ECLI:NL:RBDHA:2024:11613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
09-021928-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging en bedreiging van een docente aan de Universiteit Leiden

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man die werd beschuldigd van belaging en bedreiging van een docente van de Universiteit Leiden. De verdachte had van eind oktober 2023 tot halverwege januari 2024 bijna dagelijks e-mails gestuurd naar de docente, met in totaal ongeveer 170 berichten, waarvan drie bedreigend van aard waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging en bedreiging, waarbij hij de grenzen van het toelaatbare ver overschreed. De docente had eerder de verdachte gewaarschuwd dat zijn ingeleverde opdracht in het Engels niet geaccepteerd zou worden, wat leidde tot zijn frustratie en de daaropvolgende bedreigende e-mails. De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over die vaststelden dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en dat de kans op herhaling hoog is. De rechtbank legde een celstraf van zes maanden op, evenals tbs met dwangverpleging, om de verdachte een langdurige en intensieve behandeling te bieden. Daarnaast werd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de periode na de tbs, om de verdachte onder toezicht te houden. De rechtbank benadrukte de impact van de gedragingen van de verdachte op de persoonlijke levenssfeer van de docente, die in angst had geleefd en haar gevoel van veiligheid was aangetast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-021928-24
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Nigeria),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Briejer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.S. de Gram naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de eerdere terechtzitting van
29 april 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 09 oktober 2023 tot en met
19 januari 2024 te 's-Gravenhage en/of te Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of een of meer (andere) medewerker(s) van de Universiteit Leiden, door:
- veelvuldig aan een of meer van voornoemde medewerker(s) (bedreigende en/of beledigende) (email)berichten te zenden en/of
- een rouwkaart te zenden met het oogmerk die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die [naam 3] en/of die [naam 4] en/of die andere medewerker(s), te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 12 december 2023 tot en met
26 december 2023 te 's-Gravenhage en/of te Leiden, althans in Nederland [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik zoek een dolk" (p. 48) en/of "Zou het zeker niet erg vinden als 14 van jullie hoeren op UniLeiden neergeschoten worden" (p. 49) en/of "Verdiend dood van jullie collega bij Erasmus. Hopend dat het jullie ook zeer snel treft"
(p. 50), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een niet opvouwbaar mes (merk Boker, Magnum 440a), zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 de partiële vrijspraak (
de rechtbank begrijpt: de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie) bepleit voor zover het de belaging van [naam 2] , [naam 3] , en [naam 4] betreft, aangezien ten aanzien van hen de voor dit delict vereiste klacht ontbreekt.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet over zijn ontvankelijkheid uitgelaten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit artikel 285b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) volgt dat vervolging ter zake van artikel 285b, eerste lid, Sr niet kan plaatsvinden dan nadat door het slachtoffer van de belaging een klacht is ingediend.
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat [naam 5] , senior veiligheidsadviseur bij de Universiteit Leiden (hierna: de Universiteit), namens de Universiteit aangifte tegen de verdachte heeft gedaan. In zijn aangifte is uiteengezet dat de verdachte e-mails naar onder andere de in 3.1 genoemde personen heeft gestuurd en dat deze personen dat als zeer onprettig zouden hebben ervaren. Anders dan [naam 1] (hierna: [naam 1] ), hebben [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] – of andere medewerkers van de Universiteit – echter geen klacht ingediend. Evenmin hebben zij individueel aangifte gedaan. Er zijn ook geen andere feiten en/of omstandigheden gebleken, waaruit volgt dat zij wensen dat de verdachte ter zake van de vermeende belaging wordt vervolgd. De rechtbank verklaart de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 ten laste gelegde wat betreft [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en een of meer (andere) medewerker(s) van de Universiteit (anders dan [naam 1] ).

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal, voor zover van belang, later in het vonnis worden ingegaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Op specifieke standpunten van de raadsman zal, voor zover van belang, later in dit vonnis worden ingegaan.
4.3.
Vrijspraak van het ten laste gelegde onder 3
Tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte is in een koffer een mes aangetroffen. Niet ter discussie staat dat het dragen van dit mes in beginsel is toegestaan, tenzij uit de aard en omstandigheden waaronder het is aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte tijdens zijn aanhouding in het bezit is geweest van een mes en dat dit een strafbaar feit oplevert.
