ECLI:NL:RBDHA:2024:117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
09/062849-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door het gooien van een champagnefles naar een agent tijdens de jaarwisseling

Op 1 januari 2023, tijdens de jaarwisseling, moest de Mobiele Eenheid (ME) uitrukken naar een buurt in Den Haag waar vreugdevuren voor onrust zorgden. De verdachte, die zich in de buurt bevond, gooide vanuit een verdekte positie met kracht een zware champagnefles tegen het hoofd van een ME-agent. Dit leidde tot een verwonding aan het gezicht van de agent, die blijvende schade opliep. De verdachte werd herkend door twee politieagenten op basis van camerabeelden en zijn eigen uitlatingen op sociale media. De rechtbank oordeelde dat het gooien van de fles met de intentie om letsel toe te brengen, zware mishandeling opleverde. De verdachte ontkende de daad, maar de rechtbank achtte de herkenningen en andere bewijsmiddelen voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, wat aanzienlijk lager was dan de 36 maanden die het Openbaar Ministerie had geëist, mede vanwege de LOVS-orientatiepunten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het gebeurde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/062849-23
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Post en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.R. Mantz naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te ’s-Gravenhage aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snee en/of een wond in het gezicht en/of een gebroken jukbeen, in ieder geval zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door (met kracht) (met) een (champagne)fles, in ieder geval een zwaar en/of glazen voorwerp, op/tegen het hoofd en/of gezicht, in ieder geval tegen het lichaam, van [slachtoffer] (kapot) te slaan en/of te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) (met) een (champagne)fles, in ieder geval een zwaar en/of glazen
voorwerp, op/tegen het hoofd en/of gezicht, in ieder geval tegen het lichaam, van [slachtoffer] (kapot) heeft geslagen en/of gegooid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – ingaan bij de bewijsoverwegingen.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 185).
1. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 1 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 12 en 13):
Op zondag 1 januari 2023, omstreeks 00:55 uur, bevond ik mij op [adres 2] te Den Haag in verband met een grootschalig optreden van de Mobiele Eenheid. Ik was werkzaam in de hoedanigheid van groepslid van de Mobiele Eenheid en was gekleed in opvallend ME uniform. Plotseling voelde ik dat ik een harde klap op mijn linker wang en jukbeen kreeg. Vervolgens zag en voelde ik dat er een wond was ontstaan die bloedde. Direct na de klap keek ik naar links en zag ik een champagnefles op een halve meter afstand wegrollen. De wond moest worden gehecht.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 178 en 179):
Op 25 mei 2023 werd er per email contact opgenomen met [slachtoffer] . Desgevraagd verklaarde hij ten aanzien van zijn letsel: Ik heb een fles champagne in mijn gezicht gekregen. Hierbij is mijn jukbeen gebroken en heb ik een flink litteken in mijn gezicht, welke de rest van mijn leven zichtbaar zal zijn.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Op 3 januari 2022 werden er twee e-mail videobestanden gedeeld met de politie.
Tijdsaanduiding 2023-01-01 te 00:55:59 uur
Ik zag dat er een man, rechts in beeld, onder de partytent stond, naast een stapel pallets. Ik zag dat die man met zijn hand een voorwerp vastpakte. Dit voorwerp leek mij een fles te zijn en deze stond op de eerder genoemde stapel pallets.
Tijdsaanduiding 2023-01-01 te 00:56:04 uur
Ik zag dat de man die in de partytent stond het voorwerp nog steeds in zijn linkerhand vasthield en naar de politieagent keek. Ik zag dat de man die in de partytent stond het voorwerp met zijn linkerhand omhoog bracht en dat hij zijn arm naar achteren bewoog.
Tijdsaanduiding 2023-01-01 te 00:56:05 uur
Ik zag dat de man, die in de partytent stond, zich met zijn rechterhand vasthield aan de paal van die partytent. Ik zag vervolgens hij met kracht voorwaartse werpbeweging maakte met zijn linkerarm en dat hij het voorwerp in de richting van de politieagent gooide.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 33 e.v.):
Wij deden onderzoek naar alle aangedragen camerabeelden rondom het incident van de zware mishandeling in [adres 2] te Den Haag.
Uit de bekeken beelden blijkt dat NN1 de verdachte betreft welke de fles tegen het hoofd van de ME'er heeft geworpen. Door de beelden met elkaar te vergelijken en de looplijnen van NN1 te analyseren vanuit verschillende hoeken zijn wij tot het volgende signalement gekomen voor verdachte NN1:
- Man
- Donkere gewatteerde jas, logo op de linkerschouder, capuchon en een rits met aan de boven en onderkant een zipper.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 44):
Aan bureau Scheveningen werd aandacht gevraagd, omdat de identiteit nog onbekend was. Tevens was er een foto beschikbaar. Zie foto 1.
