ECLI:NL:RBDHA:2024:11695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.7700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiser wegens onvoldoende bewijs van vervolging en gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Azerbeidzjaanse nationaliteit, heeft op 7 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt dat hij sinds 2007/2008 in conflict is met zijn buren en dat hij in Azerbeidzjan wordt gezocht vanwege het ontlopen van militaire dienst. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank oordeelt dat de door eiser aangevoerde redenen, waaronder het conflict met zijn buren en de vrees voor arrestatie, niet voldoende zijn om een verblijfsvergunning asiel te verlenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de zienswijze van eiser. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn echtgenote rechtmatig verblijf heeft in Nederland, waardoor er geen sprake is van een beschermingswaardig gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de herhaling van eerdere stellingen door eiser niet leidt tot een ander oordeel, aangezien verweerder al voldoende gemotiveerd heeft aangegeven dat er geen risico is op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Azerbeidzjan.

De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7700

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder was ter zitting aanwezig [naam 1] (echtgenote). Als tolk is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1996 en de Azerbeidzjaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 7 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij sinds 2007/ 2008 een conflict heeft met zijn buren, waarna hij op 2017 Azerbeidzjan heeft verlaten. Verder wordt eiser door de autoriteiten van Azerbeidzjan gezocht, omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep tot militaire dienst.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Het gestelde conflict met zijn buren en eisers vrees om bij terugkeer opgepakt te worden vanwege het ontlopen van de militaire dienstplicht wordt ook geloofwaardig geacht. Dit kan echter niet leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan een reëel risico loopt op ernstige schade. Tot slot komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier. Niet is gebleken dat zijn echtgenote rechtmatig verblijf heeft in Nederland, zodat geen sprake is van een beschermingswaardig gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [2]
3. Eiser verzoekt al hetgeen door of namens hem is aangevoerd als in beroep herhaald en ingelast te beschouwen. Hij voert aan dat hij informatie in het geding heeft gebracht over de dienstplicht, de bestraffing van een dienstweigering, het afkopen van de dienstplicht met smeergeld en andere informatie over gewetensbezwaarden. Ook heeft hij informatie overgelegd over de situatie in Nagorno-Karabach. Verder heeft hij reeds aangegeven dat hij een echtgenote heeft waarmee hij naar Nederlands recht is gehuwd in Nijmegen. Zij heeft voor onbepaalde tijd verblijfsrecht in Duitsland waar zij ook woont en een eigen bedrijf heeft.
4. De rechtbank stelt vast dat wat eiser in de gronden van beroep naar voren brengt voornamelijk een herhaling is van wat in de zienswijze is gesteld. Verweerder is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. Hierin heeft verweerder gemotiveerd dat niet is gebleken dat eiser bij terugkeer naar Azerbeidzjan in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en dat ook geen sprake is van een 15c-situatie in die regio. Verder heeft verweerder gemotiveerd aangegeven dat er geen reden is om aan te nemen dat sprake is van een gezinsleven in Nederland en sprake zal zijn van een schending van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt het herhalen van eerdere stellingen, zonder daarbij duidelijk te maken op welke onderdelen verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, niet kan leiden tot het slagen van het beroep.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.