ECLI:NL:RBDHA:2024:11594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
10854541 \ EJ VERZ 23-85053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsovereenkomst en verzoek tot vernietiging van de opzegging

In deze zaak heeft de werknemer, die op 1 oktober 2023 in dienst trad als officemanager, een verzoek ingediend om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door de werkgever, Fit met Zorg B.V., te vernietigen. De werknemer stelt dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, terwijl de werkgever betoogt dat het een overeenkomst voor bepaalde tijd betrof die op 31 oktober 2023 van rechtswege is geëindigd. De werknemer heeft ook aanspraak gemaakt op achterstallig loon en andere vergoedingen. Tijdens de zitting op 14 februari 2024 zijn beide partijen gehoord en zijn er stukken overgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk is vastgelegd en dat de werknemer onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 31 oktober 2023 en wijst de verzoeken van de werknemer af. De werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
MvN
Rep.nr.: 10854541 \ EJ VERZ 23-85053
Datum: 13 maart 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. O.J. Praamstra,
toevoegingsnummer: [nummer],
tegen
de besloten vennootschap Fit met Zorg B.V.,
gevestigd te Noordwijk en kantoorhoudende te Noordwijkerhout,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.W.M. Bischoff.
Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

1.1
De werknemer heeft op 3 januari 2024 een verzoek ingediend, primair om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever te vernietigen met nevenverzoeken, en subsidiair om ten laste van de werkgever een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding toe te kennen met nevenverzoeken. De werkgever heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2
Op 14 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben de werknemer en de werkgever bij brieven/e-mails van 2, 8 en 13 februari 2024 nog stukken toegezonden. Bij brief van 12 februari 2024 heeft de werknemer nog bezwaar gemaakt tegen de late indiening van het voorwaardelijk tegenverzoek. Ter zitting hebben de gemachtigden van beide partijen spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

2.1
De werknemer, geboren op [geboortedag] 1972, is op 1 oktober 2023 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van officemanager voor 24 uur per week. De arbeidsovereenkomst is mondeling tot stand gekomen en is niet schriftelijk vastgelegd.
2.2
Voorafgaand en na het sluiten van de arbeidsovereenkomst heeft, voor zover van belang, het volgende plaatsgevonden:
partijen hebben op 31 augustus 2023 een kennismakingsgesprek gehad;
op 7 september 2023 heeft de werknemer een paar uur meegelopen bij de werkgever;
op 13 september 2023 (10:42:49 uur) stuurt de werkgever de werknemer de volgende whatsapp:
“Heb je al nagedacht over jouw idee betreffende financiële vergoeding?”;
op 14 september 2023 (08:37:23 uur) reageert de werknemer hierop als volgt:
“Ik zou graag 20,- bruto per uur willen. Dan kom ik uit op 480,- bruto per week voor 24 uur. (…) Als je je hierin kan vinden kunnen we misschien na 3 maanden een evaluatie gesprek houden en kijken hoe je er dan tegenover staat.”;
op diezelfde dag (09:12:37 uur) schrijft de werkgever de werknemer:
“Hoort aannemelijk jouw voorstel. Resterende vraag: het bedrag veranderd voor zowel jou als mij belastingtechnisch gezien qua vorm van samenwerking. Wat is jouw idee omtrent de contract vorm? Wil je werken als zelfstandige vanuit Bijv. een 1 mans zaak of een 0 uren contract of een vorm van een vast contract?”;
op 21 oktober 2023 (08:31:42 uur) stuurt de werknemer de werkgever het volgende:
“Als je tijd hebt, kunnen we dan mijn contract opstellen aankomende week?”. Op diezelfde dag (08:33:44 uur) reageert de werkgever hierop als volgt:
“Jouw maandcontract is al bijna om (…), maar di staat op de agenda oké? Ook je vervolgcontract kun je dan metteen gelijk bespreken”;
op 26 oktober 2023 (14:48:18 uur) stuurt de werknemer de werkgever het volgende:
“Kan ik aankomende dinsdag onbetaald verlof opnemen? Dat ik woensdag en vrijdag kom?”. Op diezelfde dag (20:23:54 uur) schrijft de werkgever de werknemer:
“Heb jij trouwens een sleutel vh hek achter bij het gebouw? Zo niet, wil jij onthouden dat je er 1 krijgt?”. De werknemer antwoordt daarop dat [naam 1] haar die heeft gegeven.
