ECLI:NL:RBDHA:2024:11691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Eurodac-registratie. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen tegenbewijs is geleverd tegen de registratie in Eurodac, en dat Duitsland met het claimakkoord zijn verantwoordelijkheid heeft bevestigd. Eiser heeft weliswaar medische problemen aangevoerd, maar deze zijn niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de overdracht aan Duitsland een reëel risico voor de gezondheid van eiser met zich meebrengt. Bovendien is niet aangetoond dat eiser in Duitsland geen toegang heeft tot medische zorg.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26421
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. Bij besluit van 26 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.2
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Vaste rechtspraak is dat verweerder, behoudens tegenbewijs, mag uitgaan van de gegevens die in Eurodac geregistreerd staan. Er is geen tegenbewijs geleverd; verweerder is dus terecht uitgegaan van de registratie in Eurodac. Bovendien heeft Duitsland met het claimakkoord de verantwoordelijkheid bevestigd.
3. Eiser stelt dat hij medische problemen heeft, maar hij heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Voor zover er wel sprake is van medische omstandigheden heeft eiser onvoldoende onderbouwd dat de voorgenomen overdracht aan Duitsland op zichzelf al een reëel en bewezen risico vormt op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. Dat eiser niet kan reizen, zoals hij stelt, heeft hij niet onderbouwd. Bovendien speelt dit geen rol in het kader van een Dublinprocedure.
4. Verder is niet gebleken dat eiser in Duitsland geen medische zorg kan krijgen. Daarbij zijn geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiser. Niet is gebleken dat eiser een medische behandeling nodig heeft die hij alleen in Nederland kan krijgen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de noodzakelijke medische zorg voor eiser beschikbaar is in Duitsland. Op grond van artikel 32 van de Dublinverordening worden door verweerder waar nodig relevante medische gegevens aan Duitsland doorgegeven voor overdracht. Daarmee worden de belangen van eiser voldoende gewaarborgd.
5. Het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening [1] , omdat Duitsland eiser geen bescherming zou kunnen bieden en omdat hij hier familie zou hebben, wordt als niet onderbouwd afgedaan.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en het proces-verbaal daarvan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening nr. (EU) 604/2013.