Daartegenover heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheden niet zo waren dat kan worden aangenomen dat het mes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Verdachte is op geen enkel moment gewelddadig geweest richting medewerkers van de Universiteit en heeft hiertoe evenmin een voornemen uitgesproken. Daarnaast heeft de verdediging betwist dat de verdachte het mes heeft ‘gedragen’ zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft verklaard dat hij het mes al een tijd in bezit had, dat hij dit mes in een afgesloten koffer naar een opslagplaats in Groningen aan het vervoeren was en dat hij geen andere bedoeling had dan het vervoeren van het mes.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, mede gelet op de omstandigheid dat het mes in een foedraal tussen kleren in een gesloten koffer is aangetroffen, niet onaannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de verdachte het mes bij zich had om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen.
Onder “dragen van een wapen” als bedoeld in de Wet wapens en munitie moet worden verstaan:
het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen, anders dan voor vervoer. Van vervoer is sprake als men het wapen op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich heeft terwijl het dusdanig verpakt is, dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend.
Volgens de verdachte zat het mes in een afgesloten koffer, die enkel met een code geopend kon worden. Niet gebleken is dat dit anders was, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Gelet hierop kan evenmin worden vastgesteld dat de verdachte het mes droeg.
Het onder 3 ten laste gelegde feit kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal van het onder 3 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 2
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
De verdachte heeft in een periode van ongeveer drie maanden bijna 170 e-mails en een rouwkaart naar aangeefster [naam 1] gestuurd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte door het sturen hiervan die [naam 1] heeft belaagd.
Van belaging, ook wel ‘stalking’ genoemd, is sprake als een verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of daarvan sprake is, zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Wederrechtelijkheid
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de wederrechtelijkheid ontbreekt, omdat - kort gezegd - tussen de verdachte en de Universiteit een onderwijsovereenkomst tot stand is gekomen toen de Universiteit zijn inschrijving accepteerde. Een dergelijke overeenkomst biedt volgens de verdediging de mogelijkheid om in beginsel onvoorwaardelijk en onbeperkt met een docent te e-mailen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de verdachte tot de Universiteit was toegelaten de wederrechtelijkheid van zijn handelen niet wegneemt. De gedragingen van de verdachte waren wederrechtelijk, nu de wijze waarop hij contact heeft gezocht met [naam 1] in strijd is geweest met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht, gelet op de aard, de duur, de frequentie, en in het bijzonder de inhoud, van de door hem verstuurde berichten. Het verweer faalt.
Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
De verdachte heeft in een periode van ongeveer drie maanden tientallen e-mails met overwegend beledigende en, naar zal blijken, soms zelfs bedreigende inhoud naar [naam 1] gestuurd. Ook heeft de verdachte, waar hij een nieuwe opdracht voor het vak sociologie – waar [naam 1] de docent van was – zou moeten inleveren, een rouwkaart gestuurd. Dit terwijl hij er herhaaldelijk op is gewezen dat hij met het versturen van dergelijke berichten moest stoppen.
[naam 1] heeft in haar aangifte uiteengezet wat de berichten met haar hebben gedaan. Zij heeft zich door de berichten angstig gevoeld en een beperking van haar persoonlijke en zakelijke vrijheid ervaren. Daardoor heeft zij haar gedrag aangepast en heeft zij voorzorgsmaatregelen getroffen, zoals het afschermen van sociale-mediakanalen. De verdachte wist ook dat zij voorzorgsmaatregelen had getroffen; zo refereert hij er in één van de e-mails aan dat zij haar profielfoto op LinkedIn had verwijderd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn handelen een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] heeft gemaakt.
Opzet en oogmerk
Uit voornoemde omstandigheden blijkt ook dat de verdachte deze inbreuk opzettelijk heeft gemaakt en dat die – anders dan door de verdediging is betoogd – door de verdachte is gedaan met het oogmerk om [naam 1] te dwingen iets te doen, namelijk het toch toestaan van opdrachten in de Engelse taal en het gebruik van die taal ook te dulden. Ook heeft de verdachte vrees bij de aangeefster willen aanjagen door te verwijzen naar recente schietincidenten in Rotterdam en Praag.
