.11.
Namens eisers is erop gewezen dat de taak van het afgeven van instemmingsverklaringen buiten kantoortijd is gekoppeld aan de GD’er met een PM-registratie en niet aan de functie van senior GD’er. Volgens eisers betekent dit dat deze diensten geen onderdeel zijn van de functie van senior GD’er, maar van de reguliere GD’er met een PM-registratie. Dit argument wordt niet gevolgd. De functiebeschrijving uit het UBR-rapport is een beschrijving van de functie van (senior) GD’er, en bevat een
aanvullendfunctiebeeld voor senior GD’ers. Het betreft dus niet een compleet andere functiebeschrijving die niet van toepassing zou zijn op senior GD’ers. Het wordt zo begrepen dat de taken die worden beschreven in de functiebeschrijving van (senior) GD’er ook behoren tot de werkzaamheden van de senior GD’er.
6.12.
Wat van het voorgaande ook zij, het is door een gebrek aan informatie niet duidelijk wat de RvdK precies aan eisers heeft gecommuniceerd of aan stukken heeft overhandigd bij hun plaatsing in de functie van senior GD’er (met een PM-registratie). Hierdoor is onduidelijk of de invoering van de B&B-diensten volgens een rooster, zoals de RvdK dat voorstaat, daadwerkelijk een wijziging van de functie-inhoud van eisers en daarmee een wijziging van een arbeidsvoorwaarde betekent, zoals eisers stellen. Het feit dat de RvdK de OR om instemming voor het B&B-rooster heeft gevraagd, doet daar niet aan af. Dat een rooster voor dergelijke diensten instemming van de OR vereist, betekent niet dat de invoering van deze diensten een wijziging van de arbeidsvoorwaarde functie-inhoud inhoudt.
Voor het verbieden van een rooster wordt geen aanleiding gezien
6.13.
Op dit moment wordt er geen aanleiding gezien om de RvdK te verbieden een rooster voor B&B-diensten in te voeren om de afgifte van instemmingsverklaringen buiten kantooruren mogelijk te maken. Dit is gebaseerd op de volgende overwegingen.
6.14.
Eisers hebben erop gewezen dat de OR het verzoek van de RvdK om instemming voor een rooster voor IV-B&B-diensten heeft afgewezen. De RvdK heeft dit echter betwist. Hij stelt dat hij het verzoek heeft ingetrokken voordat de OR daarover kon beslissen. Eisers hebben tegenover deze betwisting geen advies of besluit van de OR ingebracht. Daarom kan de stelling van eisers dat de OR dezelfde bezwaren tegen het rooster heeft geuit als zij in deze procedure, niet worden gevolgd.
6.15.
Los van het voorgaande betekent een gebrek aan instemming van de OR niet per definitie dat de invoering van een rooster onredelijk is. Het ontbreken van instemming betekent echter wel dat de zaak nog openligt. De RvdK kan in theorie besluiten tot invoering van het rooster, maar de OR kan vervolgens de nietigheid daarvan inroepen. De invoering betreft immers een instemmingsplichtig OR-besluit, zoals de RvdK zelf ook aangeeft. Daarom wordt in deze fase van de procedure tussen partijen, waarin niet gebleken is dat er een OR-besluit is genomen, geen reden gezien om de RvdK te verbieden het rooster in te voeren, ook omdat dit de kantonrechter niet onredelijk voorkomt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6.16.
Vast staat dat sommige rechtbanken de RvdK verzocht hebben om (in spoedgevallen) instemmingsverklaringen ook buiten kantoortijden aan te leveren. De RvdK heeft daarom alle belang bij om volgens een werkrooster over te gaan op B&B-diensten buiten kantoortijden. Dat er voor de RvdK andere, minder ingrijpende, redelijke alternatieven zijn om de instemmingsverklaringen buiten kantoortijd af te geven, is niet gebleken. Eisers hebben weliswaar aangevoerd dat gekwalificeerde GD’ers van andere organisaties ook instemmingsverklaringen mogen opstellen, maar het inschakelen van deze externe GD’ers door de RvdK buiten kantooruren wordt niet gezien als een redelijk alternatief. Van de RvdK kan niet worden verlangd dat zij extern naar oplossingen zoekt om aan de verzoeken van de rechtbanken te voldoen, terwijl zij intern zelf over GD’ers beschikt die bevoegd zijn en in staat geacht moeten worden om onafhankelijk instemmingsverklaringen op te stellen, ook buiten kantoortijd.
