ECLI:NL:RBDHA:2024:11590

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/09/668756 / JE RK 24-1211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in zorgwekkende situatie

Op 11 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van vijf kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die in een onveilige en onverzorgde situatie verkeren. De ouders van de kinderen, die momenteel geen vaste woonplaats hebben en in een auto lijken te wonen, hebben onvoldoende middelen om in de basale zorg voor hun kinderen te voorzien. Er zijn ook vermoedens van fysieke mishandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft besloten de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, zodat de kinderen in een veilige omgeving kunnen verblijven. De kinderrechter benadrukt het belang van een stabiele en veilige omgeving voor de kwetsbare kinderen en de noodzaak van grondig onderzoek naar de situatie van de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/668756 / JE RK 24-1211
Datum uitspraak: 11 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter tot een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 2] , België,
hierna te noemen: [kind 2] ,
[kind 3], geboren op [geboortedag 3] 2021 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [kind 3] ,
[kind 4], geboren op [geboortedag 4] 2022,
zonder bekende inschrijving in de Basisregistratie Personen,
hierna te noemen: [kind 4] ,
[kind 5], geboren op [geboortedag 5] 2023,
zonder bekende inschrijving in de Basisregistratie Personen,
hierna te noemen: [kind 5] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna tezamen ook te noemen: de ouders,
thans BRP-geregistreerd als geëmigreerd,
advocaat van de ouders: mr. F. Pool te Rotterdam,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 2 juli 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en een machtiging verleend om de kinderen dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 2 juli 2024 tot 12 juli 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de voornoemde beschikking van 2 juli 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.3.
Op 11 juli 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders bijgestaan door hun advocaat;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 2 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het volgende ligt aan het verzoek ten grondslag. De Raad is op dit moment van oordeel dat er sprake is van een zodanig vermoeden van een ernstige bedreigde ontwikkeling van de kinderen dat er een voorlopige ondertoezichtstelling nodig is. De Raad maakt zich al geruime tijd zorgen over het gezin. In 2022 is eerder een voorlopige ondertoezichtstelling gevraagd en de zorgen die destijds speelden, spelen nog steeds. De ouders en de vijf kinderen hebben geen vaste woon- of verblijfplaats en lijken momenteel in een huurauto te wonen. De kinderen vertonen tekenen van verwaarlozing en de ouders hebben onvoldoende middelen, zoals eten en luiers voor de kinderen. Voor de ontwikkeling van de jonge kinderen is rust, reinheid, en regelmaat belangrijk. Dit ontbreekt omdat de ouders een zwervend bestaan leiden en niet kunnen voorzien in de basale zorg voor de kinderen. Er zijn ook zorgen geuit over mogelijke fysieke mishandeling van de kinderen door de ouders. De ouders hebben ingestemd met een top-teen onderzoek, maar de informatie hieruit is nog niet bekend. Zorgwekkend is dat de ouders zich onttrekken aan de hulpverlening doordat zij Nederland meerdere keren hebben verlaten en de kinderen blijven daardoor in deze situatie verkeren. Het is daarom ook lastig om in contact te komen met de ouders waardoor er geen zicht is op de ontwikkeling van de kinderen en de gezinssituatie. De Raad vindt het gezien de zorgen en het gegeven dat de ouders steeds onder de radar verdwijnen noodzakelijk om de kinderen uit huis te plaatsen. Op dit moment kunnen de ouders onvoldoende voorzien in wat de kinderen nodig hebben en is er vooralsnog veel onduidelijk over de opvoedingsomgeving van de kinderen. Tijdens de zitting benadrukt de Raad dat er in de komende periode vooral behoefte is aan meer duidelijkheid. Het is daarom van belang dat grondig wordt onderzocht hoe de situatie van de ouders eruitziet en wat de kinderen nodig hebben om teruggeplaatst te worden. Op dit moment bestaat er namelijk nog veel onduidelijkheid.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzochte. De ouders herkennen zich niet in de zorgen die door de Raad naar voren zijn gebracht en willen het liefst dat de kinderen weer bij hen terugkeren. De ouders geven aan dat er veel onduidelijk voor hen is, onder andere over de plaatsing van de kinderen en het moment waarop het contact met hen kan worden gestart, doordat zij voortdurend met verschillende instanties in contact zijn. De advocaat van de ouders stelt dat de ouders de uithuisplaatsing zien als schending van hun family life, mede omdat alle vijf kinderen in verschillende gezinnen zijn geplaatst. Bovendien is het onjuist dat de Raad aangeeft dat de ouders sinds de vorige zitting onvindbaar zijn. Het was bekend dat de ouders in Ierland verbleven, waar zij ook de zitting online hebben bijgewoond. Tijdens deze zitting is het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling ingetrokken en werd de zaak door de Centrale Autoriteiten aan Ierland overgedragen. De ouders zijn vervolgens van Ierland naar IJsland verhuisd en in beide landen waren er geen kinderbeschermingsmaatregelen van kracht. De ouders hadden een woning in IJsland en zijn naar Nederland gekomen om een nieuwe woning te zoeken. Uiteindelijk hebben zij besloten zich in België te willen vestigen. De ouders wensen dan ook dat de zaak wordt overgedragen aan de Belgische jeugdbescherming, zodat daar goed onderzocht kan worden of er zorgen zijn. De advocaat van de ouders verzoekt namens de ouders primair dat de hulp in het vrijwillig kader wordt ingezet en subsidiair samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling in het gedwongen kader. Wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing verzoekt de advocaat primair afwijzing en subsidiair de machtiging te verlenen voor de duur van een maand.
