ECLI:NL:RBDHA:2024:11707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.27422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet met betrekking tot internationale bescherming

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, een Libische nationaliteit met een V-nummer, had beroep ingesteld tegen het besluit van 7 juli 2024, waarin de minister de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 behandeld, waarbij de eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde in Groningen aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van de eiser. De rechtbank heeft de gronden voor de maatregel van bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft de zware en lichte gronden die door de minister zijn aangevoerd, zoals het niet op de juiste wijze binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan het vaststellen van zijn identiteit, als voldoende gemotiveerd beschouwd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de overdracht van de eiser en dat er zicht is op overdracht na afloop van de rechtsmiddelentermijn. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Libische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), de minister,
(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Tevens is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
1.1.
De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de minister overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
2. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
Grondslag en gronden
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59a, eerste lid, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Er bestaat een concreet aanknopingspunt voor overdracht als bedoel in de Dublinverordening, nu is gebleken dat een ander land (Duitsland) verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
4.1.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3d, 3e, 4a, 4c en 4d, in samenhang gezien en gelet op de motivering in de maatregel, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en dat voldoende grond bestaat voor het standpunt van de minister dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft immers verklaard Nederland zonder documenten te zijn ingereisd en nooit grensoverschrijdingsdocumenten te hebben gehad (3a), eiser is meerdere keren met onbekende bestemming (MOB) vertrokken (3b), eiser heeft tot nu toe niet meegewerkt aan vaststelling van zijn identiteit (3d) en heeft verschillende identiteiten en nationaliteiten gebruikt bij verschillende aanvragen (3e). Voorts overweegt de rechtbank dat eiser zijn illegale verblijf niet heeft gemeld bij de korpschef of in het bezit is van een identificerend document, daardoor heeft hij niet voldaan aan de artikel 4.21 en 4.39 van het Vb (4a), dat eiser niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats (4c) of voldoende middelen van bestaan (4d) en dat het onttrekkingsrisico bij deze gronden voldoende is gemotiveerd.
Lichter middel
5. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat derhalve niet om overdracht van eiser te verzekeren. Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding heeft moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
6. Naar het oordeel van de rechtbank werkt de minister voldoende voortvarend aan de overdracht van eiser en bestaat er zicht op overdracht. Uit het dossier blijkt dat op dag twee van de inbewaringstelling, te weten 9 juli 2024, een claimakkoord van Duitsland is ontvangen, op 17 juli 2024 de beschikking op de asielaanvraag is genomen en op 18 juli 2024 een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de minister aangegeven dat de overdracht zal worden ingepland na afloop van de rechtsmiddelentermijn van de beschikking. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.