Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Voor wat betreft het geloofwaardig bevonden relevante element 1 overweegt verweerder, kort gezegd, dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet te herleiden zijn tot één van de gronden die recht geven op een verblijfsvergunning asiel.
Naar aanleiding van het standpunt van eiseres in de zienswijze dat verweerder in het voornemen niet alle relevante van haar asielrelaas op de juiste wijze heeft onderscheiden door in het voornemen geen rekening te houden met de politieke stellingname van eiseres en haar beroep op de slechte algehele veiligheidssituatie in Venezuela, heeft verweerder in het bestreden besluit, kort en zakelijk weergegeven, nog het volgende overwogen.
Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in Venezuela significant politiek actief was. Dit terwijl uit de uitspraak van 22 maart 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] (hierna: de Afdeling) volgt dat eiseres haar gestelde vrees voor vervolging vanwege politieke motieven aannemelijk moet maken indien zij daar een beroep op wil doen. De algehele veiligheidssituatie in Venezuela is in het voornemen terecht niet inhoudelijk beoordeeld, zo stelt verweerder, omdat dit geen asielmotief is. Daarbij komt dat uit de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling blijkt dat er in Venezuela, en ook in de regio Maracaibo, geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn [3] .
In beroep heeft eiseres een afschrift van de aangifte van de bedreigingen en achtervolging overgelegd. Hierin heeft zij verklaard dat de bedreigingen afkomstig zijn van de criminele bende Catire Masacre, met als leider Yeico Masacre. Eiseres heeft ook nieuwsartikelen overgelegd die de criminele praktijken van deze bende en hun leider omschrijven.
6.2 Weliswaar berust die motivering niet op de tegenwerping dat eiseres tegenstrijdige of inconsistente verklaringen heeft afgelegd, maar dat betekent niet dat verweerder het relaas geloofwaardig heeft moeten vinden. Zo heeft verweerder eiseres kunnen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat zij vanaf maart 2021 tot en met haar vertrek uit Venezuela telefonische bedreigingen ontving en daarover met haar bazen van de winkel zou hebben gesproken, maar niet weet van welke personen of welke organisatie ze deze bedreigingen ontving. Het verweer van eiseres dat verweerder met deze tegenwerping miskent dat in eerste instantie de werkgevers van eiseres werden bedreigd en door haar werkgevers niet volledig over de problemen met de bedreigingen werd geïnformeerd omdat ze vonden dat het haar niks aanging is onvoldoende voor een ander oordeel. Immers, zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft opgemerkt, ontving eiseres de bedreigingen persoonlijk en vormen de bedreigingen een belangrijk onderdeel van haar asielrelaas. Daardoor mocht redelijkerwijs van eiseres worden verwacht dat zij in ieder geval iets over de personen of de organisatie achter de bedreigingen zou kunnen vertellen. Ook heeft verweerder het ongerijmd kunnen vinden dat ze van haar bedreigers aan haar werkgevers moest doorgeven dat ze geld aan hen moesten betalen en dat zij over de afpersing ook met haar werkgevers heeft gesproken, maar dat zij niet wist om hoeveel geld dit ging. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat ze van de bedreigingen ook aangifte heeft gedaan en dat eiseres daarbij zelf aangaf dat zij het geld niet heeft waarom ze vragen. Dat impliceert dat eiseres wel heeft gesproken over het geld dat werd geëist. Het verweer van eiseres in beroep dat zij vasthoudt aan haar verklaring dat haar werkgevers haar, klaarblijkelijk om veiligheidsredenen, niets over het geldbedrag in het kader van de afpersing wilde vertellen is onvoldoende voor een ander oordeel.
Het bovenstaande leidt de rechtbank niet alleen tot de conclusie dat het afschrift van de aangifte niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eisers, maar daaraan juist verder afbreuk doet. De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.