Op 26 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend, kreeg op 4 mei 2023 te horen dat deze aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Op 31 mei 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting zou worden uitgesteld totdat er op het bezwaar was beslist.
De minister heeft op 7 mei 2024 aan de rechtbank laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft vervolgens overwogen dat, gezien het feit dat de minister geen bezwaar had tegen de voorlopige voorziening en er geen andere beletselen waren, het verzoek toegewezen kon worden.
De voorzieningenrechter heeft de minister bovendien veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.