ECLI:NL:RBDHA:2024:11526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
NL23.19304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Venezolaanse eiseres wegens ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen en achtervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juni 2024, wordt het beroep van een Venezolaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag terecht heeft afgewezen. De eiseres, geboren in Maracaibo, Venezuela, heeft haar asielaanvraag ingediend op 23 april 2022, waarbij zij stelt te zijn gevlucht vanwege bedreigingen en een onveilige situatie in haar thuisland. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de eiseres over telefonische bedreigingen en achtervolging ongeloofwaardig zijn. De rechtbank stelt vast dat de eiseres niet heeft aangetoond dat zij politiek actief was of dat zij behoort tot een groep die risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Venezuela. De rechtbank wijst erop dat de algehele veiligheids- en economische situatie in Venezuela niet voldoende is om een asielmotief te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19304

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 8 juni 2023 (het bestreden besluit) de aanvraag afgewezen als ongegrond. [1]
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigden van eiseres en verweerder en mevrouw [tolk] als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiseres is geboren op [datum] 1996 in Maracaibo in de regio Zulia en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Op 23 april 2022 heeft zij haar asielaanvraag in Nederland ingediend.
2.1.
Eiseres legt aan haar asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag. Zij is uit Venezuela gevlucht vanwege de veiligheid en de economische situatie. Eiseres stelt dat ze is gedwongen om een carnet de la patria aan te vragen zodat zij kon studeren terwijl dit tegen haar politieke voorkeur is. Ook is zij onder druk gezet nadat zij weigerde te stemmen. Ook stelt zij problemen te hebben ervaren op haar werk en telefonische bedreigingen te hebben ontvangen over openstaande boetes van haar bazen. Toen haar bazen de winkel sloten bleven de bedreigingen doorgaan via de telefoon van de vader van eiseres. In de telefoontjes werd gezegd dat ze haar de prostitutie in zouden dwingen en in stukken zouden hakken. Ze is ook achtervolgd. Eiseres is toen een half jaar niet naar buiten geweest en besloot te vluchten. Bij terugkeer vreest eiseres dat zij wordt gedood of de prostitutie in wordt gedwongen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Nationaliteit, identiteit en herkomst;
2. Telefonische bedreigingen en achtervolging.
3.1.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig. Het tweede element acht verweerder niet geloofwaardig, omdat eiseres haar verklaringen over de bedreiging en achtervolging niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarom heeft verweerder in het bestreden besluit niet getoetst of in het relevante element 2 een grond is gelegen voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
Voor wat betreft het geloofwaardig bevonden relevante element 1 overweegt verweerder, kort gezegd, dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet te herleiden zijn tot één van de gronden die recht geven op een verblijfsvergunning asiel.
Naar aanleiding van het standpunt van eiseres in de zienswijze dat verweerder in het voornemen niet alle relevante van haar asielrelaas op de juiste wijze heeft onderscheiden door in het voornemen geen rekening te houden met de politieke stellingname van eiseres en haar beroep op de slechte algehele veiligheidssituatie in Venezuela, heeft verweerder in het bestreden besluit, kort en zakelijk weergegeven, nog het volgende overwogen.
Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in Venezuela significant politiek actief was. Dit terwijl uit de uitspraak van 22 maart 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] (hierna: de Afdeling) volgt dat eiseres haar gestelde vrees voor vervolging vanwege politieke motieven aannemelijk moet maken indien zij daar een beroep op wil doen. De algehele veiligheidssituatie in Venezuela is in het voornemen terecht niet inhoudelijk beoordeeld, zo stelt verweerder, omdat dit geen asielmotief is. Daarbij komt dat uit de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling blijkt dat er in Venezuela, en ook in de regio Maracaibo, geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn [3] .
Verweerder wijst de asielaanvraag af als ongegrond omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een Verdragsvluchteling is of bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had er een nieuw voornemen als bedoeld in artikel 3.119 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) moeten worden uitgebracht?
5. Eiseres voert aan dat in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van eiseres in de zienswijze dat indien niet direct tot inwilliging van de aanvraag wordt besloten er een nieuw zorgvuldig en volledig voornemen als bedoeld in artikel 3.119 Vb dient te worden uitgebracht. Dat is een motiveringsgebrek.
5.1.
Eiseres voert terecht aan dat verweerder in het bestreden besluit niet op voormeld punt uit de zienswijze heeft gereageerd en dat dit een motiveringsgebrek is. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren nu niet gebleken is dat eiseres daardoor is benadeeld. De rechtbank passeert dit gebrek omdat er naar zijn oordeel in dit geval geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 3.119 Vb. Dat artikel noopt er alleen toe dat indien na het uitbrengen van het voornemen tot afwijzen van een asielaanvraag nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden of al bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling anders gewogen of beoordeeld moeten worden, de vreemdeling alvorens afwijzend op de aanvraag wordt beslist eerst nog door verweerder in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen. Niet onderbouwd of gebleken is dat zich na het voornemen van 13 april 2023 een situatie als bedoeld in artikel 3.119 Vb heeft voorgedaan.