Stelselmatigheid
Anders dan door de verdediging gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] sprake. De verdachte heeft in een periode van ongeveer drie maanden bijna dagelijks e-mails, soms meer dan tien per dag, naar haar gestuurd. Aangezien de verdachte op 21 oktober 2023 is begonnen met het versturen van e-mails, acht de rechtbank bewezen dat de belaging vanaf die datum heeft plaatsgehad en dat die tot de aanhouding van de verdachte op 19 januari 2024 heeft geduurd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het ten laste gelegde onder 1 schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
Vaststaat dat de verdachte op 12, 22 en 26 december 2023 e-mails met daarin respectievelijk de tekst “
Ik zoek een dolk!”, “
Zou het zeker niet erg gaan vinden als 14 van jullie hoeren op UniLeiden neergeschoten worden” en “
Verdiend dood van jullie collega bij Erasmus. Hopend dat het jullie ook zeer snel treft” heeft verzonden. De e-mails van 12 en 22 december 2023 waren gericht aan [naam 1] . De e-mail van 26 december 2023 was gericht aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Zoals onder 3.3. is overwogen, heeft alleen [naam 1] aangifte gedaan. [naam 2] en [naam 3] hebben geen aangifte gedaan. Zij zijn evenmin als getuigen gehoord. De rechtbank kan ten aanzien van hen dan ook niet vaststellen of en hoe zij van de door verdachte geschreven e-mail van 26 december 2023 op de hoogte zijn geraakt en hoe zij deze hebben ervaren. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de verdachte ten aanzien van [naam 2] en [naam 3] (partieel) zal vrijspreken. De rechtbank zal nu ingaan op de vraag of de teksten jegens [naam 1] bedreigend waren.
De e-mails zijn gestuurd nadat [naam 1] al tientallen andere, beledigende en discriminatoire e-mails van de verdachte had ontvangen. Veel van deze e-mails kunnen niet anders worden opgevat dan als een uiting van alsmaar toenemende boosheid bij de verdachte, vooral gericht tegen [naam 1] . Daar komt bij dat de verdachte verwijzingen maakte naar dodelijke schietincidenten op andere universiteiten (in Rotterdam en Praag). De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat de tenlastegelegde uitlatingen méér zijn dan slechts verwensingen aan het adres van [naam 1] . Bezien in deze context konden naar het oordeel van de rechtbank deze uitlatingen bij [naam 1] in redelijkheid de vrees doen ontstaan dat zij door toedoen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen dan wel het leven zou kunnen verliezen.
Gelet op het voorgaande zijn de e-mails als telkens als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr aan te merken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich (partieel) aan het ten laste gelegde onder 2 schuldig heeft gemaakt.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in de periode van
21oktober 2023 tot en met
19 januari 2024 te ’s-Gravenhage en/of te Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] , door:
- veelvuldig bedreigende en beledigende (email)berichten te zenden en
- een rouwkaart te zenden met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 12 december 2023 tot en met
26 december 2023 te ’s-Gravenhage en/of te Leiden, althans in Nederland
,[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen “Ik zoek een dolk” en “Zou het zeker niet erg vinden als 14 van jullie hoeren op UniLeiden neergeschoten worden” en “Verdiend dood van jullie collega bij Erasmus. Hopend dat het jullie ook zeer snel treft”.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, bij eventuele strafoplegging, verzocht een gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan het voorarrest en daarbij te bepalen dat aan de verdachte geen maatregel wordt opgelegd. De verdediging heeft verzocht - mocht de rechtbank toch overwegen om een maatregel met verplichte zorg op te leggen – het onderzoek te heropenen en de verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Afwijzing voorwaardelijk verzoek verdediging
De rechtbank acht zich, gelet op de voorhanden zijnde rapportages en de toelichting van de deskundigen op de terechtzitting van 12 juli 2024, voldoende geïnformeerd. Het is dan ook niet noodzakelijk om de verdachte te laten observeren in het PBC. Dit brengt met zich dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging wordt afgewezen.
Overwegingen omtrent de op te leggen straf
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van een docente aan de Universiteit Leiden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreigingen van diezelfde docente.
