Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de beëindiging van tijdelijke bescherming voor een derdelander uit Oekraïne. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van eiser eindigde. Eiser had het beroep echter pas op 11 april 2024 ingediend, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van vier weken was. De rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroep zonder zitting worden afgehandeld als er sprake is van een kennelijke uitkomst. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet tijdig had gereageerd op het besluit van de minister. De rechtbank benadrukte dat de inhoud van het bestreden besluit voldoende duidelijk was en dat eiser geen bewijs had geleverd dat zijn tijdelijke bescherming niet eindigde. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.