op 27 oktober 2023 hebben partijen gesproken over de arbeidsovereenkomst;
op 29 oktober 2023 (10:19:58 uur) schrijft de werkgever de werknemer:
“Dan stort ik alvast ‘een’ bedrag voor oktober op je rekening inclusief reiskosten. Als we uit de definitieve maandvergoeding zijn, verrekenen we samen alles bij de november maand storting: wat je eventueel nog tekort komt over oktober, krijg je dan bij de november betaling erbij.”;
op 30 oktober 2023 stuurt mevrouw [naam 2] (buurvrouw van de werknemer en ook werkzaam bij de werkgever) de volgende whatsapp aan de werknemer:
“Hey [de werknemer] , hoe ging het vrijdag?”. De werknemer reageert hier op 31 oktober 2023 als volgt op:
“Hi, het was heel kort. Zij kan niet geven wat ik vroeg terwijl er was gezegd: dit klinkt aannemelijk ik ga overleggen. Deze week weer even in gesprek. (…) Ik heb er op gerekend en dacht weer lid te kunnen worden van de sportschool maar met dit loon gaat dat niet. Het is niet alleen je gas licht boodschappen. Je wilt toch ook wel eens wat leuks doen. Ik kijk het even aan.”;
op 4 november 2023 hebben partijen telefonisch contact gehad over het einde van de arbeidsovereenkomst;
op 6 november 2023 heeft mevrouw [naam 2] de werknemer gevraagd om de sleutels en laptop bij haar in te leveren. Dit heeft de werknemer op 8 november gedaan.
op 7 november 2023 (14:53:51 uur) stuurt de werknemer de werkgever de volgende whatsapp:
“Beste [naam 3] , ik ben het niet eens met ons telefoongesprek van afgelopen zaterdag 4-11. Ik ben en blijf bereid om het werk te verrichten”. Hierop schrijft de werkgever op diezelfde dag (15:15:05 uur):
“Hoi Monique, ik snap niet wat je bedoelt hiermee? Kun je mij even bellen?”;
op 10 november 2023 schrijft de werknemer de werkgever het volgende:
“Beste [naam 3] , Je hebt mij zaterdag (4 november) gebeld en gezegd dat je niet verder met me wilde omdat je toch wat anders van me verwacht had. Ik heb dat opgevat als een eenzijdige opzegging van onze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ik liet jou dinsdag al weten het daar niet mee eens te zijn. Ik ben bij jou (Fit met Zorg B.V.) in dienst (voor 24 uren per week) en je kunt mij niet zomaar ontslaan. Kortom, ik wil verder, en ik hoor graag van je of je bereid bent om op dat ontslag terug te komen, zodat ik mijn werk weer kan oppakken. Ik hoor dat graag binnen 5 dagen van je. Overigens heb ik een betaling met omschrijving “vergoeding” van je ontvangen, maar geen salarisspecificatie over de maand oktober 2023. Wil je die alsnog aan mij sturen. [de werknemer] ”.
2.3
Bij brief van 22 november 2023 heeft de gemachtigde van de werknemer de werkgever verzocht om een deugdelijke loonspecificatie over de maand oktober 2023, alsmede om te bevestigen dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan voor 24 uur per week tegen een loon van € 20,00 bruto per uur en te bevestigen dat zij het loon zal blijven doorbetalen zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt.
2.4
Bij brief van 27 november 2023 heeft de werkgever de gemachtigde van de werknemer laten weten dat de loonspecificatie zal worden verstrekt en heeft zij het overige door de gemachtigde van de werknemer gestelde weersproken.
2.5
Op 28 november 2023 heeft de werkgever de werknemer de loonspecificatie voor de maand oktober 2023 toegestuurd.

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1
De werknemer verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
de opzegging van de arbeidsovereenkomst (op 4 november 2023 door de werkgever) te vernietigen;
de werkgever te veroordelen tot:
a. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 588,00 bruto loon over de maand oktober 2023;
b. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 2.088,00 bruto loon per maand, met ingang van 1 november 2023 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
c. betaling aan de werknemer van 8% vakantiebijslag over het loon als vermeld onder a en b, jaarlijks te betalen in mei;
d. betaling aan de werknemer van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de onder a en b genoemde bedragen;
e. betaling aan de werknemer van de wettelijke rente over de onder a en b genoemde bedragen;
f. afgifte van deugdelijke loonspecificaties over de onder a tot en met d genoemde bedragen aan de werknemer, binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat de werkgever in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 6.000,00;
g. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 886,18 van door de werknemer gemaakte buitengerechtelijke kosten;
subsidiair:
3. de werkgever te veroordelen tot:
a. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 4.510,08 bruto terzake van vergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW;
b. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 69,00 bruto terzake van transitievergoeding;
c. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 13.530,24 bruto terzake van billijke vergoeding;
d. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 588,00 bruto loon over de maand oktober 2023;
e. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 339,84 bruto terzake van de nog niet betaalde vakantiebijslag en de niet opgenomen vakantiedagen;
f. afgifte van deugdelijke loonspecificaties over de onder a tot en met e genoemde bedragen aan de werknemer, binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat de werkgever in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 6.000,00;
g. betaling aan de werknemer van een bedrag van € 1.168,10 van door de werknemer gemaakte buitengerechtelijke kosten;
primair en subsidiair:
4. de werkgever te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2
Aan haar verzoek legt de werknemer – samengevat – het volgende ten grondslag.