Ik, verbalisant, herkende de verdachte direct als zijnde:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] -1958 te [geboorteplaats] .
Op woensdag 8 januari 2020 heb ik [verdachte] aangehouden in een inwerking zijnde hennepkwekerij. Ik heb [verdachte] later als verdachte gehoord. Ik heb na de getoonde foto direct de meest recente politiefoto van [verdachte] bekeken. Ik heb beide foto’s van [verdachte] bekeken en zag dat deze foto’s voor 100% overeenkwamen. Ik herkende [verdachte] aan zijn gelaatsvormen, ogen, neus en ingevallen mondhoeken.
6. De eigen waarneming van de rechtbank van de bij het onder 5. vermelde proces-verbaal gevoegde foto 1. De rechtbank neemt waar dat dit een screenshot betreft van de camerabeelden die zijn onderzocht in het onder 4. genoemde proces-verbaal en dat daarop NN1 te zien is.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 57):
Ik, verbalisant, herkende direct de man op de foto. In januari 2020 heb ik de man aangehouden op heterdaad in een kringloopwinkel, in deze winkel was een inwerking zijne hennepkwekerij aanwezig. Ik heb tijdens de aanhouding contact gehad met de verdachte en langer met hem gesproken. Ik herken de man als: [verdachte] . Vervolgens heb ik de foto vergeleken met de foto SKDB foto van [verdachte] . Ik zag dat hij voor 100% overeenkwam. Ik herkende hem aan de blik in zijn ogen, zijn hangende mondhoeken, zijn verdikte neus en zijn gelaat.
8. De eigen waarneming van de rechtbank van de bij het onder 7. vermelde proces-verbaal gevoegde foto. De rechtbank neemt waar dat dit een screenshot betreft van de camerabeelden die zijn onderzocht in het onder 4. genoemde proces-verbaal en dat daarop NN1 te zien is.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2023, voor zover inhoudende (p. 102 t/m 106):
Op maandag 17 april 2023 werd [verdachte] aangehouden in diens woning. Diens mobiele telefoon werd daarbij onder hem in beslag genomen.
In de onderzochte mobiele telefoon werd een WhatsApp gesprek aangetroffen dat had
plaatsgevonden tussen de gebruiker van de mobiele telefoon van de verdachte en een
contactpersoon [naam 1] . De verdachte verstuurde op 1 januari 2023 te 12:21 uur een foto aan contactpersoon [naam 1] . In het bericht werd als bijschrift het volgende geschreven: "Ik vond mijn drankje te lekker om voor ze weg te lopen". In het midden van de foto, een schermafbeelding van camerabeelden van Regio15, is een man te zien die voor een politielinie staat en die kennelijk een drankje in zijn handen heeft. Deze man werd door het onderzoeksteam reeds geïdentificeerd als de [verdachte] .
De verdachte verstuurde op 1 januari 2023 te 12:23 uur een foto aan contactpersonen [naam 2] en [naam 3] . In de berichten werd als bijschrift het volgende geschreven: "Weglopen droegen we nooit". Op de foto, een schermafbeelding van camerabeelden van Regio15, is een man te zien die voor een politielinie staat en die kennelijk een drankje in zijn handen heeft. Deze man werd door het onderzoeksteam reeds geïdentificeerd als de [verdachte] .
10. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 18 april 2023, voor zover inhoudende (p. 89 en 90):
Ik wil jou als getuige horen met betrekking tot [verdachte] . Hij werd onlangs aangehouden door de politie.
A: Ik ken [verdachte] al 15 jaar of zo.
V: Heb jij enig idee waar hij voor aangehouden is?
A: Ja ik denk dat het gaat om die beelden van TV West.
V: Wat voor beelden bedoel je dan?
A: Die van Omroep West. lets met een fles, er werd iets gegooid. Met oud en nieuw.
V: Ik laat je nu een foto zien. Is dat [verdachte] ?
A: Moet ik dat zeggen? Ik wil er geen problemen mee hebben. Maar u ziet zelf ook dat hij het is.
