ECLI:NL:RBDHA:2024:11510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
NL23.39302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing verzoek wijziging verblijfsdoel wegens huiselijk geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 mei 2024 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres, die was verleend voor het verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid'. De intrekking vond plaats op basis van een melding van de ex-echtgenoot van eiseres, die werkzaam is bij verweerder. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake was van huiselijk geweld en dat de intrekking van haar verblijfsvergunning onterecht was, omdat verweerder geen voornemen had uitgebracht en haar niet in de gelegenheid had gesteld om een zienswijze in te dienen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de intrekking per 17 augustus 2022 had plaatsgevonden en dat eiseres niet in haar belangen was geschaad door het ontbreken van een voornemen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor wat betreft de intrekkingsdatum, maar heeft de intrekking zelf en de afwijzing van de aanvraag voor wijziging van het verblijfsdoel op goede gronden gehandhaafd. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39302

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als
familie- of gezinslid bij [referent] ’ (referent) ingetrokken met ingang van 17 augustus 2022. In datzelfde besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 22 december 2022 tot het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Cherradi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 11 april 2024 heeft eiseres de rechtbank verzocht om het onderzoek te heropenen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Eiseres en verweerder hebben schriftelijk aanvullende standpunten ingenomen. Hierna heeft de rechtbank op 1 mei 2024 het onderzoek opnieuw gesloten en aan partijen medegedeeld dat binnen vier weken uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

Aanvullende beroepsgronden
1. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 15 december 2023 beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit en dat zij op 12 januari 2024 de gronden van beroep heeft ingediend. Op 8 februari 2024 zijn eiseres en verweerder uitgenodigd om op 29 februari 2024 ter zitting te verschijnen voor behandeling van het beroep. Eiseres heeft op 5 februari 2024, 20 februari 2024 en 23 februari 2024 aanvullende beroepsgronden en stukken ingediend. De rechtbank constateert dat de aanvullende gronden van 20 en 23 februari 2024 minder dan tien dagen voor de zittingsdatum zijn ingediend. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting te kennen gegeven dat hij de aanvullende gronden en stukken heeft overgelegd zodra ze in zijn bezit zijn gekomen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het op de weg van de gemachtigde had gelegen om de aanvullende gronden en stukken toe te lichten en aan te geven wat hiermee betoogd wenste te worden. Ter zitting is besproken dat de rechtbank uit praktische overwegingen alle stukken toe zou laten en zou betrekken in de behandeling van het beroep. Indien de gemachtigde van verweerder onvoldoende in staat bleek te zijn om op de stukken te reageren, dan zou zij hier aan het eind van de zitting melding van maken. Dit heeft zij nagelaten, waardoor de rechtbank alle stukken in het dossier zal meenemen in haar oordeel.
Vrijstelling griffierecht
2. Eiseres heeft om vrijstelling verzocht van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt. Eiseres wordt in deze procedure daarom vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Voorafgaande (relevante) feiten
3. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995. Op 22 februari 2022 is eiseres in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’. Deze verblijfsvergunning was geldig tot 22 februari 2027. Op 22 december 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning in ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Zij stelt dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld.
4. Verweerder heeft de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiseres met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ ingetrokken met ingang van 17 augustus 2022. Verder heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat het gestelde huiselijk geweld heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de relatie met [referent] . Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van huiselijk geweld. Verder is niet gebleken van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die aanleiding geven voortgezet verblijf toe te staan. Tot slot stelt verweerder dat de weigering om aan eiseres verblijf toe te staan, niet in strijd is met het recht op respect voor haar privéleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
Integriteitsonderzoek
6. Op 11 april 2024 heeft eiseres de rechtbank verzocht om het onderzoek te heropenen. Zij stelt vernomen te hebben dat de heer [referent] werkzaam is bij verweerder en onrechtmatige toegang heeft gekregen tot haar dossier. Om deze reden is eiseres bang dat de heer [referent] beschikt over haar persoonlijk gegevens en mogelijk het besluitvormingsproces heeft beïnvloed. Bovendien vreest eiseres voor de gevolgen wanneer zij terug zou keren naar Marokko. Naar aanleiding van deze informatie heeft eiseres een klacht ingediend bij verweerder, waarna een intern onderzoek is gestart.