De arbeidsovereenkomst is op 1 oktober 2023 aangegaan voor onbepaalde tijd en is niet schriftelijk vastgelegd. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op 4 november 2023 mondeling opgezegd. De werkgever heeft daarnaast over de maand oktober 2023 een bedrag van € 588,00 bruto te weinig aan loon betaald en moet vanaf november 2023 het overeengekomen loon van € 2.088,00 bruto per maand aan de werknemer betalen. Verder maakt de werknemer aanspraak op de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, deugdelijke salarisspecificaties op straffe van een dwangsom en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
De werkgever verweert zich tegen het verzoek en voert – samengevat – het volgende aan. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 oktober tot en met 31 oktober 2023. Deze overeenkomst is van rechtswege geëindigd. Er is daarna geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Verder betwist de werkgever dat een salaris van € 2.088,00 bruto per maand is overeengekomen. Zij heeft de werknemer een salaris van € 1.500,00 aangeboden. Hiertegen is door de werknemer geen bezwaar gemaakt. De werkgever heeft het volledige salaris over de maand oktober 2023, de vakantiebijslag en reiskostenvergoeding aan de werknemer betaald. De loonspecificatie hiervan is door de werkgever aan de werknemer verstrekt. In het geval wordt overgegaan tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en/of het verzoek van de werknemer tot betaling van (achterstallig) loon wordt toegewezen, verzoekt de werkgever tot matiging van de wettelijke verhoging en rente.
3.4
In de zaak van het tegenverzoek wordt door de werkgever voorwaardelijk verzocht de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, sub a BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, sub e, dan wel sub g, dan wel sub i BW. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig blijkt te zijn geëindigd. De werknemer heeft daartegen, gelet op de brief van 12 februari 2024, (nog) geen inhoudelijk verweer gevoerd.
3.5
Op de verdere stellingen en weren van partijen wordt hierna bij de beoordeling, zij het in samengevatte vorm en slechts voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4.De beoordeling

In de zaak van het verzoek

4.1
De kantonrechter merkt allereerst op dat de werknemer niet kenbaar heeft gemaakt te berusten in de opzegging van de arbeidsovereenkomst, zodat de subsidiaire verzoeken geen behandeling behoeven.
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd
4.2
Niet in geschil is dat er een arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft bestaan en dat deze niet schriftelijk is vastgelegd, zodat dat in deze procedure vast staat. Volgens de werknemer is deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeengekomen. Volgens de werkgever is sprake van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een maand, namelijk van 1 tot en met 31 oktober 2023.
4.3
De werkgever heeft haar betwisting dat sprake is van een arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd met het volgende onderbouwd. Zij geeft alle werknemers eerst een contract van één maand. Er heeft vóór 1 oktober 2023 tussen partijen, in aanwezigheid van een derde, een gesprek plaatsgevonden waarin besproken is dat gestart zou worden met een contract voor één maand. Hiervan is de werknemer zich bewust geweest. Dit volgt onder meer uit de whatsappberichten die weergegeven zijn onder randnummer 2.2vi en 2.2x. Ook zijn er meerdere getuigen die verklaard hebben dat de werknemer tegen hen heeft gezegd dat ze zou starten met een proefmaand. Op 27 oktober 2023 hebben partijen nog een gesprek gehad waarin de werkgever de werknemer heeft aangegeven dat de arbeidsovereenkomst op 1 november 2023 zou aflopen en is er gesproken over een vervolgcontract. Er is vervolgens geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. De werknemer heeft op eigen initiatief de bedrijfseigendommen van de werkgever ingeleverd.