6.17.
Bovendien vormt het geen zeer ingrijpende uitbreiding van het takenpakket van eisers. Het betreft B&B-diensten buiten kantoortijd voor werkzaamheden die momenteel al tijdens kantoortijd worden verricht. De RvdK heeft aangegeven bij de invoering van (een rooster voor) de B&B-diensten rekening te houden met de belangen van eisers. Eisers zullen de diensten hoogstens drie à vier weken – en volgens eisers: vijf weken – per jaar draaien, niet aaneengesloten. Bovendien zullen de diensten niet gecumuleerd worden met de reguliere telefonische B&B-dienst bij calamiteiten, die momenteel door andere medewerkers wordt verzorgd zoals eisers hebben bevestigd tijdens de zitting. Voor de diensten ontvangen eisers een vergoeding conform de cao (waarover hieronder meer). Verder heeft de RvdK aangegeven dat wanneer GD’ers tijdens een B&B-dienst worden opgeroepen om een instemmingsverklaring af te geven, hij coulant zal omgaan met de werktijden van de betreffende GD’er op de volgende dag en dat GD’ers een deel van het werk de volgende dag kunnen uitwerken. Onder deze omstandigheden, wordt het invoeren van een rooster voor IV-B&B-diensten buiten kantooruren niet als onredelijk beschouwd.
6.18.
Hoewel het goed voorstelbaar is dat het werk van eisers tijdens kantooruren al mentaal zwaar is en dat zij door de B&B-diensten buiten kantooruren in hun vrijheid beperkt worden, heeft de RvdK de invoering van het rooster met waarborgen omkleed om te voorkomen dat de belasting voor eisers te hoog wordt. Van eisers mag gelet hierop ook wel een zekere flexibiliteit verwacht worden. De frequentie waarmee eisers de diensten moeten draaien, vormt geen onevenredige inbreuk op hun privéleven. Hoewel de RvdK niet ontkent dat de werkzaamheden die gepaard gaan met het kunnen afgeven van een instemmingsverklaring veel tijd kosten, stelt hij dat het aantal instemmingsverklaringen dat daadwerkelijk buiten kantoortijd wordt afgegeven relatief laag is. Ter zitting heeft een van de aanwezige eisers dit bevestigd. Verder heeft de RvdK uitgelegd dat het aantal af te geven instemmingsverklaringen naar verwachting eerder zal dalen dan stijgen in de toekomst, mede door landelijk beleid om het aantal gesloten plaatsingen te verminderen, zelfs als hij daadwerkelijk overgaat op diensten buiten kantoortijden. Eisers hebben onvoldoende weersproken dat dit anders zou zijn.
Er is geen reden voor een vergoedingsregeling die anders is dan de cao-regeling
6.19.
Eisers hebben recht op een toelage voor de B&B-diensten. Dit is geregeld in paragraaf 7.6 van de cao:
Als uw leidinggevende u schriftelijk heeft verzocht om buiten de werktijden van uw arbeidspatroon regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar te zijn om bij oproep te werken, heeft u recht op een toelage voor iedere aaneengesloten periode van 15 minuten dat u bereikbaar en beschikbaar moet zijn.De RvdK heeft onderbouwd uitgelegd dat de toelage voor eisers voor de IV-B&B-diensten buiten kantoortijd hoger zal zijn dan het minimum, omdat de diensten een vorm van plaatsgebondenheid kennen.
6.20.