7. Naar aanleiding van de klacht die eiseres heeft ingediend bij verweerder is een intern onderzoek gestart. Uit dit onderzoek is volgens verweerder gebleken dat er geen sprake is geweest van onrechtmatige inmenging in het dossier van eiseres door de heer [referent] . Verweerder heeft erkend dat de heer [referent] het dossier weliswaar heeft ingezien, maar stelt dat er geen gegevens aan derden zijn verstrekt en dat er geen sprake is geweest van onrechtmatige inmenging in de besluitvorming. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de uitkomst van het interne onderzoek door verweerder, in twijfel moet worden getrokken. Verweerder heeft de melding van eiseres serieus genomen door direct een onderzoek te starten, passende maatregelen tegen de heer [referent] te nemen en eiseres in kennis te stellen van de uitkomst. Bovendien heeft eiseres niet onderbouwd hoe het feit dat de heer [referent] haar dossier heeft ingezien, leidt tot de conclusie dat er sprake is van onrechtmatige inmenging. Niet is gebleken dat de heer [referent] gegevens heeft verstrekt aan derden of de besluitvorming ten aanzien van eiseres heeft beïnvloed. Daarnaast volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat zij door deze handelingen terecht vreest voor haar terugkeer naar Marokko als gescheiden vrouw. Het feit dat de heer [referent] in Nederland het dossier van eiseres heeft ingezien, zegt niets over zijn gedragingen in Marokko. Bovendien verblijft de heer [referent] in Nederland en niet in Marokko. Eiseres heeft niet onderbouwd wat haar ten gevolge van de handelingen van de heer [referent] in Nederland, staat te wachten in Marokko. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat, indien zij in Marokko vreest voor vervolging, het haar vrijstaat om in Nederland een asielaanvraag in te dienen.
Intrekking verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid: Uitbrengen van een voornemen
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder een voornemen had moeten uitbrengen en eiseres in de gelegenheid had moeten stellen om een zienswijze naar voren te brengen, voordat hij was overgegaan tot intrekking van de verblijfsvergunning. Omdat verweerder de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht heeft ingetrokken tot 17 augustus 2022 heeft eiseres gedurende een aantal maanden geen rechtmatig verblijf gehad, wat nadelige gevolgen voor haar heeft.
9. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat een voornemenprocedure enkel was gevolgd in het geval van een intrekking op basis van een melding anders dan van eiseres. Verweerder heeft de intrekking van de verblijfsvergunning daar naar eigen zeggen echter niet op gebaseerd. Eiseres heeft zelf op 22 december 2022 een aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel ingediend, wat heeft geleid tot intrekking van de verblijfsvergunning.
10. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet. Verweerder heeft met ingang van 17 augustus 2022 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken nadat de heer [referent] melding heeft gemaakt van de verbreking van zijn relatie met eiseres. Eiseres heeft vervolgens op 22 december 2022 een aanvraag ingediend voor het wijzigen van haar verblijfsdoel. Anders dan verweerder stelt is de intrekking wel degelijk gebaseerd op een melding anders dan van eiseres. Verweerder heeft namelijk gehandeld naar aanleiding van de melding van de heer [referent] en is vervolgens overgegaan tot intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres. Omdat dit nadelige gevolgen voor eiseres heeft gehad, had verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook een voornemen moeten uitbrengen en had eiseres de gelegenheid geboden moeten worden om een zienswijze in te dienen. Omdat verweerder dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft.
11. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren. Door geen voornemen uit te brengen is eiseres naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet in haar belangen geschaad. Eiseres heeft bezwaar kunnen indienen tegen het bestreden besluit, waardoor een volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Bovendien is er op 3 oktober 2023 een hoorzitting geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres dan ook voldoende in de gelegenheid gesteld om haar standpunten naar voren te brengen voordat verweerder het bestreden besluit heeft genomen.
Intrekking verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid: Intrekkingsdatum
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verblijfsvergunning ten onrechte is ingetrokken per 17 augustus 2022. Volgens eiseres miskent verweerder dat er tussen eiseres en de heer [referent] niet enkel sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, maar bovenal van een huwelijksrelatie. Deze huwelijksrelatie was niet feitelijk verbroken op 17 augustus 2022, maar pas op een later moment.
13. De rechtbank stelt om te beginnen vast dat niet ter discussie staat dat verweerder de verblijfsvergunning van eiseres voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’ kon intrekken en heeft ingetrokken. Waar partijen het niet over eens zijn, is de datum van intrekking. De rechtbank stelt verder vast dat de heer [referent] op 17 augustus 2022 melding heeft gedaan van de verbreking van de relatie. Dit was rond het incident in Marokko, waar de heer [referent] volgens eiseres haar reisdocumenten heeft ingenomen en zonder haar terug naar Nederland wilde reizen. Verweerder is uitgegaan van de informatie die is ontvangen van de heer [referent] , zonder navraag te doen bij eiseres. Zoals reeds overwogen had het op de weg van verweerder gelegen om een voornemen uit te brengen en eiseres om haar zienswijze te vragen. Eiseres was dan in de gelegenheid gesteld om haar visie te geven op de eventuele beëindiging van de relatie en op welk moment dit heeft plaatsgevonden. Uit de beroepsgronden alsook de verklaringen ter zitting blijkt dat eiseres een andere voorstelling van zaken heeft en ontkent dat de relatie op 17 augustus 2022 is verbroken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het huwelijk tussen eiseres en de heer [referent] is beëindigd per 17 augustus 2022. Verweerder moet de intrekkingsdatum motiveren en heeft dit ten onrechte nagelaten.
Weigering verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’: Huiselijk geweld
14. Een verblijfsvergunning op niet tijdelijke humanitaire gronden kan volgens paragraaf B9/11 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) worden verleend als er sprake is van aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie. Verweerder neemt dan namelijk aan dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan de vreemdeling blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen. De vreemdeling moet daarvoor aannemelijk maken dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie. Anders dan verweerder stelt is dit een lichtere toets dan die van wettig en overtuigend bewijs, maar is enkel dreiging van huiselijk geweld onvoldoende om dit aannemelijk te maken.