Heeft verweerder de telefonische bedreigingen en achtervolging niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
6. Eiseres voert aan dat zij aan haar asielaanvraag een consistent en meer dan voldoende gedetailleerd asielrelaas ten grondslag heeft gelegd. Dat verweerder op onderdelen van oordeel is dat zij over meer informatie had moeten beschikken, rechtvaardigt nog niet dat kan worden gesproken van een ongerijmd asielrelaas. Tegenstrijdigheden en niet consistente verklaringen zijn in het geheel niet aan de orde. Verweerder heeft dan ook niet voldoende gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is. Verder miskent verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres dat in de eerste instantie haar werkgevers werden bedreigd, en dat ze hier niet volledig over werd geïnformeerd omdat zij vonden dat dit haar niets aan ging. Mede door eiseres zo min mogelijk te vertellen is het de werkgevers gelukt om te vluchten. De werkgevers hadden dus ook individueel belang bij het zo min mogelijk vertellen over de bedreigingen aan eiseres.
In beroep heeft eiseres een afschrift van de aangifte van de bedreigingen en achtervolging overgelegd. Hierin heeft zij verklaard dat de bedreigingen afkomstig zijn van de criminele bende Catire Masacre, met als leider Yeico Masacre. Eiseres heeft ook nieuwsartikelen overgelegd die de criminele praktijken van deze bende en hun leider omschrijven.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres over de telefonische bedreigingen en achtervolging ongeloofwaardig zijn. Dat oordeel motiveert de rechtbank als volgt.
6.2 Weliswaar berust die motivering niet op de tegenwerping dat eiseres tegenstrijdige of inconsistente verklaringen heeft afgelegd, maar dat betekent niet dat verweerder het relaas geloofwaardig heeft moeten vinden. Zo heeft verweerder eiseres kunnen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat zij vanaf maart 2021 tot en met haar vertrek uit Venezuela telefonische bedreigingen ontving en daarover met haar bazen van de winkel zou hebben gesproken, maar niet weet van welke personen of welke organisatie ze deze bedreigingen ontving. Het verweer van eiseres dat verweerder met deze tegenwerping miskent dat in eerste instantie de werkgevers van eiseres werden bedreigd en door haar werkgevers niet volledig over de problemen met de bedreigingen werd geïnformeerd omdat ze vonden dat het haar niks aanging is onvoldoende voor een ander oordeel. Immers, zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft opgemerkt, ontving eiseres de bedreigingen persoonlijk en vormen de bedreigingen een belangrijk onderdeel van haar asielrelaas. Daardoor mocht redelijkerwijs van eiseres worden verwacht dat zij in ieder geval iets over de personen of de organisatie achter de bedreigingen zou kunnen vertellen. Ook heeft verweerder het ongerijmd kunnen vinden dat ze van haar bedreigers aan haar werkgevers moest doorgeven dat ze geld aan hen moesten betalen en dat zij over de afpersing ook met haar werkgevers heeft gesproken, maar dat zij niet wist om hoeveel geld dit ging. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat ze van de bedreigingen ook aangifte heeft gedaan en dat eiseres daarbij zelf aangaf dat zij het geld niet heeft waarom ze vragen. Dat impliceert dat eiseres wel heeft gesproken over het geld dat werd geëist. Het verweer van eiseres in beroep dat zij vasthoudt aan haar verklaring dat haar werkgevers haar, klaarblijkelijk om veiligheidsredenen, niets over het geldbedrag in het kader van de afpersing wilde vertellen is onvoldoende voor een ander oordeel.
6.3
Al op grond van het bovenstaande heeft verweerder het ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiseres telefonisch is bedreigd door personen die de eigenaren van de winkel waarin zij werkte wilde afpersen. Daaruit vloeit voort dat verweerder ook de verklaringen van eiseres over de achtervolging door personen die haar zouden hebben bedreigd niet geloofwaardig heeft hoeven vinden. Daarbij komt nog het volgende.
6.4
Zoals eerder in deze uitspraak vermeld heeft eiseres in beroep een afschrift van haar aangifte van de bedreigingen en achtervolging overgelegd. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat de aangifte tegenstrijdigheden bevat ten opzichte van de door eiseres afgelegde verklaringen tijdens het nader gehoor. Zo wist eiseres tijdens het nader gehoor niet te benoemen wie de bedreigers waren of tot welke organisatie zij behoren en heeft zij ook niet aangegeven dat zij dat ooit wel heeft geweten. In de aangifte staan echter wel de naam van de organisatie en hun leider genoemd. Ook zitten er aanzienlijke verschillen tussen de verklaringen die eiseres tijdens het nader gehoor over de achtervolging met een auto heeft afgelegd en wat er in de aangifte staat over de confrontatie met de personen die hier op die dag zouden hebben achtervolgd. Terwijl zij in het nader gehoor over de achtervolging heeft verklaard dat zij telkens een auto zag staan wanneer zij winkels uitliep en de achtervolgers niet heeft, staat er in de aangifte niets over een achtervolging met een auto maar alleen dat eiseres in het winkelcentrum waar ze toen was plotseling stuitte op de twee mannen die haar en haar werkgever afpersten en hadden gedreigd te vermoorden. Verder heeft verweerder over het moment waarop de aangifte volgens het overgelegde afschrift zou zijn voldaan (één dag na het incident) terecht opgemerkt dat dit verschilt van de verklaring die eiseres tijden het nader gehoor daarover heeft afgelegd (een aantal weken na het incident met de auto).
