ECLI:NL:RBDHA:2024:11705
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Finland
In de zaak tussen verzoeker en de minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter op 25 juli 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de minister niet in behandeling genomen, omdat Finland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening op 1 augustus 2024 verstrijkt.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de behandeling van het beroep op 23 juli 2024 is vastgesteld dat de rechtbank niet binnen de uiterste overdrachtstermijn kan oordelen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond beoordeeld, mede gezien de medische stukken die zijn ingediend, waaruit blijkt dat de overdracht aan Finland mogelijk een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang in de gezondheidstoestand van verzoeker kan veroorzaken.
De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Finland totdat er een beslissing is genomen op het beroep met zaaknummer NL24.20069. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.