De verdachte had een opdracht in de Engelse taal ingeleverd, terwijl hij wist dat dit in de Nederlandse taal had gemoeten. De verdachte was er namelijk eerder door de docente op gewezen dat de volgende opdracht in de Nederlandse taal ingeleverd moest worden. Aangezien de verdachte desondanks een opdracht in de Engelse taal had ingeleverd, is die opdracht niet nagekeken maar direct met een onvoldoende beoordeeld.
Vervolgens wilde de verdachte ervoor zorgen dat de docente zou weten wat die beslissing met hem deed. Ook wilde hij bewerkstelligen dat het gebruik van de Engelse taal voortaan voor dat vak geaccepteerd zou worden. Daarbij heeft hij de grenzen van wat toelaatbaar is ver overschreden. In de e-mails staan veelal zeer beledigende en discriminatoire teksten, die grote impact op de persoonlijke levenssfeer van de docente hebben gehad, zo blijkt uit haar aangifte. Door een bombardement aan e-mails, waarvan er drie ook nog bedreigend waren, heeft zij in angst geleefd en is haar gevoel van veiligheid aangetast.
Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde kan in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte, anders dan een zaak die eindigde met een sepot, niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de bevindingen van drs. W.J.L. Lander, klinisch psycholoog, in zijn Pro Justitia-rapport van 23 april 2024 en van dr. T. Jambroes, psychiater en rapporteur in opleiding en dr. S.J. Roza, psychiater, in hun Pro Justitia-rapport van
22 april 2024 (hierna tezamen: de gedragsdeskundigen). De bevindingen van de gedragsdeskundigen houden – voor zover hier van belang – het volgende in.
De psycholoog beschrijft dat bij de verdachte een stabiel en langdurig patroon van sociaal-maatschappelijk disfunctioneren aanwezig is en dat dit een aanwijzing voor persoonlijkheidspathologie kan zijn. Aangezien geen heteroanamnese heeft plaatsgevonden, is een classificatie van een persoonlijkheidsstoornis niet mogelijk. De psycholoog heeft een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis bij de verdachte vastgesteld. De verdachte heeft de overtuiging dat hij gedrogeerd wordt, en dat hij door allerlei instanties wordt benadeeld en geïntimideerd. Ook zou hij in diskrediet worden gebracht en heeft hij grootheidsideeën. De psycholoog heeft ook een stoornis in het gebruik van cannabis bij de verdachte vastgesteld.
De psychiaters rapporteren dat ook zij vanwege de afwezigheid van een heteroanamnese beperkt zijn in de diagnostische overwegingen als het gaat om de psychotische ontregeling bij de verdachte. Bij de psychiaters bestaat geen twijfel over het bestaan van de psychotische stoornis en de stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast hebben zij een zorgwekkende maatschappelijke teloorgang, zo goed als volledig gebrek aan empathisch vermogen en een rigiditeit in denken bij de verdachte waargenomen.
De gedragsdeskundigen adviseren het ten laste gelegde de verdachte in (sterk) verminderde mate toe te rekenen, vanwege voornoemde psychotische stoornis, die ten tijde van het plegen van de strafbare feiten aanwezig was.
De rechtbank neemt deze bevindingen en conclusies over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing dat het bewezen verklaarde de verdachte
verminderdkan worden toegerekend. De rechtbank hanteert hierbij een drie-punt-schaal, in de zin van toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar en ontoerekeningsvatbaar. De vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid heeft een aanzienlijk matigende werking op de op te leggen straf.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsrapporten d.d. 26 april 2024 en 13 juni 2024. De reclassering concludeert dat een voorwaardelijk kader niet tot de mogelijkheden behoort. De reclassering acht het, net als de gedragsdeskundigen, van belang dat de verdachte klinisch wordt behandeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Overwegingen omtrent de op te leggen maatregelen
De psychiaters schatten het risico op vergelijkbare delicten in als hoog. De psychiaters hebben niet goed kunnen inschatten wat het recidiverisico voor gewelddadig gedrag in het algemeen is. Het recidivegevaar wordt in belangrijke mate bepaald door de psychotische ontregeling bij de verdachte en het gebrek aan beschermende factoren.
De psycholoog heeft het algemene risico op belaging eveneens als hoog beoordeeld en op bedreiging gemiddeld-hoog.
