ECLI:NL:RBDHA:2024:11527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel en toegangsweigering van een Cubaanse nationaliteit houder

In deze zaak heeft eiser, een Cubaanse nationaliteit houder, op 7 juni 2024 beroep ingesteld tegen de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel door de minister van Asiel en Migratie. Deze maatregel was opgelegd op 5 juni 2024 op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, maar deze was opgeheven op 4 juni 2024. Eiser werd op 5 juni 2024 de toegang tot Nederland geweigerd, waarna de vrijheidsontnemende maatregel volgde. De rechtbank heeft op 3 juli 2024 uitspraak gedaan en het beroep van eiser tegen de maatregel en de toegangsweigering ongegrond verklaard. De kennisgeving van de maatregel was ontvangen door de rechtbank op 3 juli 2024, vóór de uitspraak op het beroep van eiser. De rechtbank oordeelde dat er geen verplichting bestond voor verweerder om de rechtbank in kennis te stellen van de oplegging van de maatregel, aangezien er al een beroep aanhangig was. Hierdoor was het beroep dat eiser had ingesteld tegen de kennisgeving niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier S.R.N. Parlevliet, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26965

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 juni 2024 aan eiser de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft op 3 juli 2024 een kennisgeving ingediend. Deze kennisgeving heeft de rechtbank aangemerkt als een beroep tegen de voortduring van de maatregel.
Partijen hebben op 9 juli 2024 ingestemd met schriftelijke afdoening.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Cubaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1968.
1.1
Aan eiser is eerder op 28 februari 2024 een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Deze maatregel is opgeheven op 4 juni 2024, omdat eiser op die datum, vergezeld van escorts van de Koninklijke Marechaussee, naar Cuba is gevlogen. Bij aankomst in Cuba is eiser de toegang geweigerd door de Cubaanse autoriteiten. Daarop is eiser, met escorts, teruggevlogen naar Nederland, via Madrid, Spanje. Bij aankomst in Nederland op 5 juni 2024 is aan eiser de toegang geweigerd op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6, van de Schengengrenscode [1] en hem is de hiervoor genoemde maatregel opgelegd.
Eiser heeft op 7 juni 2024 beroep ingesteld tegen de oplegging van de maatregel. Bij uitspraak van deze rechtbank van 3 juli 2024 [2] is het beroep tegen de maatregel en het beroep
tegen de toegangsweigering ongegrond verklaard. Deze uitspraak is, blijkens het geautomatiseerde systeem van de rechtbank, digitaal verzonden om 13.40 uur.
2. De rechtbank stelt vast dat de kennisgeving blijkens het digitale systeem van de rechtbank, is ontvangen op 3 juli 2024, om 10.24 uur. Dat is dus vóórdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het door eiser ingestelde beroep. Omdat ten tijde van de kennisgeving al een door eiser ingesteld beroep aanhangig was, bestond voor verweerder geen verplichting als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van de Vw om de rechtbank in kennis te stellen van de oplegging van de maatregel. Deze verplichting bestond ook niet op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 [3] , omdat op het moment van het indienen van de kennisgeving het beroep van eiser tegen het opleggen en voortduren van de maatregel nog aanhangig was. Er bestond dan ook geen verplichting om die voortduring ter toetsing voor te leggen, omdat dit nog onderwerp was van beroep. Deze verplichting bestaat ook niet op grond van artikel 96 van de Vw.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder onverplicht en onnodig een kennisgeving ingediend. Het hiermee ingestelde beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. De rechtbank ziet geen aanleiding om het met de kennisgeving ingestelde beroep op te vatten als een vervolgberoep als bedoeld in artikel 96 van de Vw, alleen al omdat op het moment van instellen ervan nog een eerste beroep aanhangig was, waarop nog geen uitspraak was gedaan.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016.
2.Zaaknummer NL24.23760.
3.In gevoegde zaken C-704/20, C. En B. en C-39/21, X; ECLI:EU:C:2022:858.