15. Volgens paragraaf B9/20.2 van de Vc 2000 accepteert verweerder als bewijsmiddel van huiselijk geweld recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, of een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld. En dat in combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
16. Eiseres heeft bij de politie aangifte gedaan van huiselijk geweld, maar deze aangifte is geseponeerd omdat de heer [referent] volgens het openbaar ministerie ten onrechte als verdachte was aangemerkt. Als geen sprake was van een sepot, dan hadden, naast de aangifte, andere documenten als ondersteuning van de verklaringen van eiseres kunnen dienen. Omdat er echter sprake is van een sepot en de rechtbank onvoldoende argumenten van eiseres heeft gekregen om aan te nemen dat dit sepot ten onrechte zou zijn, moet de rechtbank van dat sepot uitgaan. De enkele stelling van eiseres dat het gerechtshof op basis van een door haar gedaan verzoek dat sepot zal terugdraaien is daarvoor onvoldoende. Dat betekent dat er in feite geen sprake is van een gezaghebbende aangifte. Dit betekent voorts dat eiseres niet conform het beleid van verweerder stukken heeft overgelegd waaruit voldoende blijkt dat huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat verweerder de aanvraag voor het wijzigen van het verblijfsdoel op goede gronden heeft afgewezen. Weliswaar heeft eiseres een behoorlijk aantal stukken aangeleverd, maar de waarde daarvan komt goeddeels te vervallen omdat de beschuldiging van eiseres aan haar ex-man van huiselijk geweld die die stukken moeten ondersteunen niet worden gedragen door een aangifte bij de politie waarvan niet door het openbaar ministerie is gezegd dat de verklaringen die daarin door eiseres worden gedaan terzijde worden geschoven.
Terugkeer naar Marokko: Artikel 3 en artikel 8 EVRM
17. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een gegronde vrees op schending van artikel 3 van het EVRM heeft bij terugkeer naar Marokko. Eiseres heeft niet onderbouwd wat haar vrees inhoudt, los van de verklaring dat zij bang is voor een leven als gescheiden vrouw in Marokko. Uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij voornamelijk vreest voor de gedragingen van de heer [referent] en zijn familie in Nederland. Eiseres heeft niet onderbouwd hoe de heer [referent] , wie in Nederland verblijft, nog kan bijdragen aan deze vrees wanneer eiseres terugkeert naar Marokko. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtsbank mogen aannemen dat eiseres kan herintegreren in Marokko. Hiertoe heeft verweerder terecht aangevoerd dat eiseres in Marokko is opgegroeid en zij relatief kort in Nederland verblijft. Ze is bekend met de Marokkaanse cultuur, waardoor aangenomen mag worden dat zij zich staande kan houden in Marokko. Verder heeft eiseres familieleden in Marokko. Eiseres heeft weliswaar aangegeven dat haar familie niets van haar zal willen weten omdat zij gescheiden is, maar dit heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk gemaakt.
18. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning niet leidt tot schending van artikel 8 EVRM. Er is geen sprake meer van familieleven, nu eiseres erkent dat de relatie met de heer [referent] verbroken is. Verder heeft verweerder de belangenafweging in het kader van het privéleven in het nadeel van eiseres mogen laten uitvallen. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat de band met Nederland niet sterker is dan die met Marokko. Eiseres is op 26 jarige leeftijd naar Nederland gekomen en verblijft hier relatief kort. Bovendien heeft eiseres de Marokkaanse nationaliteit, spreekt zij de Marokkaanse taal, is zij bekend met de Marokkaanse cultuur en heeft zij familieleden in Marokko. Dat eiseres bezig is om de Nederlandse taal te leren en in Nederland werkt, maakt niet dat daarmee haar band met Nederland sterker is dan haar band met Marokko. Verweerder heeft het belang van de Nederlandse overheid dan ook zwaarder mogen wegen dan het belang van eiseres.
Conclusie
19. Het beroep is gegrond omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’ kon worden ingetrokken per 17 augustus 2022. De rechtbank zal het bestreden besluit op dat punt dan ook vernietigen en verweerder opdragen om daarover opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres. Het bestreden besluit blijft voor het overige echter in stand. Dit betekent dat eiseres weliswaar gelijk krijgt als het gaat om de datum waarop verweerder (met terugwerkende kracht) haar verblijfsvergunning heeft ingetrokken, maar dat verweerder wel terecht die verblijfsvergunning heeft ingetrokken. Verder blijft ook staan dat verweerder aan eiseres de verblijfsvergunning op ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ heeft mogen weigeren en dat eiseres terug moet keren naar Marokko.
20. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit op het punt van de intrekkingsdatum van de verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ en laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
 draagt verweerder op om, binnen acht weken na deze uitspraak, een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen als het gaat om voornoemde intrekkingsdatum;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.B.J. Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:23 mei 2024.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.