De gedragsdeskundigen adviseren, mits de ernst van de tenlastegelegde feiten dit rechtvaardigt, oplegging van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De verdachte zal langdurig en intensief klinisch moeten worden behandeld, waarbij zowel wordt ingestoken op de psychotische problematiek door medicamenteuze behandeling, als ook psychotherapeutisch om de cognitieve vervorming en negatieve attributies in het denken en handelen van de verdachte te bewerken. Een zorgmachtiging wordt, zo hebben de gedragsdeskundigen ter terechtzitting nader toegelicht, onvoldoende geacht om de noodzakelijk langdurige en intensieve behandeling van de grond te krijgen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia-rapporten over en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, om dat risico te verminderen, een langdurige en intensieve klinische behandeling noodzakelijk is. Aangezien de rechtbank zich ook verenigt met de conclusie dat een voorwaardelijk kader op voorhand onhaalbaar is en een zorgmachtiging in dit concrete geval niet passend is, resteert de vraag of de noodzakelijk geachte behandeling in het kader van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan en moet worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan het wettelijke vereiste voor het opleggen van terbeschikkingstelling dat het begane feit behoort tot de in artikel 37a, eerste lid, sub 1 Sr genoemde misdrijven. De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat de begane feiten ernstig zijn, dat het recidiverisico op een vergelijkbaar delict hoog is en dat de complexe problematiek van de verdachte die daaraan ten grondslag ligt een langdurige en intensieve klinische behandeling vereist, die niet mogelijk is in een ander kader.
De rechtbank zal dan ook de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling is beperkt tot vier jaren.
Nu uit de rapportages van de gedragsdeskundigen volgt dat het recidiverisico hoog dan wel gemiddeld-hoog is en intensieve behandeling noodzakelijk is, moet er rekening mee worden gehouden dat het recidiverisico na afloop van de gemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging (nog) niet tot een aanvaardbaar risico is teruggedrongen. Gelet op het voorgaande alsmede op de ernst van de stoornissen van de verdachte, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank dan ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de tbs-maatregel is beëindigd – indien aangewezen – op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan nu de verdachte ter beschikking zal worden gesteld als bedoel in de artikel 37a en 37b Sr.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (hierna: de beslaglijst) onder 1 genoemde voorwerp (het mes) zal worden verbeurdverklaard en dat het onder 2 genoemde voorwerp (het telefoontoestel) zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide op de beslaglijst genoemde voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Gelet daarop verzet het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave van het mes. De rechtbank zal de teruggave van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp aan de verdachte gelasten. De rechtbank zal ook de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, aangezien het belang van strafvordering zich ook daartegen niet meer verzet.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38z, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wat betreft
[naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en een of meer (andere) medewerker(s) van de Universiteit Leiden niet-ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
ZES (6) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
legt aan de verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
1 mes;
1. telefoontoestel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
mr. V.C. Padberg, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2024.
Bijlage
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het procesdossier DH1R024008 van het onderzoek GAZON24 van de politie Eenheid Den Haag met bijlagen (doorgenummerd pagina 1-104), de bijlagen bij de aangifte (doorgenummerd pagina 1-221) en het aanvullend procesdossier met bijlagen (doorgenummerd pagina 222 t/m 259). Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] (senior veiligheidsadviseur universiteit leiden) opgemaakt op 18 januari 2024, waaronder de bijlagen bij de aangifte A1, A2, A3, B1 en B2 (genummerd 3 tot en met 221) en verder voor zover inhoudende (p. 11-15, procesdossier):
[verdachte] is een student bij ons op de opleiding Bestuurskunde in Den Haag. De stroom aan incidenten baart ons grote zorgen, mede omdat hij in de berichten verwijst naar de fatale schietpartijen in Rotterdam en Praag afgelopen jaar. Daarnaast zijn de belediging, stalking en bedreiging gericht aan onze collega's die een publieke taak vervullen.
De incidenten begonnen nadat [naam 1] , docent van het vak Sociologie, een opdracht van [verdachte] niet kon beoordelen aangezien deze in het Engels was geschreven.
[verdachte] is direct begonnen met beledigende e-mails te sturen in de richting van [naam 1] .
Naar aanleiding van deze en eerdere mails is er op 07/11/2023 een gesprek gevoerd met [verdachte] over zijn omgang met medewerkers van de Faculteit en dat dit indruist tegen onze gedragscode.