4.4
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (Wwz), zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich, naar het oordeel van de kantonrechter, niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
4.5
Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de werkgever rust op de werknemer de bewijslast van haar stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij beroept zich immers met het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst op de rechtsgevolgen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
4.6
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de werknemer haar stelling dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is overeengekomen onvoldoende onderbouwd. Uit geen van de in het geding gebrachte stukken volgt dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen. Het feit dat partijen de intentie zouden hebben gehad om voor een langere periode een arbeidsrelatie met elkaar aan te gaan, hetgeen volgens de werknemer blijkt uit de onder randnummer 2.2iv en 2.2ix geciteerde whatsappberichten, brengt dit niet zonder meer met zich en ook uit het feit dat de werknemer in het onder randnummer 2.2vii geciteerde whatsappbericht gevraagd wordt of zij een sleutel heeft, kan dit niet worden afgeleid. Daarentegen wordt in het onder randnummer 2.2vi geciteerde whatsappbericht gesproken over een maandcontract dat afloopt en een vervolgcontract waarover gesproken moet worden. Uit dit bericht in combinatie met de onder randnummer 2.2x overgelegde whatsappcorrespondentie kan niet anders geconcludeerd worden dan dat partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen. Dat de werknemer zich daarvan niet bewust zou zijn geweest, acht de kantonrechter, gezien de inhoud van de whatsappberichten, overigens niet aannemelijk.
4.7
Nu niet komt vast te staan dat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd zal hierna worden uitgegaan van een arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 tot en met 31 oktober 2023. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze overeenkomst van rechtswege geëindigd op 31 oktober 2023. Dat sprake zou zijn geweest van een eventuele stilzwijgende verlenging van deze overeenkomst komt immers niet vast te staan, omdat, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de werkgever, de werknemer niet, dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat zij na 31 oktober 2023 nog heeft gewerkt. Ook is niet gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over voortzetting of verlenging van de arbeidsovereenkomst.
4.8
Het voorgaande brengt met zich dat de verzoeken van de werknemer onder 1 en onder 2b, alsmede onder 2c tot en met 2f voor zover deze zien op het verzoek onder 2b, zullen worden afgewezen.
loon
4.9
De werknemer heeft verder verzocht de werkgever te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 588,00 bruto aan loon over de maand oktober 2023. Volgens haar zijn partijen een loon overeengekomen van € 2.088,00 bruto per maand en is door de werkgever maar een bedrag van € 1.500,00 bruto betaald. De werkgever heeft dit gemotiveerd betwist.
4.1
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de werkgever, haar stelling dat een loon van € 2.088,00 bruto per maand is overeengekomen onvoldoende heeft onderbouwd. In het onder randnummer 2.2iv geciteerde whatsappbericht heeft de werknemer weliswaar aangegeven een uurloon van € 20,00 bruto te willen, maar in geen van de overgelegde daaropvolgende whatsappberichten heeft de werkgever kenbaar gemaakt daarmee akkoord te zijn. Uit het enkele feit dat de werkgever in het onder het randnummer 2.2v geciteerde whatsappbericht heeft geschreven dat het voorstel ‘aannemelijk hoort’ volgt dit ieder geval niet, temeer omdat de werkgever in het vervolg van datzelfde whatsappbericht de werknemer nog vragen stelt over de contractvorm.
4.11
Nu uit de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting niet komt vast te staan dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een loon van € 2.088,00 bruto per maand, zullen de verzoeken onder 2a en onder 2c tot en met 2f, voor zover deze zien op het verzoek onder 2a, worden afgewezen.
4.12
Omdat geen van de verzoeken van de werknemer zullen worden toegewezen, zal ook het verzoek tot betaling van de buitengerechtelijke kosten (verzoek 2f) worden afgewezen.
4.13
De werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De nakosten zijn daarbij inbegrepen voor zover deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt. De nakosten worden begroot op een halve salarispunt met een maximum van € 135,00.
in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek
4.14
De werkgever heeft haar tegenverzoek ingesteld onder de voorwaarde dat in het verzoek van de werknemer geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd per 1 november 2023. Nu de verzoeken van de werknemer zullen worden afgewezen, is de voorwaarde waaronder de werkgever haar verzoek heeft gedaan niet vervuld. Het tegenverzoek behoeft daarom geen verdere behandeling.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
- wijst de verzoeken af;
- veroordeelt de werknemer tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de werkgever tot en met vandaag vaststelt op € 543,00 aan gemachtigdensalaris, en de nakosten van € 135,00, voor zover gemaakt;
-verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. I.F. Dam en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2024.