11. De eigen waarneming van de rechtbank van de bij het onder 10. vermelde proces-verbaal gevoegde foto. De rechtbank neemt waar dat dit een screenshot betreft van de camerabeelden die zijn onderzocht in het onder 4. genoemde proces-verbaal en dat daarop NN1 te zien is.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2023, voor zover inhoudende (p. 132 t/m 134):
Op maandag 17 april 2023 werd [verdachte] buiten heterdaad aangehouden in diens woning. Bij de insluitingsfouillering werd er bij de verdachte een jas aangetroffen. Ik bekeek de beelden van de politie bodycam en vergeleek deze met de beelden van de jas die bij de insluitingsfouillering van de verdachte werd aangetroffen en gefotografeerd. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van de jas; het ronde logo op de bovenzijde van de linker mouw, de dubbele rits schuiver aan de voorzijde, en het horizontale gewatteerde motief overeenkwamen op beide beelden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen kan ten eerste worden vastgesteld dat aangever [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) een champagnefles tegen het hoofd aangegooid heeft gekregen en dat hij daardoor letsel heeft opgelopen.
Is verdachte de dader?
De verdachte heeft ontkend de persoon te zijn die de politie op de camerabeelden heeft aangemerkt als degene die de champagnefles heeft gegooid (NN1). De vraag die dus als eerste aan de rechtbank voorligt is of de verdachte degene is geweest die de champagnefles heeft gegooid. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Van de in de bewijsmiddelen beschreven camerabeelden zijn screenshots gemaakt waarop de verdachte door twee verbalisanten is herkend.
De rechtbank stelt voorop dat voorzichtig moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Bij de beoordeling van dit bewijs is van doorslaggevend belang of de herkenningen voldoende overtuigend zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van de dader op de beelden van groot belang. Verder is van belang in welke hoedanigheid en frequentie waarnemer en dader elkaar eerder hebben getroffen, en of herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewegende beelden en de daarvan afkomstige screenshots van de persoon die volgens de politie met de champagnefles heeft gegooid in het dossier van voldoende kwaliteit om iemand op te kunnen herkennen. Op de screenshots die zijn gebruikt bij de herkenningen is de persoon vanaf de voorkant en met zijn hele gezicht in beeld te zien.
De verbalisanten die de verdachte hebben herkend zijn beiden eerder met hem in contact geweest. Zij hebben allebei verklaard dat zij in verband met een eerdere aanhouding van de verdachte langere tijd met hem hebben gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kennen de verbalisanten die de herkenning hebben gedaan de verdachte goed genoeg om een betrouwbare herkenning te kunnen doen. De verbalisanten hebben bovendien omschreven dat zij de verdachte met name hebben herkend aan zijn mondhoeken, ogen en neus. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit voldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken om een herkenning op te kunnen baseren.
De rechtbank acht de herkenningen op grond van het voorgaande betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs.
De herkenningen van de verdachte door de twee verbalisanten worden bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo heeft [getuige] , die de verdachte al 15 jaar lang kent, de verdachte herkend op een screenshot van voormelde camerabeelden.
Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte zichzelf herkend heeft op de beelden. De verdachte heeft immers op dezelfde dag dat het feit is gepleegd een foto met daarop een man die door de politie als de dader wordt aangemerkt, aan drie verschillende contactpersonen gestuurd. Daarbij heeft de verdachte als onderschriften gestuurd “ik vond mijn drankje te lekker om voor ze weg te lopen” en “weglopen droegen we nooit”.
Dat de verdachte die foto zelf zou hebben gemaakt – zoals hij ter zitting heeft verklaard – zodat hij niet de man op de foto kan zijn, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Op grond van het proces-verbaal van bevindingen is het overduidelijk dat de foto die de verdachte heeft gebruikt exact dezelfde foto is als de foto die Regio15 in een nieuwsbericht heeft gebruikt. De rechtbank leidt uit deze berichten af dat de verdachte zichzelf aan drie contactpersonen als de dader heeft geïdentificeerd.
De rechtbank wordt nog gesterkt in de overtuiging dat de verdachte de persoon op de camerabeelden is door het volgende. De jas die bij de aanhouding van de verdachte is aangetroffen komt overeen met de jas die de dader op de beelden draagt. Ter zitting heeft de verdachte een vergelijkbare jas meegenomen en aangetrokken, maar dan zonder capuchon. Volgens de verdachte is dat de jas die hij die betreffende avond aan had. Om die reden kan volgens hem niet worden vastgesteld dat hij dezelfde jas heeft als de dader op de beelden. De rechtbank stelt echter vast dat uit de foto’s bij het proces-verbaal van de aanhouding van de verdachte duidelijk volgt dat de jas die de verdachte op dat moment aan had wel degelijk een capuchon had. Om die reden concludeert de rechtbank dat de verdachte door middel van het tonen van een
andere jasde rechtbank op het verkeerde been heeft willen zetten.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de champagnefles naar [slachtoffer] heeft gegooid.
