ECLI:NL:RBDHA:2024:11538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/09/667039 / JE RK 24-995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in een onveilige thuissituatie

Op 27 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, omdat de kinderen zouden zijn opgegroeid in een onveilige en conflictueuze thuissituatie. De ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben in het verleden te maken gehad met problemen zoals verslaving en conflicten, wat de ontwikkeling van de kinderen zou bedreigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2024 hebben zowel de ouders als de gecertificeerde instelling hun standpunten naar voren gebracht. De ouders voerden aan dat zij hard werken aan hun problemen en dat de situatie verbeterd is, terwijl de gecertificeerde instelling stelde dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer aanwezig is.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er inderdaad sprake is geweest van een onveilige opvoedomgeving, maar dat de ouders momenteel voldoende meewerken aan de hulpverlening en gemotiveerd zijn om de situatie te verbeteren. De kinderrechter concludeerde dat de ouders in staat zijn om de opvoedomgeving veilig te houden met de hulp van de huidige preventief jeugdbeschermer. Daarom werd het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de nadruk op het belang van voortzetting van de hulpverlening en de verantwoordelijkheid van de ouders om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de kinderrechter en is op schrift gesteld op 11 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/667039 / JE RK 24-995
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 31 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn erkend door de vader.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, doordat zij lange tijd zijn opgegroeid in een onveilige en conflictueuze thuissituatie. De kinderen zijn getuige geweest van de conflicten tussen de ouders, waar de verslavingen en het autisme van de vader een grote rol in speelden. De kinderen hebben hierdoor thuis veel onvoorspelbaarheid meegemaakt, waarbij de vader dan wel en dan niet thuis was. Het is daarbij de ouders lange tijd niet gelukt om zich aan de veiligheidsafspraken te houden en de hulpverlening toe te laten en door te zetten. De kinderen hebben last van de gevolgen van de ruzies bij de ouders en door Youz wordt met name bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdriet, angst en verwarring gezien. Ten aanzien van [minderjarige 3] worden op dit moment niet veel zorgen gezien, maar ook zij heeft de spanningen en ruzies thuis meegemaakt. Tijdens het onderzoek van de Raad zijn de ouders in staat gebleken om zelfstandig, met hulp van de hulpverlening, de ruzies te stoppen en te stoppen met het middelengebruik. De vader heeft een coach vanuit BOBA en krijgt verslavingszorg vanuit Brijder en de moeder heeft individuele gesprekken met een psycholoog. Hierdoor is de opvoedomgeving voor de kinderen nu voldoende veilig. Wel is dit nog een prille ontwikkeling en is opvoedomgeving nog zeer kwetsbaar. De Raad ziet dat de ouders gemotiveerd en bereid zijn om de hulp aan te gaan, maar deze hulp is past kort gestart en de problematiek – met name bij de vader – is hardnekkig. Gelet op het eerdere patroon en de forse zorgen die er zijn geweest is het belangrijk dat de huidige veiligheid van de kinderen gewaarborgd wordt met een verplicht hulpverleningskader, zodat de positieve ontwikkeling wordt doorgezet. Het kan niet van de ouders verwacht worden dat zij zelf de regie voeren over het hulpverleningsplan. De vader wordt in beslag genomen door zijn eigen problematiek en de Raad ziet een disbalans in de draagkracht en draaglast bij de moeder. Een jeugdbeschermer moet zorgen dat het opgestelde hulpverleningsplan wordt uitgevoerd en dat de ouders daarin op hun verantwoordelijkheden worden aangesproken als het anders loopt dan verwacht. Een termijn van zes maanden voor de ondertoezichtstelling is passend, omdat de hulpverlening al is gestart en de ouders aan deze hulp meewerken. Deze termijn lijkt op dit moment voldoende om de stappen die nu al worden gezet te bekrachtigen, monitoren en te borgen.

