ECLI:NL:RBDHA:2024:11639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/09/668023 / JE RK 24-1111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het weekendpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in een weekendpleeggezin. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, had verzocht om deze machtiging te formaliseren, omdat de kinderen al regelmatig bij het weekendpleeggezin verbleven. De moeder van de kinderen steunde het verzoek, terwijl de vader niet aanwezig was tijdens de zitting.

De kinderrechter heeft de procedure en de feiten zorgvuldig overwogen. De kinderen verblijven slechts één keer in de drie weken bij het weekendpleeggezin, wat volgens de kinderrechter niet voldoende is om te concluderen dat er een machtiging tot uithuisplaatsing nodig is. De kinderrechter oordeelde dat de zorg en opvoeding van de kinderen niet in belangrijke mate aan de pleegouders wordt overgedragen, en dat de plaatsing vooral bedoeld is om de moeder te ontlasten. Bovendien is er een intentie om naar een vrijwillig kader toe te werken, wat ook een rol speelde in de beslissing.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, met de overweging dat de huidige situatie geen juridische basis biedt voor een dergelijke machtiging. De beslissing is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak hun beroep kunnen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/668023 / JE RK 24-1111
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , Bulgarije,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2021 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.3.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 mei 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 20 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De kinderen verblijven nu al geruime tijd een keer in de drie weken bij een weekendpleeggezin. Bij het weekendpleeggezin krijgen de kinderen meer stimulans in de Nederlandse taal en tevens wordt de moeder deze weekenden ontlast. Aangezien de kinderen onder toezicht gesteld zijn en gedeeltelijk niet bij de moeder verblijven, verzoekt de gecertificeerde instelling de plaatsing bij het weekendpleeggezin te formaliseren. De moeder staat achter de plaatsing. Zij ziet dat de kinderen het naar hun zin hebben bij het weekendpleeggezin en de moeder vindt het fijn in die weekenden wat tijd voor zichzelf te hebben. De gecertificeerde instelling heeft verder naar voren gebracht dat het goed gaat met de kinderen. Er is hulpverlening ingezet voor de taalontwikkeling van de kinderen. [minderjarige 1] gaat naar het speciaal onderwijs en gaat ook naar de naschoolse opvang. [minderjarige 2] gaat naar een kinderdagverblijf. De moeder ontvangt praktische ondersteuning vanuit het Leger des Heils en opvoedondersteuning vanuit Middin. De moeder werkt mee aan de inzet van de hulpverlening. Het is noodzakelijk dat de moeder ondersteund blijft worden, nu zij het door haar eigen problematiek lastig vindt om alles te overzien en voldoende voorspelbaar te zijn. De gecertificeerde instelling wil de komende periode inzetten op een overdracht naar het vrijwillig kader. Daartoe is het wel noodzakelijk dat de moeder de afspraken blijft nakomen. Verder is het belangrijk dat er de komende tijd meer zicht komt op de rol van de vader in het leven van de kinderen. Hij is een tijd uit beeld geweest, maar schijnt nu wel af en toe contact te hebben met de kinderen.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet aan de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan.
4.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht om de plaatsing van de kinderen in het weekendpleeggezin te formaliseren. De kinderrechter oordeelt dat in de onderhavige situatie geen machtiging uithuisplaatsing is vereist voor het verblijf van de kinderen in het weekendpleeggezin. De kinderen verblijven namelijk slechts een keer in de drie weken een weekend bij het pleeggezin. Er is daarmee geen sprake van een situatie waarbij de zeggenschap over de verzorging en de opvoeding van de kinderen gedeeltelijk wordt overgeheveld naar de pleegouders. De plaatsing is met name bedoeld ter ontlasting van de moeder. De moeder stemt ook in met de plaatsing bij het weekendpleeggezin. Verder vindt de kinderrechter het nog belangrijk dat het de bedoeling is om toe te werken naar het vrijwillig kader, waarbij de plaatsing bij het weekendpleeggezin ook door zou lopen. Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 16 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.