Het bovenstaande leidt de rechtbank niet alleen tot de conclusie dat het afschrift van de aangifte niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eisers, maar daaraan juist verder afbreuk doet. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder ten onrechte de algemene situatie in Maracaibo, Zulia en de politieke overtuiging van eiseres niet aangemerkt als relevant element?
7. Eiseres heeft in de zienswijze de situatie in Maracaibo, Zulia betrokken bij haar asielrelaas. Het geweldsniveau ligt in deze regio aanzienlijk hoger en de centrale autoriteiten verliezen steeds meer de grip op dit departement. Ook stelt eiseres dat zij tegenstander is van het huidige regime in Venezuela. Hiermee wordt het verkrijgen van overheidsbescherming nog moeilijker en vreest zij dat zij vanwege haar problemen niet meer naar behoren kan participeren in de maatschappij. Deze elementen zijn ten onrechte niet onderscheiden als aparte relevante elementen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de algemene veiligheidssituatie in Maracaibo en de politieke overtuiging van eiseres niet als relevant element heeft aangemerkt. Verweerder heeft specifiek naar de deelstaat gekeken waar eiseres vandaan komt en naar de situatie van eiseres. Het is voldoende dat verweerder deze onderwerpen meeneemt in het bestreden besluit, zonder deze aan te merken als aparte relevante elementen. Verder blijkt uit de verklaringen van eiseres niet dat zij politiek significant actief was en dat zij in verband daarmee mogelijk behoort tot een groep van personen die enkel vanwege hun politieke overtuiging of activiteiten een risico lopen om bij terugkeer naar Venezuela te worden vervolgd of op ernstige schade. Ook dit element heeft verweerder terecht niet als relevant element aangemerkt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres een gegronde reden om aan te nemen dat zij bij terugkeer naar Venezuela zal worden vervolgd dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade gelet op de algehele veiligheids- en economische situatie in dat land?
8. Eiseres voert aan dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Venezuela te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Hierbij is relevant dat zij in Venezuela geen andere keuze heeft dan terug te keren naar Maracaibo. Daar dreigt vervolging aan de zijde van criminele groeperingen waarbij Venezolaanse autoriteiten niet in staat dan wel bereid zijn om effectieve overheidsbescherming te bieden. Dit klemt te meer nu verweerder de verwevenheid tussen politie en criminaliteit niet uitsluit.
Verder heeft eiseres in de zienswijze verwezen naar informatie van EASO [4] . EASO spreekt over een glijdende schaal met vier niveaus. Hieruit volgt dat specifiek dient te worden onderzocht welke situatie aan de orde is in het gebied waar eiseres vandaan komt en waar naartoe zij zal terugkeren. Eiseres stelt dat verweerder hier niet zonder enige onderbouwing aan voorbij had mogen gaan.
8.1.
De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 [5] is geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Maracaibo, in de deelstaat Zulia, als zorgelijk moet worden aangemerkt, maar dat nergens in Venezuela sprake is van een veiligheidssituatie die zodanig ernstig is dat een persoon enkel door (fysiek) aanwezig te zijn een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [6] als gevolg van ernstig willekeurig geweld (15c-situatie). De Afdeling heeft geoordeeld dat er een humanitaire crisis in Venezuela is, maar dat niet aannemelijk is gemaakt dat in Venezuela sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden vanwege deze situatie dat dit in strijd met artikel 3 van het EVRM is. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld dat niet is gebleken dat personen die terugkeren naar Venezuela, bijvoorbeeld nadat zij in het buitenland een asielprocedure hebben doorlopen, een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In deze uitspraak van de Afdeling is ook de door eiseres genoemde informatie van EASO betrokken.
8.2.
Verder volgt uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) van 9 november 2023 [7] dat ook de persoonlijke omstandigheden van eiseres moeten worden betrokken. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak de persoonlijke omstandigheden van eiseres kenbaar zijn betrokken. Er is door verweerder bekeken of eiseres een politieke overtuiging heeft en het individuele relaas van eiseres is ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft in de besluitvorming in lijn gehandeld met de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 en de uitspraak van het HvJEU van 9 november 2023.
8.3.
Eiseres heeft gelet op het bovenstaande niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Venezuela vanwege de algehele veiligheids- en economische situatie aldaar gegronde reden heeft er te worden vervolgd of een reëel risico loopt op ernstige schade.
Conclusie en gevolgen
9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat verweerder het asielverzoek mocht afwijzen.
10. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
3.Richtlijn 2011/95/EU.
4.Country Guidance Afghanistan 2021.
6.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
7.ECLI:EU:C:2023:843.