ECLI:NL:RBDHA:2024:11551
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- C.E.S. Clerx
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Verblijfsrecht van Unieburger en verwijderingsmaatregel in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verblijfsrecht van een Poolse Unieburger, eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 juli 2023 vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft, wat door eiser is bestreden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 1 december 2023, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 11 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
Eiser, geboren in 1991, heeft een zwervend bestaan en is meerdere keren in aanraking gekomen met de politie. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf als Unieburger, omdat hij geen economische activiteiten verricht, geen werk zoekt, en geen sterke banden met Nederland heeft. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van verweerder niet onterecht in het nadeel van eiser is uitgevallen, en dat de omstandigheden in het voordeel van eiser niet voldoende zijn om zijn verblijf in Nederland te rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de verwijderingsmaatregel. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.