Na dit gesprek is [verdachte] doorgegaan met beledigende mails sturen, waarna hem een ordemaatregel is opgelegd in de vorm van een ontzegging van onze gebouwen voor 14 dagen vanaf 08/11/2023.
[verdachte] uploadde op 08/11/2023 's nachts een condoleancekaart op onze online omgeving 'Brightspace', waar hij eigenlijk een opdracht moest inleveren.
Het gedrag van [verdachte] had ervoor gezorgd dat [naam 1] haar online gedrag door [verdachte] is gaan aanpassen, terwijl zij als docent juist graag zichtbaar en benaderbaar wil zijn voor haar studenten. Een van de voorzorgmaatregelen die zij genomen had, was haar foto van LinkedIn halen.
In de maand november stapelen de mails aan het adres van [naam 1] zich op.
Een voorbeeld van de stelselmatigheid van zijn gedrag is te zien op 29 november, waarin [verdachte] 15 mails verstuurde naar [naam 1] binnen 12 uur. Op deze dag werd hij geïnformeerd dat het College van Bestuur (CvB) had besloten om de ordemaatregel te verlengen en hem de toegang tot alle gebouwen van de Universiteit langer te ontzeggen.
[verdachte] ging met het sturen van mails, waarbij de frequentie verder opliep. Na het meermaals blijven wijzen op zijn zeer problematische gedrag én de impact daarvan, bleef verandering uit.
In de maand december volgt ontwikkeling in de communicatie van [verdachte] . Zijn verharding in taalgebruik is vanuit ons oogpunt zeer zorgelijk, met name de doodsverwensingen die er aan het adres van [naam 1] is gedaan.
Naar aanleiding van de mail met daarin de verwijzing naar de aanslag in Praag is direct contact opgenomen met de politie. Er is op 25 december 2023 door de politie getracht een (telefonisch) stopgesprek te voeren met [verdachte] om hem aan te spreken op dit soort gedrag.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] opgemaakt op 18 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 16):
Ik ben docent Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden en [verdachte] is een student. Sinds hij het niet eens is met een beslissing die ik genomen heb, stuurt hij vrijwel dagelijks berichten naar mijn emailadres. Door de voortdurende e-mails van [verdachte] met daarin bedreigingen, discriminerende opmerkingen en beledigingen ervaar ik angst voor mijn persoonlijke veiligheid. Ik voel mij hierdoor onveilig onderweg naar werk, in het OV en onderweg naar de faculteit. Ik kijk daarbij over mijn schouder of scan de omgeving en laat mij soms zelfs begeleiden vanaf het station. Ik maak mij grote zorgen dat [verdachte] mijn huisadres achterhaalt en dat hij daarmee ook een dreiging voor mijn kinderen zal zijn. Mijn partner en ouders maken zich grote zorgen, zeker omdat de link naar recente aanslagen op andere universiteiten snel is gelegd. Uit angst voor acties heb ik verschillende sociale mediakanalen opgezegd of afgeschermd, iets wat ik als een beperking ervaar van mijn persoonlijke vrijheid. Bovendien zorgen de mails voor een verminderde inzetbaarheid. Tijdens mijn werk ervaar ik een beperkte concentratie, zeker wanneer mails onverwacht binnenkomen tijdens schrijfwerk of begeleidingsgesprekken met studenten. Bij het geven van hoorcolleges ben ik minder op mijn gemak en kan ik mij slechter concentreren. Volgende maand verdedig ik mijn proefschrift. Door de ontwikkelingen zijn publieke aankondigingen verwijderd en is ook daar de beveiliging van de locatie geïnformeerd. Dit zorgt voor een mentale belasting en zorgen voor de veiligheid van mij en mijn familie voor een belangrijk academisch evenement.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2024:
Ik heb e-mails naar [naam 1] gestuurd. Het was de bedoeling om de indruk te wekken dat ik boos was. [naam 1] moest weten dat de beslissing om mijn opdracht niet te beoordelen iets met mij als student deed. Ik wilde dat ze dat zou meenemen in het vervolg van haar besluitvormingsproces. Ik wilde ook dat de Engelse taal voortaan geaccepteerd zou worden. Ik heb ook die kaart ingeleverd via Brightspace.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 19):
Op 25 december 2023 werd ik gebeld vanwege een melding van de universiteit Leiden. [verdachte] zou een mail hebben gestuurd. Mij werd gevraagd telefonisch een stopgesprek te houden. Na meerdere keren gebeld te hebben, werd de telefoon door [verdachte] opgenomen. Deze gaf aan de mail gestuurd te hebben. Dit vond hij allesbehalve vreemd en stond nog steeds achter deze tekst. Hem verteld dat dit mogelijk strafbaar is en dat hij niet dit soort dingen moet sturen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 januari 2024 , voor zover inhoudende (p. 46-50):
In de periode tussen 9 oktober 2023 tot en met 17 januari 2024 stuurde [verdachte] beledigende, discriminerende en bedreigende e-mails richting werknemers van de Universiteit Leiden. De e-mails betroffen doodswensen en onder andere verwijzingen naar de schietpartij met 14 dodelijke slachtoffers die plaatsvond op een universiteit in Praag op 21 december 2023 en de dodelijke schietpartij die plaatsvond op de Erasmus Universiteit op 28 september 2023.