Opzet
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte met zijn handelen [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Op grond van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank komt daarom toe aan de vraag of de verdachte opzet heeft gehad in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo'n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft op korte afstand een champagnefles met kracht bovenhands in een rechte lijn in de richting van het hoofd van [slachtoffer] gegooid. Een champagnefles is zwaar en van glas. Door zo’n fles op korte afstand met kracht richting het hoofd van een ander te gooien, is de kans aanmerkelijk dat die ander hard door de fles wordt geraakt. Het hoofd en het gezicht zijn kwetsbare delen van het menselijk lichaam. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de kans dat [slachtoffer] door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aanmerkelijk. De verdachte moet die aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Uit de camerabeelden blijkt duidelijk dat er meerdere seconden zitten tussen het moment waarop de verdachte de champagnefles vastpakt, hij de fles naar achteren zwaait en het moment dat hij die fles daadwerkelijk gooit. Het vastpakken, maar niet direct gooien van de fles, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kennelijk om het juiste moment af te wachten om de champagnefles in de richting van [slachtoffer] te gooien. Door zo te handelen kan het niet anders dan dat het handelen van de gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier blijken geen contra-indicaties voor dat oordeel.
Zwaar lichamelijk letsel
Als laatste dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Op grond van de verklaring van [slachtoffer] van 25 mei 2023 stelt de rechtbank vast dat de wond die door de champagnefles is veroorzaakt moest worden gehecht, met een permanent zichtbaar litteken op de wang van [slachtoffer] als gevolg. Gelet op de opvallende plek daarvan, is het permanente litteken dermate ontsierend dat de rechtbank bewezen acht dat als gevolg van het handelen van de verdachte bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 1 januari 2023 te ’s-Gravenhage aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond in het gezicht, heeft toegebracht door met kracht een champagnefles tegen het gezicht van [slachtoffer] te gooien.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij een veroordeling rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en dat aan de verdachte geen gevangenisstraf maar een taakstraf dient te worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft met kracht een champagnefles tegen het hoofd van een agent van de Mobiele Eenheid gegooid. Die Mobiele Eenheid moest tijdens Oud en Nieuw uitrukken, omdat de buurt waar de verdachte zich op dat moment bevond door vreugdevuren tot een waar slagveld was verworden. Ondanks die hevige situatie is de verdachte eerst demonstratief tegenover de agenten gaan staan. Vervolgens heeft hij vanuit een verdekte positie ten opzichte van [slachtoffer] en daarvoor voor [slachtoffer] volstrekt onverwachts, met kracht een zware champagnefles tegen het hoofd van [slachtoffer] gegooid. Daardoor heeft de verdachte hem niet alleen in de uitoefening van zijn functie als politieagent zwaar mishandeld, maar ook het gezag van de politie in het algemeen ondermijnd. Juist tijdens Oud en Nieuw is er veel sprake van overlast en geweld tegen hulpverleners, met onveilige gevoelens in de maatschappij als gevolg. Door zijn handelingen heeft de verdachte aan het normaliseren daarvan bijgedragen. Dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De ernst van het door de verdachte gepleegde feit blijkt voorts in het bijzonder uit de enorme impact die dat op [slachtoffer] heeft gehad. Uit zijn invoelende slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] veel last heeft van zowel de verkleving als de zichtbaarheid van het ontstane litteken. Daardoor wordt hij nog dagelijks aan het zinloze geweld tegen hem herinnerd. Bovendien ervaart [slachtoffer] veel angst dat hij nogmaals op de zwakke plek van het litteken zal worden geraakt. Die angst is zelfs zodanig dat [slachtoffer] , ondanks een tienjarig dienstverband en een recent behaalde opleiding, heeft besloten om te stoppen met zijn werkzaamheden als politieagent. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 november 2023. Daaruit blijken geen veroordelingen voor relevante feiten in de afgelopen vijf jaar.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft niet willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsadvies. Verder heeft de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Ook uit de afgeluisterde tapgesprekken van de verdachte en de door hem verstuurde chatberichten blijkt dat hij geen enkele vorm van berouw toont. Sterker nog, die berichten wekken het vermoeden dat de verdachte pocht met de door hem verrichte daad. In de door de verdediging genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om tot strafvermindering over te gaan.
