14.1.Dit betoog volgt de rechtbank niet. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapportage van 25 mei 2022 opgemerkt dat in de FML van 10 maart 2021 alleen een beperking is opgenomen voor punt 4.6.1 (schroefbewegingen). In de functie productiemedewerker industrie is punt 4.6 schroefbewegingen niet kenmerkend. Ook is hoog handelingstempo niet kenmerkend. Verder is het aan de werknemer of hij het nodig acht om met een pincet te werken. De grootte van de handen kan een rol spelen, maar het moet mogelijk zijn om met kleine componenten te werken nu er geen beperking is opgenomen voor punt 4.3.7 (fijn motorisch hand/vingergebruik). In de FML is verder geen beperking aangenomen voor punt 4.5 (tastzin). Het gevoel in de vingers voor het oppakken van componenten is dan ook aanwezig. Tot slot is punt 1.8.4 (werken met deadlines en productiepieken) niet kenmerkend in deze functie. De arbeidsdeskundige b&b vindt dat een te zware belasting door de combinatie van de door eiser genoemde factoren niet aan de orde is. De rechtbank is van oordeel dat hiermee inzichtelijk en afdoende is gemotiveerd dat eiser in staat moet worden geacht om de functie productiemedewerker industrie te verrichten.
15. Verweerder is er terecht van uitgegaan dat eiser met de geselecteerde functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiser per 27 november 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
16. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Omdat het gebrek door verweerder is hersteld en verweerder het bestreden besluit alsnog van een toereikende motivering heeft voorzien, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
18. De rechtbank zal verweerder verder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus), met een waarde per punt van € 875,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.187,50,-.
Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
19. Eiser heeft in beroep verzocht om immateriële schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van een zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de gehele rechtsgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van betrokkene, zoals ook uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar voren komt.