ECLI:NL:RBDHA:2024:11644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/09/668766 / JE RK 24-1213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met afwijzing verzoek benoeming bijzondere curator

Op 15 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland tot haar meerderjarigheid in 2025. Tevens is er een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De Raad heeft deze maatregelen aangevraagd vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die sinds februari 2024 niet meer bij haar moeder en stiefvader woont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig verstoorde relatie is tussen [minderjarige] en haar moeder en stiefvader, en dat [minderjarige] niet in staat is om gezag te accepteren. De Raad heeft verzocht om een tijdelijke uithuisplaatsing bij Horizon, waar [minderjarige] de nodige begeleiding kan krijgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2024 waren de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder en de gecertificeerde instelling gehoord, maar heeft het verzoek om benoeming van een bijzondere curator afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat er geen sprake is van een belangenstrijd die een bijzondere curator rechtvaardigt, en dat de jeugdbeschermer primair de belangen van [minderjarige] zal behartigen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks mogelijke rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/668766 / JE RK 24-1213
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. W.G. Nieman te [plaatsnaam 2] ,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De stiefvader en de vader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de stiefvader en de vader wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter - met goedvinden van [minderjarige] - samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft bij haar vriend en zijn stiefvader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedatum] 2025. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot haar meerderjarigheid. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Er is sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen [minderjarige] , de moeder en de stiefvader. Daarnaast zijn er zorgen over het zelfbepalende en agressieve gedrag van [minderjarige] . [minderjarige] laat zich niet aansturen en accepteert geen gezag. Aangezien de thuissituatie niet langer houdbaar was, woont [minderjarige] sinds februari 2024 niet meer bij de moeder en de stiefvader. [minderjarige] heeft eerst een paar dagen bij de vader verbleven, met wie zij pas recent weer contact had. Vervolgens is zij op een crisisplek van JKL geplaatst. Meteen is gezocht naar een vervolgplek en die is inmiddels gevonden bij Horizon in [plaatsnaam 1] . Om de tijd tot de plaatsing daar te overbruggen is afgesproken dat [minderjarige] bij haar vriend mocht verblijven. Met [minderjarige] is duidelijk besproken dat het ging om een tijdelijke plaatsing. De Raad vindt het namelijk zorgelijk dat de gedragsproblemen toegenomen lijken te zijn sinds [minderjarige] in november 2023 een relatie met haar vriend kreeg. Ook door school wordt die gedragsverandering gezien, zo is zij afgelopen maart nog twee dagen geschorst wegens een vechtpartij. Inmiddels is er een plek bij Horizon beschikbaar en [minderjarige] dient daar zo snel mogelijk geplaatst te worden, zodat zij de (professionele) begeleiding en kaders krijgt die zij nodig heeft. Daarbij is het van belang dat [minderjarige] meer zelfstandig wordt. De Raad meent dat er nu geen plaats is voor de benoeming van een bijzondere curator. De gecertificeerde instelling heeft laten zien voortvarend te werk te gaan met de plaatsing van [minderjarige] en de Raad heeft dan ook geen twijfels dat de gecertificeerde instelling zich volledig in zal zetten om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] af te wenden.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat er helaas nog geen vaste jeugdbeschermer voor [minderjarige] beschikbaar is. De preventief jeugdbeschermer is echter wel nauw betrokken bij het gezin en heeft gezocht naar een passende plek voor [minderjarige] . Er is per direct een plek voor haar beschikbaar bij Horizon in [plaatsnaam 1] . Het is belangrijk dat [minderjarige] daar wordt geplaatst en de ondersteuning en begeleiding krijgt die zij nodig heeft, zodat zij kan werken aan het vergroten van haar zelfstandigheid. De plaatsing van [minderjarige] bij haar vriend was enkel bedoeld als tijdelijke plek, ter overbrugging naar de plaatsing bij Horizon. De gecertificeerde instelling vindt het onwenselijk als [minderjarige] bij haar vriend blijft wonen, omdat zij dan volledig afhankelijk van hem zal zijn en blijven. Het is mede gelet op haar naderende meerderjarigheid juist van belang dat zij leert op haar eigen benen te staan. De gecertificeerde instelling is wel bereid mee te werken aan een overplaatsing naar [plaatsnaam 2] , zodat [minderjarige] in haar vertrouwde omgeving kan wonen. De gecertificeerde instelling denkt verder dat [minderjarige] gebaat is bij individuele behandeling. Het is wel belangrijk dat zij daar zelf gemotiveerd voor is. Mogelijk kan de inzet van een coach daar helpend bij zijn.