In deze e-mails schrijft [verdachte] onder andere dat [naam 1] een "discriminerende Nationalist" is. Daarnaast werden er verwijzingen gedaan naar de Ku Klux Klan (KKK). In de periode hierna stuurde [verdachte] tientallen beledigende e-mails naar [naam 1] .
In de maand november 2023 stuurt [verdachte] , meerdere e-mails naar [naam 1] met onder andere uitlatingen als "KK hoer" en "Racist".
Hieronder staat een chronologische opsomming van de e-mails die [verdachte] stuurde die een dreigend karakter of een doodwens hebben.
29 november 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: woensdag 29 november 2023 11:53
Aan: [naam 1]
I recognise that you've turned to NoFaceGirl on LinkedIn.
[naam 1] had als voorzorgsmaatregel haar profielfoto van ‘LinkedIn’ afgehaald. Hier lijkt [verdachte] naar te refereren. Vermoedelijk is [verdachte] actief opzoek gegaan naar het LinkedIn-account van [naam 1] .
4 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: maandag 4 december 2023 12:58
Aan: [naam 1]
Vele kanker toegewenst
5 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: dinsdag 5 december 2023 19:51
Aan: [naam 1]
You’ll be impressive to me when you’re dead
12 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: dinsdag 12 december 2023 10:50
Aan: [naam 1]
Ik zoek een dolk!
22 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: vrijdag 22 december 2023 18.39
Aan: [naam 1]
Zou het zeker niet erg gaan vinden als 14 van jullie hoeren op UniLeiden neergeschoten worden.
26 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: dinsdag 26 december 2023 00.05
Aan: [naam 1]
Jullie zijn echt allemaal hoerenkinderen. Redelijk zal het nooit zijn wanneer je als een kanker moet fungeren. Dan ben je ook niet werkzaam als Politie, maar ben je zoals verwacht een onderdeel van eeen kkk instelling.
Jullie Nederlanders zijn allemaal een kanker voor mensen, en wens ooit te zien, een slachting van jullie kankervolk.
Hoer
26 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: dinsdag 26 december 2023 00:48
Aan: [naam 1]
De kanker die jullie als Nederlanders zijn voor mensen.
Kanker chihuahua Politieslaven natuurlijk ook weeer idioot volgen wat de Universiteit wilt. Allemaal hoeren bij elkaar, kont schoon likken van een koning dat ook herkend dat jullie Nederlanders een kanker voor hem zijn.
hahaha wat een kankervolk zijn jullie Nederlanders.
Hopend op een slachting van jullie Nederlanders door wie het ook maar wil.
Verdiend dood van jullie collega bij Erasmus. Hopend dat het jullie ook zeer snel treft.
Kankervolk
26 december 2023
Van: [verdachte]
Verzonden: dinsdag 26 december 2023 15.53
Met de Politie erbij is jullie kankervolk circlejerk compleet
Hoer [naam 1] in het midden.
Looking forward to your passing.
Hoping you all die in 2024
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 62):
Ik zag dat het totaal aan bijlagen bestond uit 169 e-mailberichten. Ik zag deze berichten zich vrijwel uitsluitend richtte aan [naam 1] . Ik zag dat de berichten zich op sommige momenten kort achter elkaar opvolgden, tot meerdere berichten per uur.