Gevangenisstraf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten gaan voor zware mishandeling met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. De rechtbank stelt het met kracht gooien van een zware glazen champagnefles in dit geval gelijk met het gooien met een wapen. Als het feit is begaan tegen een agent in functie, zoals hier het geval is, dan kan dat uitgangspunt met 33% tot 100% worden verhoogd. Ook heeft de rechtbank gekeken wat in vergelijkbare zaken is opgelegd.
In dit geval acht de rechtbank strafverzwarend dat de verdachte zinloos geweld tegen een agent heeft uitgevoerd. Daarbij weegt ook strafverzwarend mee dat de verdachte dat tijdens Oud en Nieuw heeft gedaan, een feestdag waarop agenten nog meer dan anders voor de veiligheid van de samenleving moeten zorgdragen. Om die reden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. Daarmee is de door de rechtbank op te leggen straf, op de eerder overwogen gronden, aanzienlijk lager dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 36 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.399,78, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 890,78 en € 309,00 aan materiële schade en € 4.200,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3.5 bewezen verklaarde feit. De rechtbank gaat hierna op de afzonderlijke schadeposten in.
Materiële schade
De vordering met betrekking tot de posten ‘Crème voor litteken’ en ‘Eigen risico 2023’, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De vordering met betrekking tot deze posten, bij elkaar ter hoogte van € 430,78, zal de rechtbank toewijzen. Met betrekking tot de post ‘Eigen risico 2024’ heeft de benadeelde partij de vordering tot een bedrag van € 250,00 voldoende onderbouwd. Voor het resterende gedeelte van die post, ter hoogte van € 135,00, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de post ‘Reiskosten’ maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek), omdat de omvang van deze post niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. De benadeelde partij heeft voor deze post een bedrag van € 75,00 gevorderd en daarvoor gesteld dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken voor zijn reizen naar de huidtherapeut, het ziekenhuis en de rechtbank. Dat de benadeelde partij die afspraken heeft gehad volgt voldoende uit het dossier en is ook niet door de verdediging betwist. De rechtbank acht dit gedeelte van de vordering dan ook toewijsbaar en stelt de schade vast op € 75,00.
De vordering met betrekking tot de post ‘Huishoudelijke hulp’ is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot deze post van € 309,00 dan ook toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 3.5 bewezen verklaarde feit. Namens de benadeelde partij zijn ter toelichting op zijn vordering van
€ 4.200,00 een drietal andere rechtszaken genoemd. Naar oordeel van de rechtbank zijn deze niet (geheel) vergelijkbaar. De rechtbank acht de vordering in vergelijking met andere zaken te hoog en zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.000,00. Naar oordeel van de rechtbank is dit de schade die het slachtoffer heeft geleden naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit. Om die reden zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
Totaal
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.814,78, bestaande uit € 505,78 en € 309,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen. Met betrekking tot de post ‘Crème voor litteken’ van € 45,78 wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van 16 januari 2023, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt. Met betrekking tot de post ‘Eigen risico 2023’ van € 385,00 wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van 20 mei 2023, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt. Met betrekking tot de post ‘Eigen risico 2024’ van € 250,00 wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van de datum waarop die kosten zullen worden gemaakt.
Met betrekking tot de post ‘Huishoudelijke hulp’ van € 309,00 wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van 13 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Met betrekking tot de immateriële schade van € 3.000,00 wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van het gepleegde feit, te weten 1 januari 2023.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3.5 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.814,78, vermeerderd met de wettelijke rente daarover per post vanaf de dagen conform de voorgaande vaststellingen van de rechtbank tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12(
twaalf)
maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 3.814,78 aan materiële en immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een gedeelte van € 45,78 vanaf 16 januari 2023, over een gedeelte van € 385,00 vanaf 20 mei 2023, over een gedeelte van
€ 250,00 vanaf de dag dat deze kosten gemaakt zijn, over een gedeelte van € 309,00 vanaf 13 februari 2023 en over een gedeelte van € 3.000,00 vanaf 1 januari 2023, tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor de overige materiële schadeposten niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.814,78 vermeerderd met de wettelijke rente over een gedeelte van € 45,78 vanaf 16 januari 2023, over een gedeelte van € 385,00 vanaf 20 mei 2023, over een gedeelte van € 250,00 vanaf de dag dat deze kosten gemaakt zijn, over een gedeelte van € 309,00 vanaf 13 februari 2023 en over een gedeelte van € 3.000,00 vanaf 1 januari 2023, tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 48 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H.J. Doornink, voorzitter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
mr. J. Holleman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 januari 2024.