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder maakt zich grote zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige] . In de thuissituatie vertoonde [minderjarige] zelfbepalend en dominant gedrag, waardoor de veiligheid van de andere gezinsleden niet meer gewaarborgd kon worden. De moeder herkent haar eigen dochter niet meer en weet niet meer wat zij kan doen om de zorgen weg te nemen. Zij ziet de plaatsing bij Horizon als laatste redmiddel en hoopt dat [minderjarige] daar de begeleiding en sturing krijgt die zij nodig heeft. Aangezien [minderjarige] over niet al te lange tijd meerderjarig wordt en er sprake is van forse wachtlijsten voor hulpverlening, verzoekt de advocaat om drs. A. van Teijlingen te benoemen tot bijzondere curator van [minderjarige] . De bijzondere curator kan sneller aan de slag dan de jeugdbescherming en kan op een informele manier met [minderjarige] praten en haar motiveren voor diagnostiek en behandeling. A. van Teijlingen is vanaf medio september 2024 beschikbaar en is bereid deze taak op zich te nemen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . De zorgen zijn met name gelegen in het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] , haar emotieregulatieproblematiek en de verstoorde relatie met de moeder en stiefvader. Zij verblijft sinds februari 2024 niet meer thuis toen het na aanhoudende spanningen en conflicten niet meer veilig was voor [minderjarige] en de andere gezinsleden. De afgelopen periode is met voortvarendheid gezocht naar een passende woonplek voor [minderjarige] . In de tussentijd mocht zij bij haar vriend in [plaatsnaam 2] verblijven. Er is inmiddels een plek voor haar beschikbaar bij Horizon in [plaatsnaam 1] . De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat zij hier geplaatst wordt. Bij Horizon krijgt [minderjarige] professionele begeleiding, zodat zij ondersteund wordt en zich kan klaarstomen voor een zelfstandig leven. De kinderrechter begrijpt de wens van [minderjarige] om bij haar vriend te blijven wonen, maar de kinderrechter acht dit niet in haar belang. De relatie tussen [minderjarige] en haar vriend is nog pril en het is belangrijk dat zij onafhankelijk van hem tot ontwikkeling komt. De komende tijd moet onderzocht worden waar het gedrag van [minderjarige] vandaan komt en wat er nodig is om de zorgen te verminderen. Daarnaast is het noodzakelijk dat er wordt ingezet op contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] en dient onderzocht te worden welke rol de vader kan spelen in het leven van [minderjarige] . Gelet op de forse zorgen die er zijn en de korte tijd die er is tot de meerderjarigheid van [minderjarige] , zal de kinderrechter het verzoek toewijzen als verzocht.
5.3.
De moeder heeft, bij monde van haar advocaat, verzocht om benoeming van een bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW. Ingevolge artikel 1:250 BW kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als - in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige - de belangen van (een van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De kinderrechter moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en zal daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. De moeder heeft aangevoerd dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is nu de meerderjarigheid van [minderjarige] nadert en hulpverlening snel geboden moet worden. De moeder vreest daarbij dat [minderjarige] geen motivatie heeft voor diagnostiek en behandeling terwijl dit wel in haar belang wordt geacht. De voorgestelde bijzondere curator wordt in staat geacht [minderjarige] op een informele manier te motiveren voor behandeling.
5.4.
De kinderrechter volgt het standpunt van de moeder niet. Daartoe overweegt de kinderrechter dat van een belangenstrijd als bedoeld in artikel 1:250 BW geen sprake is. Hoewel de kinderrechter begrijpt dat de moeder zorgen heeft over de naderende meerderjarigheid van [minderjarige] en de mogelijkheden die er binnen het civiele jeugdbeschermingsrecht nog zijn om te zorgen af te wenden, is een verzoek tot de benoeming van een bijzondere curator op dit moment prematuur. De moeder heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat [minderjarige] geen motivatie heeft voor hulpverlening. Daarbij komt dat er in de rechtspraak terughoudend wordt omgegaan met de benoeming van een bijzondere curator zolang er een ondertoezichtstelling loopt. Een jeugdbeschermer handelt immers primair in het belang van de minderjarige. Wanneer in een dergelijke situatie om benoeming van een bijzonder curator wordt verzocht, worden aan de feitelijke onderbouwing daarvan hoge eisen gesteld. De kinderrechter is van oordeel dat het voorliggende verzoek, gelet op voorgaande overwegingen, daaraan niet voldoet. [minderjarige] is eerst vanaf heden onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling. Er zal een jeugdbeschermer bij haar betrokken worden die primair haar belangen behartigt. De kinderrechter vertrouwt erop dat de gecertificeerde instelling gelet op de korte tijd die er resteert tot de meerderjarigheid van [minderjarige] voortvarend te werk zal gaan met het inzetten van (individuele) hulpverlening, zoals de gecertificeerde instelling dat ook in preventief kader heeft gedaan bij het zoeken naar een passende woonplek voor [minderjarige] . Het verzoek van de moeder tot het benoemen van een bijzondere curator zal om bovengenoemde redenen worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 15 juli 2024 tot [geboortedatum] 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 15 juli 2024 tot [geboortedatum] 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 17 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.