4.De standpunten

4.1.
Door de ouders is verweer gevoerd tegen het verzochte. Zij nemen alle hulpverlening in het vrijwillig kader aan en vinden een ondertoezichtstelling dan ook een zwaar middel. De vader benoemt dat de wachtlijst voor het vrijwillig kader te lang was, waardoor volgens hem op het gedwongen kader is ingezet, dit is oneerlijk. Daarnaast staan er veel dingen in de stukken die niet kloppen of die erger zijn gemaakt dan ze zijn. Zo lijkt het alsof alles in de periode van november 2023 tot januari 2024 is gebeurd. In 2018 heeft er al eerder een huisverbod plaatsgevonden, maar in de tussentijd is alles goed gegaan. De moeder benoemt dat zij inziet dat wat er is gebeurd niet goed is, maar dat zij hard aan het werk zijn. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is de begeleiding vanuit Youz ook afgesloten en in september zal [minderjarige 3] traumaverwerking krijgen. Daarnaast heeft Youz aangegeven dat het goed zal zijn als zij als gezin ook een systemisch traject ingaan. De ouders staan hier positief tegenover. De kinderen hebben veel vragen die alleen de ouders kunnen beantwoorden. De vader benoemt dat hij ook hard aan het werk is en hij heeft veel aan zijn coach van BOBA en de begeleiding vanuit Brijder.
4.2.
Door de gecertificeerde instelling is het volgende ter zitting naar voren gebracht.
De gecertificeerde instelling is het niet eens met het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling is vanuit het preventieve kader betrokken geweest en ziet dat de ouders goed meewerken en voor alle hulpverlening open staan. Daarnaast ziet de gecertificeerde instelling, vanuit eigen observatie en vanuit school, geen ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. Zij zijn sociaal, functioneren goed op school en er wordt gezien dat de kinderen alle ruimte hebben om hun zorgen te delen en te vertellen. De preventief jeugdbeschermer heeft een betrokken vader gezien en met het maken van goede afspraken is de vader dan ook weer naar huis teruggekeerd. Dit gaat goed. Volgens de jeugdbeschermer wordt dan ook niet voldaan aan de voorwaarden van een ondertoezichtstelling. De preventief jeugdbeschermer heeft aan haar werkgever en de jeugdbeschermingstafel verzocht of zij buiten het gedwongen kader om alsnog langer – tot oktober van dit jaar – betrokken kan blijven. Dit was ook de periode dat de Raad de tijd had om een onderzoek te doen. Op deze manier blijft er iemand als stok achter de deur voor de ouders betrokken. Zowel vanuit de gecertificeerde instelling als de jeugdbeschermingstafel heeft de preventief jeugdbeschermer hiervoor akkoord gekregen. Mogelijk zorgt de financiering nog voor problemen vanuit de gemeente, maar de preventief jeugdbeschermer heeft voldoende vertrouwen dat dit goed komt, omdat een ondertoezichtstelling nog meer geld kost. De preventief jeugdbeschermer heeft in ieder geval alle vertrouwen dat zij bij dit gezin ook binnen kan blijven komen. Desgevraagd heeft de preventief jeugdbeschermer ook benoemd dat zij de Raad zal inlichten als haar betrokkenheid door omstandigheden toch niet door kan gaan. Mocht de kinderrechter alsnog gronden zien voor een ondertoezichtstelling dan verzoekt de gecertificeerde instelling het verzoek tot ondertoezichtstelling aan te houden, zodat de ouders kunnen laten zien dat ze in vrijwillig kader voortgang boeken.

5.De beoordeling

De kinderrechter overweegt het volgende. Het is voor de kinderrechter duidelijk dat de afgelopen periode een heftige en ingrijpende periode is geweest voor de kinderen. Zoals uit de stukken blijkt en ook ter zitting naar voren is gekomen, bestonden er grote zorgen over de onveilige thuissituatie waar de kinderen in opgroeide, door de vele conflicten tussen de ouders waarvan de kinderen getuige zijn geweest en waarin de individuele problematiek van de vader een grote rol speelde. Anders dan de gecertificeerde instelling is de kinderrechter van oordeel dat er wel degelijk sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De onrustige, onvoorspelbare en bij tijden ook onveilige opvoedomgeving heeft naar het oordeel van de kinderrechter een grote impact op de ontwikkeling van de kinderen en de kinderrechter ziet net als de Raad dat er sprake is van een langdurig en hardnekkig patroon. Dat de kinderen op dit moment op school goed functioneren en zich veerkrachtig lijken te tonen, doet daaraan niet af. Immers ook de ouders zelf hebben te kennen gegeven dat de kinderen wel veel hebben meegekregen van de situatie. Zo hebben de kinderen ook angst en verdriet laten zien, waarvoor zij ook hulp hebben ontvangen van Youz, gaat [minderjarige 3] binnenkort nog starten met traumabehandeling en staat het op de planning dat het gezin bij Youz ook een systemisch traject gaat volgen. Hoewel het voor de kinderrechter dus vaststaat dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd is het voor een ondertoezichtstelling ook noodzakelijk dat de ouders de hulp die nodig is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen onvoldoende accepteren of onvoldoende in staat zijn om met hulp vanuit het vrijwillig kader deze ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. Zoals uit de stukken naar voren komt en ook ter zitting duidelijk is geworden werken de ouders allebei ontzettend hard om de zorgen te verminderen. Daarbij lijken zij ook zelf goed te weten waar de valkuilen liggen. Naar het oordeel van de kinderrechter werken de ouders dan ook voldoende mee aan de hulpverlening en zijn zij ook zelf gemotiveerd om alle hulpverlening aan te pakken die nodig wordt geacht om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft er dan ook voldoende vertrouwen in dat de ouders met hulp van het vrijwillig kader de opvoedomgeving die op dit moment is ontstaan en ook door de Raad als voldoende veilig wordt gezien, kunnen en zullen behouden. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de huidige preventief jeugdbeschermer vanuit het vrijwillig kader nog langer betrokken blijft, zodat de ouders ook de komende maanden nog een (bekend) persoon hebben waar zij steun aan hebben en op kunnen terugvallen. Gezien het voorgaande wordt volgens de kinderrechter dan ook niet voldaan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling, zoals opgenomen in artikel 1:255 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek en zal zij het verzoek afwijzen. Wel blijft het de komende periode van essentieel belang - de kinderrechter doet daarom ook een uitdrukkelijk beroep op de ouders - dat de huidige ingezette hulpverlening wordt voortgezet en dat de ouders ook in de toekomst, als het mogelijk weer minder goed gaat, in het belang van de kinderen alle hulp zullen blijven zoeken en aangrijpen. De ouders zullen alles op alles moeten zetten, zodat voorkomen wordt dat de kinderen opnieuw in een dergelijke onveilige thuissituatie terechtkomen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 11 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.