Indien eisers worden opgeroepen tijdens deze diensten te werken en dus daadwerkelijk de werkzaamheden voor het afgeven van de instemmingsverklaring moeten verrichten, is er sprake van overwerk zoals bedoeld in paragraaf 3.2 van de cao:
Als u op verzoek van uw leidinggevende moet werken buiten de werktijden van uw arbeidspatroon, dan is sprake van overwerk als u: (…) tijdens een bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen om te komen werken. Paragraaf 7.10 van de cao bepaalt dat eisers – die zijn ingedeeld in schaal 12 – geen recht hebben op een vergoeding voor overwerk:
Als u op verzoek van uw leidinggevende werkt buiten de werktijden van uw arbeidspatroon, en er sprake is van overwerk dan heeft u recht op een vergoeding voor overwerk als u maximaal salarisschaal 10 heeft.Het feit dat de RvdK van plan is om voor de planning van B&B-diensten een rooster te gebruiken, betekent niet dat de werkzaamheden die tijdens een oproep gedurende die diensten verricht moeten worden geen overwerk kunnen zijn. De cao bevat niet een dergelijke beperking.
6.21.
Uit het voorgaande volgt dat de cao een regeling bevat voor de vergoeding van B&B-diensten en het (over)werk dat verricht moet tijdens een oproep gedurende een B&B-dienst. Omdat de cao reeds een dergelijke regeling bevat, zullen de subsidiaire en meer subsidiaire vordering worden afgewezen. Het is namelijk niet gebleken dat de RvdK de vergoedingsregeling uit de cao mag aanvullen of daarvan mag afwijken in het voordeel van eisers. Dat is wel van belang, omdat de cao in paragraaf 1 bepaalt:
Uw werkgever mag niet aanvullen of afwijken van de afspraken in deze cao. Dit is alleen mogelijk als uitdrukkelijk in een cao-bepaling is opgenomen dat daarvan aanvullen of afwijken is toegestaan.
6.22.
Eisers hebben gesuggereerd dat de RvdK gebruik kan maken van een bijzondere beloningsbepaling uit de cao om eisers aanvullend financieel tegemoet te komen, maar zij hebben niet duidelijk gemaakt op welke bepaling zij doelen. Andere mogelijke variabele beloningen volgens de cao zijn (naast de overwerkvergoeding (paragraaf 7.10)): de toelage bezwarende omstandigheden (paragraaf 7.7), de toelage waarnemen hogere functie (paragraaf 7.8) en de toelage of éénmalige uitkering om andere reden (paragraaf 7.9). Van een bezwarende omstandigheid in de zin van de cao is echter in het geval van eisers geen sprake. Ook is geen sprake van het waarnemen van een hogere functie. Een toelage of eenmalige uitkering om andere reden is bedoeld voor werknemers die zich extra inzetten of bijzonder presteren, maar daarvan is in het geval van eisers eveneens geen sprake. Geen van deze variabele beloningen is daarmee van toepassing, althans daarvoor is door eisers onvoldoende aangevoerd.
In geschil I en II
Eisers hebben het gelijk niet aan hun zijde en moeten de proceskosten betalen
6.23.
De conclusie uit het voorgaande is dat eisers ongelijk hebben en hun vorderingen zullen worden afgewezen. Eisers moeten daarom moeten de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Er is geen grond om die kosten (volledig of grotendeels) ten laste van de RvdK te brengen. De proceskosten van de RvdK worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 2.712,00 (2 punten x tarief € 1.356,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 2.847,00
6.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

7.Beslissing

De kantonrechter:
7.1.
wijst de vorderingen van eisers af;
7.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 2.847,00, te betalen aan de RvdK binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als eisers niet tijdig aan die veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij ook de kosten van betekening betalen;
7.3.
veroordeelt eisers in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
7.4.
verklaart de veroordelingen van eisers uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2024.

Voetnoten

1.Eisers hebben bij e-mail(brief) van 21 mei 2024 productie 10 opnieuw ingediend, omdat RvdK niet over deze productie zou beschikken. De productie was gevoegd bij de dagvaarding die bij de rechtbank is ingekomen.
2.Dit is geregeld in artikel 6.1.2 lid 1 en lid 5 van de Jeugdwet. Lid 1 luidt:
3.Vgl. par. 6.1 van de cao: “