4.2.
De gecertificeerde instelling ondersteunt het verzoek van de Raad. De kinderen verblijven momenteel allemaal in verschillende pleeggezinnen, omdat het niet mogelijk was om de kinderen bij elkaar te plaatsen. De gecertificeerde instelling geeft de voorkeur aan een gezamenlijk plaatsing en is hard op zoek naar een locatie waar dit mogelijk is. De gecertificeerde doet kort verslag over hoe het met de kinderen gaat in de pleeggezinnen. [kind 1] heeft het moeilijk in het pleeggezin. Zij huilt veel, komt moeilijk in slaap, mist haar ouders en wil hen graag weer zien. [kind 2] heeft veel baat bij de structuur die zij in het pleeggezin krijgt geboden. [kind 5] is geland in het pleeggezin en heeft een ritme gevonden. Bij [kind 4] wordt gezien dat hij gefixeerd is op de pleegouders en huilt wanneer zij de kamer verlaten. Ook bij het inslapen heeft zij de pleegouders nodig. Over [kind 3] heeft de gecertificeerde instelling geen recente update. Het contact tussen de ouders en de kinderen heeft nog niet plaatsgevonden omdat de ouders een eerder gemaakte afspraak hebben afgezegd. Daarna is er contact geweest met de advocaat van de ouders, die aangaf dat de ouders eerst de zitting willen afwachten. Om te bepalen welke stappen er gezet moeten worden richting thuisplaatsing, is het belangrijk dat er gesprekken met de ouders plaatsvinden en dat er samengewerkt wordt met de Raad.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] weg te nemen. [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] zullen voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden (artikel 1:257 BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat de kinderen nog zeer jong en kwetsbaar zijn, waardoor het van belang is dat zij in een stabiele, rustige en veilige omgeving verblijven. Op dit moment is er nog veel onduidelijkheid. Hoewel de ouders genoemde zorgen niet herkennen, is de kinderrechter van oordeel dat uit de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er wel degelijk zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De zorgen zijn gelegen in het feit dat het gezin niet over een woning in Nederland lijkt te beschikken en in een auto lijkt te wonen, de kinderen onverzorgd lijken, onvoldoende basale zorg ontvangen (zoals een tekort aan luiers en voeding) en er vermoedens zijn van fysieke mishandeling van de kinderen. Uit de stukken blijkt dat de ouders eind juni 2024 op verschillende momenten in contact zijn geweest met professionals (Veilig Thuis, wijkagent, CIT, politie, moskee) maar dan (willen) vertrekken als er geprobeerd wordt verder onderzoek naar de situatie van het gezin te doen. Daarnaast doen de kinderen zorgwekkende uitspraken en laten zij opvallend gedrag zien en is het onduidelijk waar de ouders momenteel verblijven. Om meer duidelijkheid te krijgen is het van belang dat de situatie grondig wordt onderzocht, vooral gezien de leeftijd van de kinderen. Gezien de geuite zorgen en de onduidelijke situatie acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de kinderen uit huis worden geplaatst totdat er meer duidelijkheid is over de opvoedsituatie van de kinderen. Daarbij merkt de kinderrechter op het zorgelijk te vinden dat de kinderen momenteel in verschillende pleeggezinnen verblijven en vertrouwt zij erop dat de gecertificeerde instelling zich zal inspannen om de kinderen weer bij elkaar te plaatsen en de omgang tussen de ouders en de kinderen te organiseren. Omgang tussen de ouders en de kinderen is namelijk van groot belang. Het is positief dat de ouders openstaan voor samenwerking met de gecertificeerde instelling. Voor een effectieve samenwerking is het van belang dat er een duidelijk aanspreekpunt is voor de ouders. Daarnaast is het belangrijk dat de ouders open en transparant zijn zodat er snel meer duidelijkheid kan worden verkregen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] voorlopig onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 12 juli 2024 tot 1 oktober 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 12 juli 2024 tot 1 oktober 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier, en op schrift gesteld op 23 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.